-
1 refroidir
refroidir [rəfrwaadier]1 afkoelen ⇒ ver-, bekoelen, koud wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af)koelen ⇒ verkoelen, kouder maken2 bekoelen ⇒ doen afnemen, verflauwen3 verflauwen ⇒ afnemen, bekoelen1. v1) (af)koelen2) bekoelen, doen afnemen3) vermoorden2. se refroidirv2) kou vatten3) bekoelen, afnemen -
2 attiédir
attiédir [aatjeedier] -
3 glacer
glacer [glaasee]1 doen bevriezen ⇒ sterk koelen, ijskoud maken♦voorbeelden:son comportement glace les gens • door zijn manier van doen schrikt hij de mensen afla pluie nous glace les mains • we krijgen ijskoude handen van de regenla peur le glaçait jusqu'aux os • hij was door de schrik volledig verlamd1 bevriezen ⇒ sterk afkoelen, ijskoud worden♦voorbeelden:v2) verlammen3) glanzend maken, glazuren -
4 glacer l'enthousiasme
glacer l'enthousiasme
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский