-
21 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
22 dicht
I Adj.1. dense, thick; Verkehr: auch heavy; Hecke: auch close-set; Gewebe: dense, closely-woven; (gedrängt) tightly packed2. (undurchlässig); für Wasser: watertight, waterproof; für Luft: airtight; Vorhang: thick, heavy; nicht mehr dicht sein Gefäß etc.: leak, be leaky; dicht machen Gefäß: seal, stop the leak(s), make watertight; Dach: seal (the cracks); Fenster: seal; er ist nicht ganz dicht umg., fig. he’s got a screw loose3. fig. Stil: compact, dense; Atmosphäre: dense; Programm: tightly-packed, full; in dichter Folge in quick succession4. umg. (geschlossen, zu) closed, shut; Grenze: blocked; Eugen war gestern wieder total dicht umg. (betrunken) Eugen was pissed (Am. plastered) again last nightII Adv.1. densely, thickly; dicht behaart (very) hairy, hirsute geh.; ein dicht bepflanztes Beet a closely planted (flower)bed; dicht besiedelt oder bevölkert densely populated; dicht gedrängt tightly packed; eine dicht gepflanzte Hecke a close-set hedge; der Himmel ist dicht mit Wolken verhangen oder dicht bewölkt there is thick cloud cover2. (nahe) closely; dicht an oder bei close to; dicht an-, bei- oder nebeneinander close together; dicht daneben stehen: close by, right next to; schießen: right by; dicht gefolgt von closely followed by; dicht hinter jemandem her sein be hot on s.o.’s heels; auffahren 23. fig.: dicht bevorstehen be imminent; ich war dicht daran oder davor aufzugeben I was just about to give up ( oder on the verge of giving up); das Geschäft steht dicht vor dem Abschluss the deal is almost completed4. dicht schließen shut tight(ly); Tür: shut tight ( oder properly); nicht mehr dicht halten not close ( oder shut) properly any more* * *tight; compact; thick; serried; turbid; thickset; leakproof; concentrated; dense* * *dịcht [dɪçt]1. adj1) Gefieder, Haar, Hecke thick; Laub, Nebel thick, dense; Wald, (Menschen)menge, Gewühl dense; Verkehr heavy, dense; Gewebe close; Stoff closely-woven; (fig = konzentriert) Stil dense; Szene full, compactin dichter Folge — in rapid or quick succession
2) (= undurchlässig) Vorhänge thick, heavy; Rollladen heavy; (= wasserdicht) watertight; (= luftdicht) airtightdicht machen — to seal, to make watertight/airtight; Fenster to seal → auch dichtmachen
er ist nicht ganz dicht (inf) — he's crackers (Brit inf) or nuts (inf)
3) (inf = zu) shut, closed2. adv1) (= nahe) closelydicht halten — to be watertight
dicht bewachsen Baumstämme — grown over with moss and lichen; Ufer thickly covered with vegetation; Landstrich rich in vegetation
dicht belaubt — thick with leaves, densely foliated
dicht gedrängt — closely packed; Programm packed
4)dicht an/bei — close todicht dahinter/darüber/davor — right behind/above/in front
dicht hinter jdm her sein — to be right or hard or close behind sb
* * *1) (very closely together: The crowd was densely packed.) densely2) (thick and close: We made our way through dense forest; The fog was so dense that we could not see anything.) dense3) (made of many single units placed very close together; dense: a thick forest; thick hair.) thick4) (difficult to see through: thick fog.) thick5) (not allowing much time: We hope to finish this next week but the schedule's a bit tight.) tight6) ((also tightly) closely; with no extra room or space: The bags were packed tight / tightly packed.) tight* * *[ˈdɪçt]I. adjeine \dichte Atmosphäre PHYS a dense atmosphere\dichter Baumwollstoff closely woven cotton fabricin \dichter Folge in quick [or rapid] successionein \dichtes Gedränge a tight [or dense] crowd\dichtes Gewebe tight [or close] weave\dichtes Haar thick hair\dichter Verkehr heavy [or dense] trafficim \dichten Verkehr festsitzen to be stuck in a traffic jama \dichte Atmosphäre/Stimmung/Szene a dense atmosphere/mood/sceneein \dichter Dialog a dense dialogue\dichte Lyrik/Prosa dense poetry/proseein \dichtes soziales Netz a tight [or compact] social networkein \dichtes Programm a full programme [or AM program3. (undurchsichtig) thick, dense\dichter Nebel thick [or dense] fog\dichter Schneefall heavy snowfall\dichtes Schweigen (fig liter) complete silence4. (undurchlässig) tight; Vorhänge thick, heavy; Rollladen heavy; (luftdicht) airtight; (wasserdicht) watertight; (wasserabweisend) waterproofetw \dicht machen (versiegeln) to seal sth; (luftdicht machen) to make sth airtight; (wasserabweisend machen) to waterproof sth; (wasserdicht machen) to make sth watertightein Dach \dicht machen to repair [or seal] a leaking roofein Fenster \dicht machen to repair [or seal] a windowFugen \dicht machen to seal joints7.II. advwir standen \dicht gedrängt im Bus we stood squeezed together in the bus\dicht an [o bei] \dicht