-
21 одарённый
adjgener. begaafd, bekwaam, talentrijk, talentvol -
22 подходящий
adjgener. behoorlijk, bekwaam, geschikt, pertinent, aankomend, aannemelijk, gelegen, gepast, gevoeglijk, passend, toepasbaar, toepasselijk -
23 способный
adjgener. bekwaam, machtig, begaafd, capabel, geschikt, knap -
24 умелый
adjgener. volleerd, bedreven, bekwaam, ervaren, vaardig -
25 gekwalificeerd
♦voorbeelden: -
26 kennen
1 [algemeen] connaître2 [+ in][raadplegen] consulter (qn.)♦voorbeelden:zich als een bekwaam man doen kennen • se révéler (un homme) compétent〈 figuurlijk〉 laat je niet kennen! • ne te dégonfle pas!iemand beter leren kennen • (apprendre à) mieux connaître qn.zij hebben elkaar in België leren kennen • ils se sont connus en Belgiquemen zal mij nog leren kennen • on verra de quel bois je me chauffeiemand niet willen kennen • ignorer qn.ons kent ons • nous sommes, ils sont de la même raceken uzelf! • connais-toi toi-mêmedan ken je me nog niet • là, tu ne me connais pas encoreiemand van naam kennen • connaître qn. de nomte kennen geven dat … • faire savoir que …een wens te kennen geven • manifester un désir -
27 knap
knap11 [mooi; flink, vrij groot] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 beau/bel/belle♦voorbeelden:een knappe leerling • un élève doué3 een knappe jongen die … • il ne sera pas tombé de la dernière pluie celui qui …een knap stuk werk • du beau travaildat heb je knap gedaan • tu t'en es bien tiréknap zo! • très bien!————————knap21 crac! -
28 bevoegd
-
29 bewijzen
♦voorbeelden:iemands schuld bewijzen • prove someone guiltyeen stelling bewijzen • prove a propositionniet bewezen • unproved, unprovendit bewijst dat • this proves thatbewijs maar dat het niet zo is • prove the contrarydit bewijst toch afdoende dat hij bekwaam is • this is sufficient proof of his competenceiemand een slechte dienst bewijzen • do someone a bad turn/a disservice -
30 capabel
2 [in staat] capable (of, of doing something) ⇒ able (to)♦voorbeelden:hij is niet capabel om te rijden • he's in no shape to drive -
31 gekwalificeerd
♦voorbeelden:gekwalificeerd om … • qualified to … -
32 knap
-
33 professioneel
1 [van beroep] professional♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [efficiënt, bekwaam] professional♦voorbeelden:iets professioneel aanpakken • approach something in a professional way -
34 sterk
4 [omvangrijk, veelvuldig; talrijk] strong5 [bekwaam] strong6 [kras] thick, Aexaggerated7 [met betrekking tot reuk/smaak/geluiden] strong8 [met vaste waarde] strong♦voorbeelden:een sterke motor/zender • a high-powered engine/transmittersterke thee • strong teaiets sterks drinken • drink something strongsterker worden • gain strengthsterk zijn in zijn armen • have strong arms〈 spreekwoord〉 wie niet sterk is, moet slim zijn • if the lion's skin cannot, the fox's shallsterke lijm • strong glueik vind het geen sterk verhaal • I don't think much of the storyeen sterke wind • a strong wind4 het leger is 30.000 man sterk • the army is 30,000 strongeen sterke speler • a strong playersterk in aardrijkskunde • good at geographydat lijkt me sterk • I doubt itsterker nog • indeed, more than thatII 〈 bijwoord〉2 [op goede wijze] well♦voorbeelden:een sterk vergrote foto • a much enlarged photographzich sterk tot iemand aangetrokken voelen • feel a strong attraction towards someoneer sterk over denken om te gaan verhuizen • seriously consider movingsterk gekleurd • highly colouredsterk gekruid • highly seasonediets sterk overdrijven • greatly exaggerate somethingsterk ruiken • smell stronglysterk toenemen • increase sharplysterk twijfelen aan • doubt something very muchsterk uiteenlopen/verschillen • diverge/differ greatlysterk verbeterd • much improvediets sterk verbeteren • make great improvement in somethingsterk redeneren • reason wellik zal het je nog sterker vertellen • I'll tell you one to top that
- 1
- 2
См. также в других словарях:
bequem — Adj std. (9. Jh.), mhd. bequæme, ahd. biquāmi passend, schicklich Stammwort. Ähnlich ae. gecwēme annehmbar, gefällig und anord. hald kvæmr vorteilhaft, nützlich ; afr. * kēme schön, hübsch . Dehnstufiges Adjektiv der Möglichkeit (g. * kwǣmja ) zu … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Name — 1. Besser der Name als der Leib am Galgen. (S. ⇨ Acht.) – Sutor, 373. 2. Böser nam tödt den man. – Franck, II, 192b; Lohrengel, I, 100. 3. De Namen der Gecken stönnt op alle Ecken. (Bedburg.) 4. Der gute Nam kann nicht begraben werden, nur der… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Passen — 1. Es passt nicht, dass sich eine ehrliche Matrone mit einer Hure zanke. – Einfälle, 191. 2. Mit Passen un Mäten word de Tîd versläten. – Stürenburg, 173a; Kern, 1480. Von trägen und unschlüssigen Arbeitern, die über lauter Vorbereitungen nicht… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon