-
1 slippen
-
2 een schuiver maken
een schuiver maken -
3 glippen
2 [voortglijden, voortschieten] glisser3 [ontglijden, ontschieten] échapper♦voorbeelden:de gelegenheid laten glippen • laisser passer l'occasion (de)ik heb hem laten glippen • 〈 ontsnappen〉 il m'a filé entre les doigts; 〈 aan z'n lot overgelaten〉 je l'ai laissé tomberiets laten glippen • laisser échapper qc.het touw glipte hem door de vingers • la corde lui glissa entre les doigtshij liet het glas uit de handen glippen • le verre lui échappa des mains -
4 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
5 in een slip raken
in een slip raken -
6 schuiver
-
7 slip
♦voorbeelden:een jas met slippen • une jaquetteuit een slip komen • redresser sa voitureslip of the pen • lapsus (calami)dat was een slip of the tongue van hem • la langue lui a fourché -
8 slippen
1 [wegglijden] glisser2 [uitglijden] déraper3 [ergens in, uit komen] se glisser♦voorbeelden:een touw laten slippen • laisser échapper une cordein de drukte slipte hij mee naar binnen • profitant de la cohue, il se faufila à l'intérieur -
9 uit de hand lopen
См. также в других словарях:
déraper — [ derape ] v. intr. <conjug. : 1> • 1739 mar.; desrapper « arracher » déb. XVIIe; provenç. derapa, de rapar « saisir », du germ. °hrapon I ♦ 1 ♦ Mar. En parlant d une ancre, Quitter prise sur le fond et laisser dériver le navire. Chasser… … Encyclopédie Universelle
DÉRAPER — v. intr. T. de Marine En parlant d’une ancre, Quitter prise sur le fond et faire dériver le navire. Il se dit aussi d’un Véhicule dont une roue vient à se déplacer latéralement, par suite d’une insuffisance de son adhérence au sol, parce que… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
déraper — (dé ra pé) v. n. Terme de marine. Une ancre dérape quand, bien que mouillée, elle n est plus fixée au fond et laisse dériver le vaisseau. Se dit aussi d une ancre au moment où elle est arrachée volontairement du fond de la mer. ÉTYMOLOGIE… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
dérâper — (dé râ pé) v. a. Terme de vigneron. Ôter la grappe du raisin, avant de presser le grain pour faire le vin. ÉTYMOLOGIE Dé.... préfixe, et râpe (grappe) … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
déraper — vi. => Glisser … Dictionnaire Français-Savoyard
dérapage — [ derapaʒ ] n. m. • 1832; de déraper I ♦ 1 ♦ Le fait de déraper; son résultat. Faire un dérapage sur une route mouillée. Un dérapage contrôlé. 2 ♦ (1939) Glissement latéral volontaire du skieur. 3 ♦ Aviat. Virage exécuté avec l inclinaison… … Encyclopédie Universelle
glisser — [ glise ] v. <conjug. : 1> • glicier 1190; altér. a. fr. gliier, du frq. °glidan, par infl. de glacier, a. forme de glacer I ♦ V. intr. 1 ♦ Se déplacer d un mouvement continu, volontaire ou non, sur une surface lisse ou le long d un autre… … Encyclopédie Universelle
riper — [ ripe ] v. <conjug. : 1> • 1328 fig. « gratter »; moy. néerl. rippen « racler » I ♦ V. tr. Techn. 1 ♦ (1690) Gratter, polir avec la ripe. 2 ♦ (1752) Faire glisser (un fardeau) sur des supports. Déplacer, sans la démonter (une partie de… … Encyclopédie Universelle
patiner — 1. patiner [ patine ] v. tr. <conjug. : 1> • 1408; de patte ♦ Vx Manipuler; caresser. ⇒ peloter. patiner 2. patiner [ patine ] v. intr. <conjug. : 1> • 1732; de patin 1 ♦ Glisser sur la glace avec des patins. Apprendre à patiner. Par… … Encyclopédie Universelle
derapa — DERAPÁ, pers. 3 derapează, vb. I. intranz. (Despre roţi de cauciuc şi despre vehicule cu asemenea roţi) A aluneca într o direcţie înclinată faţă de direcţia normală de mers. – Din fr. déraper. Trimis de LauraGellner, 10.07.2004. Sursa: DEX 98 … … Dicționar Român
glisser — vi. , glisser involontairement, riper, déraper, glisser et perdre l équilibre, (ep. d une personne) ; glisser (ep. d un objet), aller à la dérive : keûlâ (Cordon.083b), kolâ (083a, Albanais.001, Annecy.003, Doucy Bauges.114, Sallanches,… … Dictionnaire Français-Savoyard