close together\dicht an [o bei] \dicht stehen to be [or stand] close together\dicht bebaut heavily built up\dicht behaart [very] hairyein \dicht behaarter Kopf a good head of hair\dicht behaart sein to have a lot of hairauf der Brust \dicht behaart sein to have a very hairy chest\dicht belaubt sein to be covered in dense foliage\dicht mit Rosen bepflanzt sein to be full of roses\dicht besetzt full, packed\dicht besiedelt [o bevölkert] densely [or heavily] populated\dicht bewaldet thickly wooded, densely forested\dicht bewölkt very cloudy, heavily overcast\dicht mit Efeu/Moos bewachsen overgrown with ivy/moss\dicht gepackt tightly packed\dicht gewebt tightly [or closely] woven\dicht gedrängt Zeitplan packed, full3. (undurchlässig) tightlydie Gardinen \dicht zuziehen to draw the curtains to, to close the curtains properly\dicht halten Schuhe, Verschluss to keep out [the] water, to be watertight\dicht schließen to close properlyBehälter \dicht geschlossen halten keep container tightly closed\dicht verhängt thickly draped; Fenster thickly curtained4. (nah) closely\dicht auffahren to tailgate, to drive too closely to the car in front\dicht beieinander/hintereinander close together\dicht gefolgt von jdm/etw followed closely by sb/sth▪ \dicht an etw/jdm close to sb/sth▪ \dicht hinter jdm/etw just [or right] behind sb/sth\dicht hinter jdm sein to be right behind sb▪ \dicht neben jdm/etw just [or right] beside sb/sth, just [or right] next to sb/sth▪ \dicht über/unter etw/jdm just above/under sth/sb▪ \dicht vor jdm/etw just [or right] in front of sb/sth5. (bald)\dicht bevorstehen to be coming up soon; Gefahr to be imminentWeihnachten steht \dicht bevor it's not long till Christmas, Christmas is just around the corner fam\dicht dran sein, etw zu tun (fam) to be just about to do sth, to be on the point of doing sth* * *1.1) thick <hair, fur, plumage, moss>; thick, dense <foliage, fog, cloud>; dense <forest, thicket, hedge, crowd>; heavy, dense < traffic>; densely ranked, close-ranked < rows of houses>; heavy <snowstorm, traffic>; (fig.) full, packed < programme>in dichter Folge — in rapid or quick succession
2) (undurchlässig) (für Luft) airtight; (für Wasser) watertight < shoes>; (für Licht) heavy <curtains, shutters>dicht machen — seal < crack>; seal the crack[s]/leak[s] in <roof, window, etc.>; waterproof < material, umbrella, etc.>
nicht ganz dicht sein — (salopp) have a screw loose (coll.)
3) (ugs.): (geschlossen) shut; closed2.1) densely < populated>; tightly < packed>; thickly, densely < wooded>; heavily < built up>dicht besetzt — full; packed
dicht gedrängt — tightly or closely packed
dicht behaart — [very] hairy
dicht an dicht od. dicht gedrängt stehen/sitzen — stand/sit close together
2) (undurchlässig) tightly3) mit Präp. (nahe)dicht vor/hinter ihm — right or just in front of/behind him
die Polizei ist ihm dicht auf den Fersen — the police are hard or close on his heels
4) (zeitlich): (unmittelbar)ich war dicht daran, es zu tun — I was just about to do it
* * *A. adj1. dense, thick; Verkehr: auch heavy; Hecke: auch close-set; Gewebe: dense, closely-woven; (gedrängt) tightly packednicht mehr dicht sein Gefäß etc: leak, be leaky;dicht machen Gefäß: seal, stop the leak(s), make watertight; Dach: seal (the cracks); Fenster: seal;er ist nicht ganz dicht umg, fig he’s got a screw loosein dichter Folge in quick successionEugen war gestern wieder total dicht umg (betrunken) Eugen was pissed (US plastered) again last nightB. adv1. densely, thickly;dicht behaart (very) hairy, hirsute geh;ein dicht bepflanztes Beet a closely planted (flower)bed;bevölkert densely populated;dicht gedrängt tightly packed;eine dicht gepflanzte Hecke a close-set hedge;dicht bewölkt there is thick cloud cover2. (nahe) closely;bei close to;dicht an-, bei- odernebeneinander close together;dicht gefolgt von closely followed by;3. fig:dicht bevorstehen be imminent;davor aufzugeben I was just about to give up ( oder on the verge of giving up);das Geschäft steht dicht vor dem Abschluss the deal is almost completed4.nicht mehr dicht halten not close ( oder shut) properly any more* * *1.1) thick <hair, fur, plumage, moss>; thick, dense <foliage, fog, cloud>; dense <forest, thicket, hedge, crowd>; heavy, dense < traffic>; densely ranked, close-ranked < rows of houses>; heavy <snowstorm, traffic>; (fig.) full, packed < programme>in dichter Folge — in rapid or quick succession
2) (undurchlässig) (für Luft) airtight; (für Wasser) watertight < shoes>; (für Licht) heavy <curtains, shutters>dicht machen — seal < crack>; seal the crack[s]/leak[s] in <roof, window, etc.>; waterproof <material, umbrella, etc.>
nicht ganz dicht sein — (salopp) have a screw loose (coll.)
