-
1 belief
-
2 beyond belief
beyond beliefongelofelijk, niet te geloven -
3 hold firm to one's belief
-
4 jolt someone out of a false belief
jolt someone out of a false beliefEnglish-Dutch dictionary > jolt someone out of a false belief
-
5 much latitude in religious belief
much latitude in religious beliefEnglish-Dutch dictionary > much latitude in religious belief
-
6 strong belief/conviction
strong belief/conviction -
7 to the best of my belief
-
8 to the best of my knowledge (and belief)
English-Dutch dictionary > to the best of my knowledge (and belief)
-
9 to the best of one's knowledge (and belief)
English-Dutch dictionary > to the best of one's knowledge (and belief)
-
10 fanatic belief
fanatisch geloof -
11 mistaken belief
verkeerde (geloofs)overtuiging -
12 stress-producing belief
stress opwekkend geloof -
13 logics of belief
logica van de veronderstellingen -
14 best
adj. beste--------adv. op zijn best--------n. best; feestkleding, uitgaanskleding--------v. winnen, de overhand hebben, overtreffenbest1[ best] 〈zelfstandig naamwoord; meestal the〉1 (de/het) beste2 beste kleren ⇒ beste/zondagse pak, paasbest♦voorbeelden:with the best of intentions • met de beste bedoelingento the best of my knowledge (and belief) • voor zover ik weet(have) the best of both worlds • het beste/gunstigste van twee dingen (combineren)bring out the best in someone • het beste in iemand doen uitkomendo/try one's (very) best • z'n (uiterste) best doenlook one's best • er uitstekend uitzienmake the best of • het beste maken vanbest of all • het beste/leukste (van alles/allemaal)the best of it • het beste/mooiste van alI am not at my best on Monday mornings • ik ben 's maandagsmorgens niet op mijn best(even) at the best of times • (zelfs) onder de gunstigste omstandighedenhe can still play golf with the best • bij het golfen staat hij z'n mannetje nogall the best! • het beste!2 he wore his (Sunday) best • hij had zijn beste/zondagse kleren aan¶ get/have the best of someone • iemand te slim/vlug af zijn, het winnen van iemandget/have the best of it • de overhand krijgen/hebbengive of one's best • zijn uiterste best doensix of the best • stokslagen, met de latit is (all) for the best • het komt allemaal wel goed→ bad bad/————————best2〈bijvoeglijk naamwoord; overtreffende trap van good〉1 best♦voorbeelden:1 best bib and tucker • beste pak, mooiste klerenplay one's best card • zijn hoogste/beste troeven uitspelenput one's best foot forward • zijn beste beentje voorzettenput one's best leg foremost • zich haastenthe best part (of) • het merendeel/grootste deel (van)————————best3〈bijwoord; overtreffende trap van well〉2 meest♦voorbeelden:you'd best go home • je zou 't beste naar huis kunnen gaanbest before • ten minste houdbaar totas best one can/may • zo goed en zo kwaad als men kanlike/love best • het meest houden van -
15 firm
adj. stevig; stabiel; sterk, vast; hard; onbuigzaam; permanent; krachtig, vastbesloten--------adv. stevig, volhardend--------n. firma, zaak--------v. Steviger worden; vaster worden; stabiliseren (van prijzen)firm1[ fə:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 firma————————firm2〈bijvoeglijk naamwoord; firmness〉1 vast ⇒ stevig, hard3 zeker ⇒ vast, stabiel4 standvastig ⇒ resoluut, ferm♦voorbeelden:the dollar stayed firm • de dollar bleef stabiel4 keep a firm grip/hold of someone • iemand goed/stevig vasthouden, iemand streng aanpakkenfirm decision • definitieve beslissingtake a firm line • zich (kei)hard opstellenbelieve firmly in something • vast in iets gelovenbe firm with children • streng zijn tegen kinderen————————firm31 stevig(er)/vast(er) worden ⇒ zetten, hecht(er)/hard(er) worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstevigen ⇒ stevig(er)/vast(er) maken, stabiliseren————————firm4〈 bijwoord〉1 stevig ⇒ standvastig, volhardend♦voorbeelden:stand firm • op zijn stuk blijven -
16 jolt
n. ruk, duw, stoot; schok--------v. schokken, horten, stotenjolt1[ dzjoolt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————jolt2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jolt someone out of a false belief • iemand plots tot een beter inzicht brengen -
17 knowledge
n. kennis; wetenschap; kunde[ nollidzj]♦voorbeelden:have no knowledge of • geen weet hebben vanto my knowledge • zover ik weetwithout someone's knowledge • buiten iemands (mede)wetenit came to my knowledge • ik heb vernomen, het is mij ter ore gekomen3 man of knowledge • geleerde, gestudeerd man -
18 latitude
n. luchtstreek, zone; geografische breedte; speelruimte, vrijheid[ lætitjoe:d]♦voorbeelden: -
19 strong
adj. sterk; moedig; krachtig; stinkend--------adv. sterk, krachtig1 sterk ⇒ stoer, krachtig, fors; stevig, vast; f, gezond; zwaar 〈 van bier, sigaar〉; geconcentreerd, sterk 〈 van oplossing〉; sterk, scherp 〈 van geur, smaak〉; drastisch 〈 van maatregel〉; rans 〈 van boter〉; groot, sterk 〈 van groep〉; bekwaam; hevig, stevig 〈 van wind〉; hoog 〈 van koorts, prijs enz.〉; vurig; onregelmatig 〈 van werkwoord〉; uitgesproken; vastbesloten; kras 〈 van taal〉♦voorbeelden:1 strong argument • sterk/sluitend argumentstrong arm • macht, geweldstrong arm of the law • (sterke) arm der wetstrong belief/conviction • vaste overtuigingstrong dollar • sterke dollarstrong feelings • intense gevoelens, groot ongenoegenstrong language/stuff • krasse/krachtige taal, gevloektake a strong line • zich (kei)hard opstellenstrong measure • drastische maatregelstrong nerves • stalen zenuwenstrong stomach • sterke maag, maag die veel verdraagtstrong supporter • hevig/vurig aanhanger/supporterhold strong views • er een uitgesproken mening op nahoudenstrong voice • krachtige stem〈 slang〉 (still) going strong • nog steeds actief, nog steeds in de running/op dreeftwo hundred strong • tweehonderd man sterkbe strong for • veel ophebben met, krachtig steunenbe strong in • uitben/goed zijn in
См. также в других словарях:
Belief — is the psychological state in which an individual holds a proposition or premise to be true. [Citation last = Schwitzgebel first = Eric editor last = Zalta editor first = Edward contribution = Belief title = The Stanford Encyclopedia of… … Wikipedia
Belief — • That state of the mind by which it assents to propositions, not by reason of their intrinsic evidence, but because of authority Catholic Encyclopedia. Kevin Knight. 2006. Belief Belief … Catholic encyclopedia
belief — be·lief n: a degree of conviction of the truth of something esp. based on a consideration or examination of the evidence compare knowledge, suspicion Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996 … Law dictionary
belief — 1 Belief, faith, credence, credit are comparable when they mean the act of one who assents intellectually to something proposed or offered for acceptance as true or the state of mind of one who so assents. Belief is less restricted in its… … New Dictionary of Synonyms
Belief — Be*lief , n. [OE. bileafe, bileve; cf. AS. gele[ a]fa. See {Believe}.] 1. Assent to a proposition or affirmation, or the acceptance of a fact, opinion, or assertion as real or true, without immediate personal knowledge; reliance upon word or… … The Collaborative International Dictionary of English
belief — (n.) late 12c., bileave, replacing O.E. geleafa belief, faith, from W.Gmc. *ga laubon to hold dear, esteem, trust (Cf. O.S. gilobo, M.Du. gelove, O.H.G. giloubo, Ger. Glaube), from *galaub dear, esteemed, from intensive prefix *ga + *leubh … Etymology dictionary
belief — ► NOUN 1) a feeling that something exists or is true, especially one without proof. 2) a firmly held opinion. 3) (belief in) trust or confidence in. 4) religious faith. ● beyond belief Cf. ↑beyond belief … English terms dictionary
belief — [bə lēf′, bēlēf′] n. [ME bileve < bi , BE + leve, contr. < ileve < OE geleafa: see BELIEVE] 1. the state of believing; conviction or acceptance that certain things are true or real 2. faith, esp. religious faith 3. trust or confidence [I … English World dictionary
belief — [n1] putting regard in as true acceptance, admission, assent, assumption, assurance, avowal, axiom, certainty, conclusion, confidence, conjecture, conviction, credence, credit, deduction, divination, expectation, faith, fancy, feeling, guess,… … New thesaurus
BELIEF — The Bible In the Bible there are no articles of faith or dogmas in the Christian or Islamic sense of the terms. Although trust in God is regarded as a paramount religious virtue (Gen. 15:6; Isa. 7:9; cf. Job 2:9), there is nowhere in Scripture an … Encyclopedia of Judaism
belief — noun ADJECTIVE ▪ absolute, deep seated, deeply held, fervent, firm, passionate, profound, strong, strongly held, unshakable, unwavering … Collocations dictionary