-
1 try
n. probeersel, proef, onderzoek--------v. proberen, onderzoeken; berechten; trachten, pogentry1[ traj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: tries〉1 poging♦voorbeelden:1 give it a try • het eens proberen, een poging wagen————————try2〈 tried〉♦voorbeelden:1 try someone's courage/patience • iemands moed/geduld op de proef stellentry soap and water • het met water en zeep proberentry to be on time • proberen op tijd te komentried and found wanting • gewogen en te licht bevondentry something on someone • iets op iemand uitproberenjust try and stop me! • probeer me maar eens tegen te houden!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be tried on a charge of • terechtstaan wegens -
2 court-martial
[ ko:tma:sjl] 〈meervoud: ook courts-martial〉2 〈 zelfstandig naamwoord〉zitting van een krijgsraad/militair gerechtshof3 〈 werkwoord〉voor een krijgsraad berechten/brengen -
3 judge
n. rechter; jurylid; kenner--------v. beoordelen; oordelen, vaststellen; waarderen; als rechter optredenjudge1[ dzjudzj] 〈zelfstandig naamwoord; vaak Judge〉1 rechter♦voorbeelden:he is no judge (of that) • hij is geen expert (ter zake)→ sober sober/————————judge2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 beoordelen ⇒ achten, schatten♦voorbeelden: -
4 sentence
n. zin (opstel); vonnis--------v. berechten; beoordelen; veroordelen, uiteenzetten; straffen, bestraffensentence1[ sentəns]1 (vol)zin♦voorbeelden:♦voorbeelden:under sentence of death • ter dood veroordeeld————————sentence2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:sentence to death • ter dood veroordelen -
5 try someone for murder/for his life
try someone for murder/for his lifeEnglish-Dutch dictionary > try someone for murder/for his life
-
6 appropriate cause
toegewezen zaak (in rechtspraak-verbod op opnieuw berechten van zaak op zelfde overtreding) -
7 forjudge
v. vooraf berechten, van tevoren vaststellen -
8 non justiciable
niet berechtbaar, niet te berechten -
9 predoom
v. van tevoren verdoemd zijn; van tevoren berechten -
10 triable
adj. te berechten; te behandelen
См. также в других словарях:
Berechten — Mancher will viel berechten, so muss er s verrechten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Berechtigen — Berêchtigen, verb. reg. act. Recht, d.i. Gewalt, Vollmacht ertheilen. Du bist dazu nicht berechtiget, hast kein Recht dazu. Glaube nicht, daß dich deine Jahre zu Thorheiten berechtigen. Daher die Berechtigung. Anm. Die Wortfügung mit der zweyten… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Rechten — Rêchten, verb. reg. neutr. welches das Hülfswort haben erfordert. 1) Mit Worten streiten, hadern; eine außer der edlern Schreibart im Hochdeutschen ungewöhnliche Bedeutung, welche noch mehrmals in der Deutschen Bibel vorkommt. Herr, wenn ich… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart