-
1 betrekken
1 [erbij halen] mêler (à)2 [zich vestigen in] s'installer dans3 [kopen bij] acheter♦voorbeelden:ik wil jou er niet bij betrekken • je ne veux pas te mêler à ça3 iets betrekken bij de groothandel • acheter qc. en gros1 [somber worden] s'assombrir2 [m.b.t. de lucht] se couvrir -
2 betrekken
ww2) acheter, faire venir (de chez qn)3) mêler (à), impliquer (qn dans)4) s'assombrir5) se couvrir -
3 betrekken
empêtrer, entortiller -
4 de stellingen betrekken
de stellingen betrekken -
5 de wacht betrekken
de wacht betrekken -
6 het betrekken van een nieuwe woning vieren
het betrekken van een nieuwe woning vierenDeens-Russisch woordenboek > het betrekken van een nieuwe woning vieren
-
7 iemand indirect bij iets betrekken
iemand indirect bij iets betrekkenimpliquer qn. indirectement dans une affaireDeens-Russisch woordenboek > iemand indirect bij iets betrekken
-
8 iets betrekken bij de groothandel
iets betrekken bij de groothandelacheter qc. en grosDeens-Russisch woordenboek > iets betrekken bij de groothandel
-
9 ik wil jou er niet bij betrekken
ik wil jou er niet bij betrekkenDeens-Russisch woordenboek > ik wil jou er niet bij betrekken
-
10 indirect
♦voorbeelden:iemand indirect bij iets betrekken • impliquer qn. indirectement dans une affaire -
11 mengen
3 [betrekken bij] mêler (à)♦voorbeelden:het mengen • le mélangeII 〈wederkerend werkwoord; zich mengen〉1 [+ in][zich inlaten met] se mêler (de)♦voorbeelden:zich mengen in een twist • s'entremettre dans une querelle -
12 stelling
♦voorbeelden:de stellingen betrekken • occuper les positions -
13 vieren
1 [feestelijk gedenken] fêter2 [eer bewijzen aan] célébrer3 [laten schieten] filer♦voorbeelden:1 het honderdjarig bestaan van iets vieren • fêter le centenaire de qc.het betrekken van een nieuwe woning vieren • pendre la crémaillèrede sabbat vieren • observer le sabbatveel triomfen vieren • remporter de nombreux triomphesiemands verjaardag vieren • fêter l'anniversaire de qn.een zeil vieren • larguer une voile -
14 wacht
♦voorbeelden:de wacht betrekken • monter la garde(de) wacht houden • être de gardeop wacht staan • être de quart¶ iets in de wacht slepen • décrocher qc.
См. также в других словарях:
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon