-
41 honky
n. blanke (in mond van negers)honky, honkie[ hongkie] 〈meervoud: honkies〉 〈Amerikaans-Engels; slang; beledigend〉 -
42 injurious
adj. nadelig, schadelijk; vernederend; rakend[ indzjoeəriəs] -
43 kike
-
44 kraut
-
45 longhaired
adj. langharig; tegen de gevestigde orde, typisch bij kunstenaars (slang)longhaired -
46 mick
-
47 mollycoddle
n. moederskindje (man)--------v. vertroetelenmollycoddle1————————mollycoddle2〈 werkwoord〉 〈 pejoratief〉 -
48 mongrel
adj. bastaard(hond); mengvorm, kruising--------n. bastaard(hond); mengvorm, kruisingmongrel1[ munggrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————mongrel21 bastaard- ⇒ onzuiver, halfslachtig♦voorbeelden: -
49 moron
n. stom, idioot[ mo:ron] 〈bijvoeglijk naamwoord: moronic〉 -
50 nigger
n. neger, nikker, zwarte (scheldnaam)[ nigə]2 gediscrimineerde ⇒ kansarme, onderdrukte♦voorbeelden:work like a nigger • werken als een paard -
51 opprobrious
adj. smalend; beledigend♦voorbeelden: -
52 outrageous
adj. schokkend; schandalig; wreed; beledigend; ongelukkig; belachelijk (gekleed), lachwekkend (slang)[ autreedzjəs]3 schandelijk ⇒ schaamteloos, grof; ongehoord, afschuwelijk -
53 pen-pusher
-
54 peroxide blonde
-
55 personal
adj. persoonlijk; prive--------n. locale informatie; persoonlijke informatie (in de krant)[ pə:snəl]1 persoonlijk ⇒ individueel, particulier♦voorbeelden:personal belongings • persoonlijke bezittingenpersonal computer • p.c.personal organizer • dikke zakagenda voor yuppies, met ruimte voor rekenmachientje en creditcardspersonal tax • personele belastingpersonal touch • persoonlijk cachet2 personal remarks • persoonlijke/beledigende opmerkingenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 persoonlijk ⇒ uit eigen naam, zelf2 fysiek ⇒ lichamelijk, uiterlijk♦voorbeelden: -
56 petticoat
n. petticoat; onderjurkpetticoat1[ pettiekoot] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————petticoat2〈bijvoeglijk naamwoord; vaak beledigend〉1 vrouwelijk ⇒ door/van vrouwen♦voorbeelden: -
57 pig
n. varken, zwijn; gietijzer; politieagent (spreektaal)--------v. biggen werpenpig1[ pig]1 varken ⇒ (wild) zwijn; 〈figuurlijk; informeel〉 gulzigaard, slokop; vuilik; knorrepot; stijfkop; zeiker(d); hufter, lomperd♦voorbeelden:bleed like a (stuck) pig • bloeden als een rundbring one's pigs to the wrong market • op het verkeerde paard weddenbuy a pig in a poke • een kat in de zak kopenand pigs might fly! • ja, je kan me nog meer vertellen!make a pig of oneself • overdadig eten (en drinken)it was a real pig • het was een vreselijk lastig karwei————————pig2〈werkwoord; pigged〉♦voorbeelden:pig oneself • zich volvreten -
58 polack
-
59 poof
-
60 poor
adj. arm; zielig; armoedig; slecht--------n. de armen[ poeə]2 slecht ⇒ schraal, pover♦voorbeelden:1 〈 vaak beledigend〉 poor white • blanke behorend tot de laagste sociale klasse 〈 voornamelijk in het zuiden van de USA〉the poor • de armenin poor spirits • neerslachtigtake a poor view of • zich weinig voorstellen vanpoor weather • slecht weer4 poor fellow! • arme ziel!
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
beledigend
Страницы