3) (ugs.): (geschlossen) shut; closed2.1) densely < populated>; tightly < packed>; thickly, densely < wooded>; heavily < built up>dicht besetzt — full; packed
dicht gedrängt — tightly or closely packed
dicht behaart — [very] hairy
dicht an dicht od. dicht gedrängt stehen/sitzen — stand/sit close together
2) (undurchlässig) tightly3) mit Präp. (nahe)dicht vor/hinter ihm — right or just in front of/behind him
die Polizei ist ihm dicht auf den Fersen — the police are hard or close on his heels
4) (zeitlich): (unmittelbar)ich war dicht daran, es zu tun — I was just about to do it
* * *(Mathematik) adj.dense adj. (an) adv.close by adv.close to adv. adj.consistent adj.dense adj.serried adj.thick adj.thickset adj.tight adj.waterproof adj. adv.closely adv.densely adv. -
23 λείπω
Aἔλειπον Il.19.288
, etc.: [tense] fut.λείψω 18.11
: [tense] aor. 1 ἔλειψα, part. (= Antiph.32), elsewh. only late, Plb.12.15.12 ( παρ-), Str.6.3.10 ( παρ-), Ps.-Phoc.77 (ἀπ-), etc.; uncompounded, Ptol.Alm.10.4, Luc.Par.42, Ps.-Callisth.1.44 (cod. C); also in later Poets, Man.1.153, Opp.C.2.33, and in Inscrr., Epigr.Gr.522.16 ([place name] Thessalonica), 314.27 ([place name] Smyrna), etc.: but correct writers normally use [tense] aor. 2ἔλῐπον Il.2.35
, A.Pers. 984 (lyr.), etc.: [tense] pf.λέλοιπα Od.14.134
: [tense] plpf. ἐλελοίπειν ([dialect] Att. -η) X.Cyr.2.1.21:—[voice] Med., in prop. sense chiefly in compds.: [tense] aor. 2ἐλιπόμην Hdt.1.186
, 2.40, E.HF 169, etc. (in pass. sense, Il.11.693, al.):—[voice] Pass., [tense] fut. [voice] Med. in pass. sense , Hdt.7.8.ά, 48; alsoλειφθήσομαι S.Ph. 1071
, λελείψομαι Il.24.742, Th.5.105, etc.: [tense] aor.ἐλείφθην, λείφθην Pi.O.2.43
; [dialect] Ep. [ per.] 3pl. : [tense] pf.λέλειμμαι Il.13.256
, Democr.228, Pl.Ti. 61a, etc.: [tense] plpf.ἐλελείμμην Il.2.700
; [dialect] Ep.λέλειπτο 10.256
: [dialect] Ep. [tense] aor. alsoἔλειπτο A.R.1.45
, etc.:1 leave, quit, Ἑλλάδα, δώματα, etc., Il.9.447, Od.21.116, etc.: with a neg., [σκόπελον] οὔ ποτε κύματα λείπει Il.2.396
;νιν.. χιὼν οὐδαμὰ λ. S.Ant. 830
(lyr.); χερσὶν ὕπο Τρώων λείψειν φάος ἠελίοιο, i.e. die, be killed, Il.18.11;λ. τὸν βίον ὑπό τινος Pl.Lg. 872e
; λ. βίον, βίοτον, etc., S.El. 1444, E.Hel. 226 (lyr.), etc.;αὐτόχειρι σφαγῇ λ. βίον Id.Or. 948
.b conversely,τὸν δ' ἔλιπε ψυχή Il.5.696
, Od.14.426;τὸν.. λίπε θυμός Il.4.470
;ἔπειτά με καὶ λίποι αἰών 5.685
, cf. Od.7.224;λίπε δ' ὀστέα θυμός Il.16.743
; ψυχὴ δὲ λέλοιπεν (sc. ὀστέα) Od.14.134; νῦν δ' ἤδη πάντα λέλοιπεν (sc. ἐμέ) ib. 213; in these two last passages some take it intr., is gone, v. infr. 11.2 leave behind, leave at home,παιδὶ τὸν ἐν μεγάροισιν ἔλειπες Od.13.403
, cf. Il.5.480; esp. of dying men, leave (as a legacy), Ἀτρεὺς δὲ θνῄσκων ἔλιπεν πολύαρνι Θυέστῃ [τὸσκῆπτρον] 2.106; , cf. S.Aj. 973; παῖδα ὀρφανὸν λ. ib. 653; λ. ἄρρενας, θυγατέρας, Pl.Lg. 923e, 924e;λ. εὔκλειαν ἐν δόμοισι A.Ch. 348
(lyr.):—also in [voice] Med., leave behind one (as a memorial to posterity),μνημόσυνον λιπέσθαι Hdt.1.186
, 6.109, al.;λιπέσθαι τιμωρούς E. HF 169
;διαδόχους ἐμαυτῷ Plu.Aem.36
, etc.b leave standing, leave remaining, spare,οἰκίαν οὐδεμίαν X.An.7.4.1
;μηδένα Id.HG2.3.41
, Pl.R. 567b, etc.3 leave, forsake, Il.17.13, etc.;λ. τινὰ χαμαί Pi.O.6.45
; ; τὴν αὑτοῦ φύσιν λ. ib. 903;λ. τὴν τάξιν Pl.Ap. 29a
, etc.; λ. ἐράνους fail in paying.., D.27.25, cf. 25.22; λ. δασμόν, φοράν, X.Cyr.3.1.1, 34; λ. μαρτυρίαν, ὅρκον, fail in.., D.49.19, 59.60, λ. δίκην allow it to go by default, SIG134b24 (Milet., iv B.C.); λοιβὰς.. οὐ λίπε neglected them not, IG3.1337.8.b conversely, λίπον ἰοὶ ἄνακτα they failed him, Od.22.119.4 Math., lose or drop something, i.e. have something subtracted from it, τὸ KP λιπὸν τὸ BO the area KP minus the area BO, Apollon.Perg.3.12, cf. Ptol.Alm. 10.4, al., Dioph.2.21.II intr., to be gone, depart, Epigr.Gr.149.2 ([place name] Rhenea); v. supr. 1.1b.2 to be wanting or missing,οὔ τί πω ἔλιπεν ἐκ τοῦδ' οἴκου.. αἰκία S.El. 514
(lyr.); (lyr.); (lyr.); λείπουσιν αἱ ἐκ τῆς κεφαλῆς [τρίχες] Arist.HA 518a24;ἔτι ἕν σοι λείπει Ev.Luc.18.22
; τί λείπει τῶν ἐπιτηδείων αὐταῖς; Plb.10.18.8; τί γάρ σοι λείπει; Arr.Epict.2.22.5, cf. Diog.Oen.64; [εἰς τὴν προκειμένην πραγματείαν] τὸ ὑφ' οὗ γίνεται.. μὴ ῥηθὲν οὐ λείπει is not needed, Marcellin.Puls.69: c. inf., λείπει μὲν οὐδ' ἃ πρόσθεν ἤδεμεν τὸ μὴ οὐ βαρύστον' εἶναι nihil absunt quin.., S.OT 1232: so c. gen.,βραχὺ λείπει τοῦ μὴ συνάπτειν Plb.2.14.6
, etc.; πρότασις τῆς προειρημένης λείπουσα ὑποθέσει a proposition containing less in the hypothesis than that aforesaid, Papp.648.1: freq. with numerals,κεφάλαιον γίγνεται μικροῦ λείποντος πέντε καὶ δέκα τάλαντα Lys.19.43
;οὐ πολὺ λεῖπον τῶν ἐνενήκοντα ἐτῶν Plb.12.16.13
; : generally,παντὸς μὲν οὖν λείπει Pl.Lg. 728a
; ὁ λιπών ib. 759e; τὸ λεῖπον what is lacking, Plb.4.38.9, etc.; esp. Gramm., to be incomplete, of a phrase,λειπούσης τῆς φράσεως A.D.Adv.159.28
, al.; to be wanting, omitted,λείποντος τοῦ καί Id.Conj.225.24
: also c. dat.,λείπει ἡ κεῖνος φωνὴ τῷ ε ¯ Id.Adv.147.17
.b of the moon, to be invisible (cf. λειψιφαής), Plot.2.3.5.c λείποντα εἴδη, in Algebra, = λείψεις, negative terms, Dioph.1Def.10.B [voice] Pass., to be left, left behind,ἄλοχος Φυλάκῃ ἐλέλειπτο Il.2.700
;οἱ δ' οἶοι λείπονται Od.22.250
, etc.; also ὀπίσσω, μετόπισθε, κατόπισθε λ., Il.3.160, 22.334, Od.21.116; παῖδες.. μετόπισθε λελειμμένοι left behind in Troy, Il.24.687;μόνα.. νὼ λελειμμένα S.Ant.58
, etc.; τὸ λειπόμενον βίου (v.l. βιοτᾶς) Ariphron 1 (= IG3.171).b Math., to be subtracted: τὸ ἀπὸ τῆς ΔΦ λειφθὲν ὑπὸ τοῦ ἀπὸ τῆς ΔΑ ποιεῖ .., the square on ΔΦ subtracted from the square on ΔΑ gives.., Ptol.Alm. 10.7.2 remain, remain over and above,τριτάτη δ' ἔτι μοῖρα λέλειπται Il.10.253
; ;ὀλίγων σφι ἡμερέων λείπεται σιτία Hdt.9.45
;ὃ πᾶσι λ. βροτοῖς.. ἐλπίς E.Tr. 681
;αὐτόνομοι ἐλείφθημεν Th.3.11
;ἕως ἄν τι λείπηται Id.8.81
: impers., λείπεται it remains, Pl.Tht. 157e: c.acc. et inf.,πεπληρῶσθαί με Id.Phdr. 235c
.II c. gen.,1 to be left without, to be forsaken of,κτεάνων λειφθεὶς καὶ φίλων Pi.I.2.11
;σοῦ λελειμμένη S. Ant. 548
; but στρατὸν λελειμμένον δορός which has been left by the spear, i.e. not slain, A.Ag. 517.2 to be left behind in a race, Il. 23.407, 409, Od.8.125; λελειμμένος οἰῶν lingering behind the sheep, 9.448; λείπετ'.. Μενελάου δουρὸς ἐρωήν he was left a spear's throw behind Menelaus, Il.23.529; ἐς δίσκουρα λέλειπτο he had been left behind as much as a quoit's throw, ib. 523; , cf. E.Hipp. 1244; τοῦ κήρυκος μὴ λείπεσθαι not to lag behind the herald, Th.1.131; but ἀπό τινος to be left behind by one, Il.9.437, 445; λ. βασιλέος or ἀπὸ βασιλέος by the king, Hdt.8.113, 9.66; λείπεσθαι τοῦ καιροῦ to be behind time, X.Cyr.6.3.29;τῆς ναυμαχίης Id.7.168
;τῆς ἐξόδου Id.9.19
; but, λείπου μηδὲ σύ, παρθέν', ἀπ' οἴκων fail not [to come] from the house, i.e. follow us, dub. in S. Tr. 1275 (anap.): abs., to be left behind, be absent, Hdt.7.229, 8.44.3 come short of, be inferior to, τινος, like ἐλαττοῦσθαι, ἡττᾶσθαι, ὑστερεῖσθαί τινος, because the Verb has a comp. sense, Id.7.48, etc.; οὐκ ἔσθ' ὁποίας λείπεται τόδ' ἡδονῆς falls short of.., E.Fr.138.3; λείπεσθαί τινος ἔς τι or ἔν τινι, Hdt.1.99, 7.8. ά (v. infr. 4);περί τι Plb.6.52.8
; ; ;ξύνεσιν οὐδενὸς λ. Th.6.72
;πλήθει λ. X.HG7.4.24
;πλήθει ἡμῶν λειφθέντες Id.An.7.7.31
; οὐδ' ἔτι θηρὸς ἐλείπετο δερκομένοισιν, i.e. resembled.., Epic.in Arch.Pap.7p.4: also c. gen. rei,λειφθῆναι μάχης E.Heracl. 732
;οὐδὲν σοῦ ξίφους λελείψομαι Id.Or. 1041
: Math., τὸ ἐγγραφὲν τοῦ περιγραφέντος ἐλάσσονι λείπεται the inscribed figure falls short of the circumscribed by less than.., Archim.Con.Sph.21: also c. dat. rei,λειφθῆναι μάχῃ A.Pers. 344
: c. part.,οὐδὲν ἐμοῦ λείπει γιγνώσκων X.Oec.18.5
; λέλειψαι τῶν ἐμῶν βουλευμάτων you come short of, understand not my plans, E.Or. 1085;λέλειμμαι τῶν ἐν Ἕλλησιν νόμων Id.Hel. 1246
: abs., to be defeated, Plb.1.62.6;ὑπό τινος AP11.224
(Antip.); λείπεσθαι ἐν [τῇ ἀγορανομίᾳ], Lat. repulsam ferre, Plu. Mar.5, etc.: abs., in part., ἄνδρας λελειμμένους inferior men, A.Fr. 37; also, the poor,IG
14.1839.7.4 to be wanting or lacking in a thing, fail of or in, c. gen.,ὀδυρμάτων ἐλείπετ' οὐδέν S.Tr. 937
;γνώμας λειπομένα σοφᾶς Id.El. 474
(lyr.); ; λελ. λόγου failing to heed my word, S.Aj. 543; μῆνας ἓξ.. λειπόμενος (sc. τῶν εἴκοσι ἐτῶν) Epigr.Gr. 519 ([place name] Thessalonica); also,λ. ἐν τῷ μὴ δύνασθαι μηδ' ὁρᾶν S.OC 495
; v. supr.3.5 to be in need of,τῆς σῆς βοηθείας A.D.Synt.289.28
. (I.-E. leiq[uglide]-, cf. Lat. li-n-quo, Skt. ric-, [tense] pres. [ per.] 3sg. ri-ṇa-k-ti 'leaves', etc.) -
24 Dienst
