-
61 ни другой
part.gener. geen van beide -
62 ни тот
part.gener. geen van beide -
63 обе
adjgener. allebei, allebeide, beide -
64 обеих сторон
adjgener. aan beide zijden, aan weerskanten c, aan weerszijden c, van weerskanten c, van weerszijden c -
65 один
adjgener. alleen, allenig, enkel, een, een van beide, eentje (in je eentje - â îäèíî÷êó) -
66 одно из двух
adjgener. 't moet buigen of barsten, een van beide -
67 с двух сторон
prepos.gener. aan beide zijden -
68 afscheiding
♦voorbeelden: -
69 been
3 [bot; stof waaruit botten bestaan] os 〈m.〉4 [gebeente] os 〈 meervoud〉♦voorbeelden:dat paard staat hoog op de benen • ce cheval a de longues jambesop het verkeerde been gezet worden • être pris à contre-piedmet het verkeerde been uit bed gestapt zijn • s'être levé du pied gauche〈 figuurlijk〉 iemand tegen het zere been schoppen • toucher qn. au vifeen been breken • se casser la jambede benen nemen • prendre ses jambes à son coumijn been slaapt • j'ai des fourmis dans les jambesde benen strekken • se dégourdir les jambesmet zijn been trekken • tirer la jambeal de hele dag op de been zijn • être sur pied toute la (sainte) journéeer was veel volk op de been • il y avait beaucoup de mondeik kan niet meer op mijn benen staan • je ne tiens plus sur mes jambesiemand weer op de been helpen • remettre qn. sur piedvast op z'n benen staan • être d'aplombslecht ter been zijn • avoir de mauvaises jambeszijn benen uit zijn lijf lopen • se démenerik heb geen benen meer om op te staan • je n'ai plus de jambesbenen als een ooievaar hebben • être monté sur des échasses〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • ±il faut de plus grandes vertus pour soutenir la bonne fortune que la mauvaise -
70 de vrije sector
de vrije sector -
71 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
72 inzetten
1 [aanbrengen in, tussen] mettre2 [beginnen te doen] entamer3 [in actie laten komen] engager♦voorbeelden:een lapje inzetten • mettre une pièceruiten inzetten • poser des carreauxhet inzetten • la posede trainer zette beide wisselspelers in • l'entraîneur a fait monter sur le terrain les deux remplaçants1 [sport en spel] miser2 [m.b.t. een veiling] mettre à prix♦voorbeelden:2 ik heb het huis ingezet op 210.000 gulden • j'ai mis la maison aux enchères au prix de 210.000 florinsde veilingmeester zette in op vijftig gulden • le commissaire-priseur a fixé le prix de base à cinquante florins1 [beginnen] commencer♦voorbeelden:1 de winter zet stevig in • l'hiver s'annonce rigoureuxde winter zet stevig in • l'hiver s'annonce rigoureuxIV inzicht|inzicht♦voorbeelden:tot het inzicht komen, dat … • en arriver à l'idée que …naar zijn inzicht • d'après lui -
73 kamer
2 [woon- of eetkamer] (salle <v.> de) séjour 〈m.〉5 [afdeling van een wetgevend lichaam] Chambre♦voorbeelden:het kleinste kamertje • le petit coineen keurig nette kamer • une pièce propre et bien rangéeeen zonnige kamer • une pièce ensoleilléehij liep de kamer uit • il est sorti de la piècekamer honderd • le petit coineen gemeubileerde kamer • une chambre meubléede kamers doen • faire les chambreszijn kamer houden • garder la chambreop zijn kamer • dans sa chambrehij woont op kamers • il habite une chambre (garnie)beide kamers • les deux Chambresde Eerste Kamer • le Sénat -
74 kerstavond
-
75 omhoogsteken
1 [in de hoogte steken] lever♦voorbeelden:het hoofd omhoogsteken • redresser la tête1 [zich in de hoogte uitstrekken] se dresser♦voorbeelden:1 de narcissen steken tien centimeter boven de grond omhoog • les narcisses atteignent dix centimètres de hauteur -
76 oorspronkelijk
1 [het begin uitmakend van] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 originel 〈v.: originelle〉; 〈 bijwoord〉 à l'origine2 [niet van anderen overgenomen; geen anderen navolgend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 original; 〈 bijwoord〉 d'une manière originale♦voorbeelden:de oorspronkelijke tekst • l'originalde kleur was oorspronkelijk grijs • à l'origine la couleur était griseoorspronkelijke denkbeelden • idées originalesPlato in de oorspronkelijke tekst lezen • lire Platon dans le textedie dichter schrijft zeer oorspronkelijk • ce poète écrit d'une manière très originale -