m; -(e)s, -e1. allg. service (an + Dat to); jemandem einen guten Dienst erweisen oder leisten do s.o. a good turn; jemandem gute Dienste leisten serve s.o. well; (jemandem zugute kommen) stand s.o. in good stead; Person: be a great help (to s.o.); jemandem einen schlechten Dienst erweisen do s.o. a disservice ( oder bad turn); jemandes Dienste in Anspruch nehmen make demands on s.o.’s services; jemandem zu Diensten sein oder stehen be at s.o.’s disposal ( oder command); stets zu Ihren Diensten! altm. at your service!; Dienst am Kunden customer service; ( das ist) Dienst am Kunden umg. (that’s) all part of the service, madam ( oder sir); sich in den Dienst einer Sache stellen offer one’s services to, devote o.s. to; in / außer Dienst nehmen oder stellen (Verkehrsmittel etc.) put in / out of service ( oder commission); die Beine versagten ihm den Dienst his legs gave way; der Wagen tut noch seinen Dienst the car still serves its purpose ( oder does its job)2. nur Sg.; (Ggs. Freizeit) duty; den oder zum Dienst antreten go on duty, start work; sich zum Dienst melden report for duty; im / außer Dienst on / off duty; Dienst haben oder tun be on duty; ich habe heute lange Dienst I’m working late today; wann hast du Dienst? when are you working, when are you on?; der Dienst habende oder tuende Arzt / Offizier oder der Arzt / Offizier vom Dienst the doctor on call ( oder duty) / the duty officer; Unteroffizier vom Dienst the duty NCO; Chef vom Dienst DRUCKW. duty editor; Torschütze vom Dienst umg., fig. goal machine; Angeber / Trottel etc. vom Dienst umg., fig. resident show-off / idiot; Dienst nach Vorschrift work-to-rule; Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps umg. never mix business with pleasure3. (Stellung) beim Militär, König etc.: service; beim Staat: civil service; als Dienstbote: service, employ; bei einer Firma: work; Dienst mit der Waffe MIL. military ( oder armed) service; in jemandes Dienst(e) treten enter s.o.’s employ; bei einer Firma in Dienst treten start work with; bei jemandem im Dienst oder in jemandes Diensten sein oder stehen bei Firma etc.: work for s.o.; bes. pej. heimlich etc.: be in the pay of s.o.; bei König etc.: serve s.o.; im Dienst(e) seiner Majestät on Her ( oder His) Majesty’s Service; im Dienst ergraut have served many years, have many years of faithful service behind one; den Dienst quittieren resign; außer Dienst (abgek. a. D.) (im Ruhestand) retired, in retirement, emeritus4. mit Adj.: aktiver Dienst MIL. active service; auswärtiger / diplomatischer Dienst foreign / diplomatic service; öffentlicher Dienst civil service5. im Verwaltungsapparat: einfacher Dienst etwa manual grades; mittlerer Dienst etwa clerical grades; gehobener Dienst etwa executive grades; höherer Dienst etwa administrative ( oder professional) grades6. KUNST respond* * *der Dienstduty; attendance; service; ministration* * *[diːnst]m -(e)s, -e1) (= Arbeitsverhältnis, Tätigkeitsbereich) service; (= Arbeitsstelle) positiondiplomatischer/öffentlicher Dienst — diplomatic/civil service
sein or stehen — to be in sb's service
Oberst etc außer Dienst (abbr a. D.) — retired colonel etc
den Dienst quittieren, aus dem Dienst (aus)scheiden — to resign one's post; (Mil) to leave the service
im Dienst ergraut sein — to have many years of faithful service behind one
2) (= Berufsausübung, Amtspflicht) duty; (= Arbeit, Arbeitszeit) workim Dienst sein, Dienst haben (Arzt, Feuerwehrmann etc) — to be on duty; (Apotheke) to be open
im Dienst sein (Angestellter etc) — to be working
außer Dienst sein — to be off duty
nach Dienst — after work
zum Dienst gehen — to go to work
Dienst tun — to serve ( bei in, als as)
jdn vom Dienst beurlauben — to grant sb leave of absence
jdn vom Dienst befreien — to exempt sb from his duties
Tellerwäscher/Kindermädchen vom Dienst (hum) — resident dishwasher/babysitter (hum)
Dienst ist Dienst und Schnaps ist Schnaps (Prov inf) — you can't mix business with pleasure, there's a time for everything
im Dienst(e) einer Sache/der Menschheit — in the service of sth/humanity
jdm einen Dienst/einen schlechten Dienst erweisen — to do sb a good/bad turn, to do sb a service/disservice
die Stimme etc versagte ihr den Dienst — her voice etc failed (her) or gave way
etw in Dienst stellen — to put sth into commission or service
jdm zu Diensten or zu jds Diensten stehen — to be at sb's disposal; (Mensch auch) to be at sb's service
(ich stehe) zu Diensten! (old) —
was steht zu Diensten? (old) — you wish, sir/madam?
4) (= Einrichtung) service* * *der1) (a department of public or government work: the Civil Service.) service2) (employment in one of these: military service.) service3) (the act of doing something to help: He was rewarded for his service to refugees.) service4) (the condition or work of a servant: In the last century, many young women went into service; She had been in service as a kitchen maid; He has given faithful service to the church for many years.) service* * *<-[e]s, -e>[ˈdi:nst]mseinen \Dienst antreten to start workaußer \Dienst retiredSteuerberater außer \Dienst retired tax consultantbeim/im \Dienst at workzum \Dienst gehen/kommen to go/come to work\Dienst haben to be at workwie lange hast du heute \Dienst? how long do you have to work today?\Dienst machen [o tun] to be workingzum \Dienst müssen to have to go to worknach/vor dem \Dienst after/before work\Dienst nach Vorschrift work to rule\Dienst nach Vorschrift machen to work to ruleaus dem \Dienst ausscheiden to leave the service[s]aus dem aktiven \Dienst ausscheiden to leave active serviceaußer \Dienst retiredOberst außer \Dienst retired coloneljdn vom \Dienst beurlauben to grant sb leave of absencenicht mehr im \Dienst sein to have left the service[s]\Dienst tun to be serving\Dienst am Vaterland service to one's country\Dienst mit [o an] der Waffe military serviceseinen \Dienst antreten to go on dutyzum \Dienst gehen to go on dutyder \Dienst habende [o tuende] Arzt/Offizier the doctor/officer on dutyim/nicht im \Dienst on/off dutyjdn vom \Dienst suspendieren to suspend sb from dutyvom \Dienst dutyChef vom \Dienst VERLAG duty editorOffizier vom \Dienst duty officerUnteroffizier vom \Dienst NCO in chargeaußer \Dienst retiredDiplomat außer \Dienst retired diplomatdiplomatischer [o auswärtiger] \Dienst diplomatic serviceder mittlere/gehobene/höhere \Dienst the clerical/higher/senior sections of the civil serviceder öffentliche \Dienst the civil servicejdn aus dem \Dienst [o seinen \Diensten] entlassen to dismiss sbjdn in [seinen] \Dienst [o in seine \Dienste] nehmen to take sb into servicein jds \Dienst[e] treten to enter sb's servicejdm den \Dienst verweigern to refuse to work for sbeinen \Dienst leisten to perform [or render] a service\Dienst am Kunden (usu hum fam) customer servicedanke für deine \Dienste! thanks for your help!was steht zu \Diensten? (geh) how may I be of service?jdm seinen \Dienst [o seine \Dienste] anbieten to offer to help sbjdm einen \Dienst erweisen [o tun] to help sbjdm einen guten \Dienst erweisen [o tun] to do sb a good turn, to render sb a valuable servicejdm gute \Dienste leisten [o tun] to stand sb in good stead[ich stehe] zu \Diensten! at your service!auf jds \Dienste zurückgreifen to fall back on sb's servicesder technische \Dienst technical services plwir stehen im \Dienst einer guten Sache it's for a good causesich akk in den \Dienst einer S. gen stellen to devote oneself to the service [or cause] of sth, to embrace the causeetw außer \Dienst stellen to take sth out of service; Schiff, Waffe to decommission sthetw in \Dienst stellen to put sth into service; Maschine to commission sth; Schiff a. to put sth into commissionseinen \Dienst [o seine \Dienste] tun to serve its purposeseinen \Dienst versagen to fail12.* * *der; Dienst[e]s, Diensteseinen Dienst antreten — start work/go on duty
Dienst haben — be at work/on duty; < chemist> be open
Dienst habender od. tuender Offizier — duty officer
Dienst habender od. tuender Arzt/Beamter — doctor/official on duty
seinen Dienst tun — <machine, appliance> serve its purpose
Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps — (ugs.) you shouldn't mix business and pleasure
2) (Arbeitsverhältnis) postden od. seinen Dienst quittieren — resign one's post; (Milit.) leave the service; < officer> resign one's commission
in Dienst stellen — put something into service or commission
3) o. Pl. (Tätigkeitsbereich) serviceder höhere Dienst der Beamtenlaufbahn — the senior civil service
4) (Hilfe) serviceDienst am Kunden — (ugs.) customer service
jemandem mit etwas einen schlechten Dienst erweisen — do somebody a disservice or a bad turn with something
zu jemandes Diensten od. jemandem zu Diensten sein od. stehen — (geh.) be at somebody's disposal or service
5) (HilfsDienst) service; (NachrichtenDienst, SpionageDienst) [intelligence] service* * *1. allg service (an +dat to);leisten do sb a good turn;jemandem gute Dienste leisten serve sb well; (jemandem zugute kommen) stand sb in good stead; Person: be a great help (to sb);jemandem einen schlechten Dienst erweisen do sb a disservice ( oder bad turn);jemandes Dienste in Anspruch nehmen make demands on sb’s services;stets zu Ihren Diensten! obs at your service!;Dienst am Kunden customer service;in/außer Dienst nehmen oderdie Beine versagten ihm den Dienst his legs gave way;der Wagen tut noch seinen Dienst the car still serves its purpose ( oder does its job)2. nur sg; (Ggs Freizeit) duty;zum Dienst antreten go on duty, start work;sich zum Dienst melden report for duty;im/außer Dienst on/off duty;tun be on duty;ich habe heute lange Dienst I’m working late today;wann hast du Dienst? when are you working, when are you on?;tuende Arzt/Offizier oderder Arzt/Offizier vom Dienst the doctor on call ( oder duty)/the duty officer;Unteroffizier vom Dienst the duty NCO;Chef vom Dienst TYPO duty editor;Torschütze vom Dienst umg, fig goal machine;Angeber/Trottel etcvom Dienst umg, fig resident show-off/idiot;Dienst nach Vorschrift work-to-rule;Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps umg never mix business with pleasure3. (Stellung) beim Militär, König etc: service; beim Staat: civil service; als Dienstbote: service, employ; bei einer Firma: work;in jemandes Dienst(e) treten enter sb’s employ;in Dienst treten start work with;stehen bei Firma etc: work for sb; besonders pej heimlich etc: be in the pay of sb; bei König etc: serve sb;im Dienst ergraut have served many years, have many years of faithful service behind one;den Dienst quittieren resign;4. mit adj:aktiver Dienst MIL active service;auswärtiger/diplomatischer Dienst foreign/diplomatic service;öffentlicher Dienst civil serviceeinfacher Dienst etwa manual grades;mittlerer Dienst etwa clerical grades;gehobener Dienst etwa executive grades;6. KUNST respond* * *der; Dienst[e]s, Diensteseinen Dienst antreten — start work/go on duty
Dienst haben — be at work/on duty; < chemist> be open
Dienst habender od. tuender Offizier — duty officer
Dienst habender od. tuender Arzt/Beamter — doctor/official on duty
außerhalb des Dienstes — outside work/when off duty
seinen Dienst tun — <machine, appliance> serve its purpose
Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps — (ugs.) you shouldn't mix business and pleasure
2) (Arbeitsverhältnis) postden od. seinen Dienst quittieren — resign one's post; (Milit.) leave the service; < officer> resign one's commission
Major usw. außer Dienst — retired major etc.