77 sector
♦voorbeelden:de zachte sector • le (secteur) social -
78 terzijde leggen
terzijde leggen -
79 terzijde
1 [naar opzij] de côté2 [aan de zijkant] à côté♦voorbeelden:1 iets terzijde laten • négliger qc., laisser qc. de côtéiemand terzijde nemen, roepen • prendre qn. à partde stierenvechter sprong terzijde • le torero fit un bond de côtéiemand terzijde staan • assister qn., être aux côtés de qn.dit terzijde • soit dit en passant -
80 verband
♦voorbeelden:zijn arm in een verband dragen • porter le bras en écharpehet causaal verband • le rapport de cause à effetin Europees verband • dans le contexte européenin deze zaak houdt alles verband met elkaar • dans cette affaire, tout est liéverband leggen tussen twee gebeurtenissen • établir le rapport entre deux événementsin welk verband werd dat gezegd? • à quel propos a-t-on dit cela?in dit verband wil ik nog opmerken … • dans cet ordre d'idées, j'ajouterai …met iets in verband staan • être en rapport avec qc.beide problemen staan nauw met elkaar in verband • les deux problèmes sont étroitement liésin geen verband staan met • être sans rapport aveceen vraag met een andere in verband brengen • rattacher une question à une autreideeën met elkaar in verband brengen • relier des idéesuit z'n verband raken • se désarticuleriets uit zijn verband rukken • isoler qc. de son contexteer is geen enkel verband • il n'y a aucun rapport
См. также в других словарях:
beide — beide: Mhd., ahd. beide, bēde, niederl. beide, engl. both, schwed. båda sind zusammengerückt aus einem einsilbigen Wort mit der Bedeutung »beide« (aengl. bā, bū, got. bai, ba »beide«) und dem Demonstrativpronomen (späteren Artikel). Ahd. bēde … Das Herkunftswörterbuch
beide — AdjNum std. (8. Jh.), mhd. beide, bēde, ahd. beide, bēde, as. bēđ, bēđea Stammwort. Geht zurück auf eine Wortgruppe aus einem kollektiven Zahlwort, das in gt. bai, * bos, ba bezeugt ist, und dem bestimmten Artikel (bzw. demonstrativen Pronomen),… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
beide — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • beides Bsp.: • Warum nimmst du nicht beide? • Sie sind beide müde und hungrig. • Erbsen oder Karotten? Beides, bitte … Deutsch Wörterbuch
beide — Pron. (Grundstufe) weist auf zwei Personen oder Gegenstände hin Beispiele: Sie sind beide Lehrerinnen. Die beiden mögen sich sehr. Die Beziehungen zwischen den beiden Ländern sind gut … Extremes Deutsch
beide — beide:1.〈fürSubstantive〉allebeide·allezwei·diebeiden·diezwei–2.〈inVerbindungmitSubstantiven〉zwei–3.alleb.,diebeiden:→1;diebeidenBacken:⇨Gesäß;aufbeidenSeiten:⇨beiderseits beidealle/diezwei … Das Wörterbuch der Synonyme
beide — alle beide (umgangssprachlich); zweierlei; beiderlei; beiderartig; jedwederlei * * * bei|de [ bai̮də] <Pronomen und Zahlwort>: a) <mit Artikel oder Pronomen> bezieht sich auf zwei Personen, Dinge, Vorgänge, die in bestimmter Hinsicht… … Universal-Lexikon
beide — • bei|de Man schreibt »beide« immer klein {{link}}K 76{{/link}}: – es waren die beiden dort – beide Mal, beide Male Beispiele zur Beugung: – die beiden, diese beiden – dies beides, dieses beides – beides; alles beides; alle beide – man bedarf… … Die deutsche Rechtschreibung
Beide — Der Dual (auch: Zweizahl, der Dualis, lat. duo „zwei“) ist eine grammatikalische Unterkategorie des Numerus. Im Gegensatz zum Singular und zum unpräzisen Plural bezeichnet der Dual eine Zweizahl der beschriebenen Elemente mit eigenen verbalen bzw … Deutsch Wikipedia
beide — bei·de Pronomen (Pl); 1 unbetont, (meist) in Verbindung mit einem Artikel od Pronomen; verwendet, um zwei Personen, Sachen oder Vorgänge zusammenfassend zu nennen, die der Sprecher als bekannt voraussetzt. Der Gegensatz zu nur einer der genannten … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Beide Rom — bezeichnete in der Spätzeit des Römischen Reiches als auch im Mittelalter metaphorisch das Nebeneinander der Städte Rom, als die alte Hauptstadt des Römischen Reiches, und einer neuen Hauptstadt ( zweites Rom ) anstelle des antiken Byzanz, welche … Deutsch Wikipedia
Beide für Einen u. Einer für Beide — (Rechtsw.), s.u. Solidarisch … Pierer's Universal-Lexikon