in Dienst stellen — put something into service or commission
3) o. Pl. (Tätigkeitsbereich) service4) (Hilfe) serviceDienst am Kunden — (ugs.) customer service
jemandem mit etwas einen schlechten Dienst erweisen — do somebody a disservice or a bad turn with something
zu jemandes Diensten od. jemandem zu Diensten sein od. stehen — (geh.) be at somebody's disposal or service
5) (HilfsDienst) service; (NachrichtenDienst, SpionageDienst) [intelligence] service* * *-e m.commission n.duty n.employment n.ministration n.office n.service n. -
25 buttare
1. v/i botany shoot, sprout2. v/t throwbuttare via throw awayfig wastebuttare giù knock downlettera scribble downboccone gulp downcolloq buttare la pasta put the pasta on* * *buttare v.tr.1 ( gettare, lanciare) to throw*, to cast*, to fling*: buttami la palla, per favore, throw me the ball, please; i pescatori buttarono le reti, the fishermen cast their nets; il giocatore buttò i dadi, the player cast the dice; l'ancora fu buttata in acqua, the anchor was thrown into the water; fu arrestato e buttato in prigione, he was arrested and thrown into prison; buttare a terra qlcu., to knock s.o. to the ground; non buttare niente in terra!, don't throw (o drop) anything on to the floor; l'ha buttato per sbaglio dalla finestra, he threw it out of the window by mistake; gli buttò le braccia al collo, she flung her arms round his neck; aprì la valigia e vi buttò dentro un paio di vestiti, he opened his suitcase and threw some clothes in (o inside); l'ubriaco fu buttato fuori, the drunken man was thrown out; buttò le braccia in avanti, he flung his arms forwards; buttò indietro la testa, she threw her head back; buttò indietro le coperte e si alzò; he flung his bedclothes back and got up; buttalo via!, throw it away!; buttamelo giù, su, per favore, throw it down, up to me, please // mi ha buttato in faccia la verità, he flung the truth in my face // buttò un occhio al sedile prima di sedersi, he gave a look round before sitting down // buttare giù, ( abbattere) to knock down; ( ingoiare) to swallow; ( abbozzare) to rough out; to scribble: hanno buttato giù la chiesetta in piazza, they've knocked down (o demolished) the small church in the square; (fin.) buttare giù il mercato, to bang the market; butta giù questa medicina, da bravo, be a good little boy and swallow this medicine!; non sono riuscito a buttare giù neanche un boccone, I wasn't able to swallow a single mouthful; ti ho buttato giù uno schizzo dell'appartamento, I've sketched out a rough plan of the flat for you; pensavo di poter buttar giù il tema in fretta, I thought I could get the essay done out of the way; buttami giù due righe come pro-memoria, jot down (o scribble) a few lines for me as a reminder; la malattia l'ha buttata giù molto, her illness has really left her very weak // ha buttato là una frase per ferirmi, he dropped a hint just to hurt me; buttò là un'idea che ci sembrò meravigliosa, he casually suggested an idea we thought was wonderful // ha buttato all'aria tutta la casa per cercare gli occhiali che credeva d'aver perso, she turned the house upside down looking for her glasses she thought she had lost; ha buttato all'aria tutti i miei piani, he upset all my plans; furono costretti a buttare all'aria i loro progetti, they had to scrap their plans // buttare la pasta, il riso, to start cooking the pasta, the rice2 ( sprecare) to waste, to throw* away: buttar ( via) il denaro, il tempo, to waste money, time; non mi piace buttare i soldi dalla finestra, I don't approve of wasting (o squandering) money3 ( emettere) to send* out; (perdere, spec. di recipienti) to leak: il camino buttava fumo, the chimney was sending out smoke; il vaso buttava acqua da tutte le parti, the pot was leaking all over the place // la ferita buttava sangue, the wound was bleeding4 ( di piante) to put* out: le rose incominciano a buttare le gemme, the roses are beginning to put out buds◆ v. intr.1 ( volgere, tendere) to become*: il tempo butta al bello, the weather is becoming nice (o is clearing) // butta male!, things look pretty grim!◘ buttarsi v.rifl. to throw* oneself, to fling* oneself: si buttò ( giù) dalla finestra, he threw himself out of the window; si buttò esausto sul letto, he flung himself onto the bed exhausted; si buttò su una poltrona, he threw himself (o collapsed) into an armchair; si buttò ai miei piedi, he threw himself at my feet // si è buttato sotto il treno, he threw himself under the train; si buttò ( con impeto) contro l'avversario, he flung himself at his opponent // buttare col paracadute, to parachute // buttare nel lavoro, to throw oneself into a job; buttare nella politica, to plunge into politics; buttare anima e corpo in qlco., to throw oneself heart and soul into sthg.; non ha fatto niente tutto l'anno, ma alla fine si è buttato nello studio anima e corpo, he did nothing for the whole year but finally he really got stuck into his studies // io mi butto!, I'll have a go at it! // si butterebbe nel fuoco per sua figlia, he'd do absolutely anything for his daughter // buttare giù, ( deprimersi) to let oneself go.* * *[but'tare]1. vt1) (gettare) to throwbuttare la pasta/il riso Culin — to put pasta/rice into boiling water
buttarsi qc dietro le spalle — to throw sth over one's shoulder, (fig : passato) to put sth behind one
2) (anche: buttare via) (nella spazzatura) to throw away, discard, (sprecare: soldi, tempo) to waste3)buttare giù — (scritto) to jot down, scribble down, (cibo, boccone) to gulp down, (edificio) to pull down, knock down, (governo) to bring down
buttare giù qn — (deprimere) to get sb down
4)buttare la colpa addosso a qn — to lay the blame on sbbuttare a mare — (fig : soldi, occasione) to throw away
gli ha buttato in faccia tutto il suo disprezzo — she told him to his face how much she despised him
2. vi(
fam : apparire) la faccenda butta male — things are looking bad3. vr (buttarsi)(saltare) to jumpbuttiamoci! — (saltiamo) let's jump!, (rischiamo) let's have a go!
buttarsi su o addosso a qn — to launch o.s. at sb
buttarsi nelle braccia di qn — to throw o.s. into sb's arms
buttarsi in ginocchio — to throw o.s. down on one's knees
buttarsi (anima e corpo) in qc — to throw o.s. (wholeheartedly) into sth
buttarsi giù — (stendersi) to lie down, (stimarsi poco) to have a low opinion of o.s., (scoraggiarsi) to get depressed o miserable
buttarsi nella mischia (anche) fig — to throw o.s. into the fray
* * *[but'tare] 1.verbo transitivo1) (lanciare) to throw*buttare qcs. per terra, in aria — to throw sth. to the ground, up into the air
buttare (via) — to throw away o out [cose vecchie, rifiuti]
non è da buttar via! — fig. it's not to be sneezed at!
3) (sprecare) to throw* away [occasione, soldi]4) (far cadere)buttare (giù) qcs. dalla finestra — to throw sth. out of the window
5) (stendere)6) (emettere) to spew, to eject [lava, fumo]7) buttare giù (rovesciare) to cast* down, to knock off, to knock down [vaso, sedia]; (abbattere) to throw* down, to pull down [ edificio]; to knock down [ albero]; [ vento] to blow* down [ albero]; (sfondare) to smash down [ porta]; (ingoiare) to swallow [ cibo]; (avvilire) to bring* down, to get* down [ persona]; (debilitare) [ malattia] to weaken [ persona]; (abbozzare) to dash off, to throw* off, to toss off, to write* down [ appunti]; (giocare) to throw* down [ carta]buttare qcn. giù dal letto — to get sb. out of bed
8) buttare fuori to throw* out [importuno, studente]; to throw* out, to kick out [ dipendente]buttare fuori di casa — to put out [ inquilino]; to turn out into the street [ coniuge]
9) buttare indietro to fling* back [testa, capelli]10) buttare là, buttare lì to throw* out [frase, idea]2. 3.verbo pronominale buttarsi1) (gettarsi) to throw* oneself- rsi sul letto — to throw oneself onto o to fall into bed
-rsi (giù) dalla finestra, sotto un treno — to throw oneself out of the window, in front of a train
- rsi in acqua — to throw oneself o jump into the water; (per fare un bagno) to go for a dip
2) fig.- rsi in — to throw oneself o pitch into [ lavoro]
3) (osare) to go* for it, to give* it a go4) (indossare)- rsi una sciarpa sulle spalle — to fling o sling a scarf around one's shoulders
5) (sfociare)il Po si butta nell'Adriatico — the River Po flows into o joins the Adriatic Sea
6) buttarsi giù (avvilirsi) to get* dejected••buttare qcs. in faccia a qcn. — to throw sth. into sb.'s teeth, to cast sth. up at sb.
buttare all'aria — to mess up [fogli, stanza, progetto]
buttare a mare qcs. — to throw sth. out the window
buttare un occhio su — to cast a glance o look at
buttare o -rsi alle spalle to leave behind, to turn one's back on [preoccupazioni, passato]; buttare al vento — to dish, to bungle [ piani]; to chuck, to fritter away [ denaro]
* * *buttare/but'tare/ [1]1 (lanciare) to throw*; buttare qcs. per terra, in aria to throw sth. to the ground, up into the air2 (sbarazzarsi) buttare (via) to throw away o out [cose vecchie, rifiuti]; non è da buttar via! fig. it's not to be sneezed at!3 (sprecare) to throw* away [occasione, soldi]4 (far cadere) buttare (giù) qcs. dalla finestra to throw sth. out of the window5 (stendere) buttare una coperta sul letto to throw a blanket over the bed6 (emettere) to spew, to eject [lava, fumo]7 buttare giù (rovesciare) to cast* down, to knock off, to knock down [vaso, sedia]; (abbattere) to throw* down, to pull down [ edificio]; to knock down [ albero]; [ vento] to blow* down [ albero]; (sfondare) to smash down [ porta]; (ingoiare) to swallow [ cibo]; (avvilire) to bring* down, to get* down [ persona]; (debilitare) [ malattia] to weaken [ persona]; (abbozzare) to dash off, to throw* off, to toss off, to write* down [ appunti]; (giocare) to throw* down [ carta]; buttare qcn. giù dal letto to get sb. out of bed8 buttare fuori to throw* out [importuno, studente]; to throw* out, to kick out [ dipendente]; buttare fuori di casa to put out [ inquilino]; to turn out into the street [ coniuge]9 buttare indietro to fling* back [testa, capelli]10 buttare là, buttare lì to throw* out [frase, idea](aus. avere) (germogliare) to bud, to come* up, to sproutIII buttarsi verbo pronominale1 (gettarsi) to throw* oneself; - rsi sul letto to throw oneself onto o to fall into bed; -rsi (giù) dalla finestra, sotto un treno to throw oneself out of the window, in front of a train; - rsi in acqua to throw oneself o jump into the water; (per fare un bagno) to go for a dip3 (osare) to go* for it, to give* it a go; buttati! go for it! just do it!buttare la pasta to put the pasta (into the boiling water); buttare qcs. in faccia a qcn. to throw sth. into sb.'s teeth, to cast sth. up at sb.; buttare all'aria to mess up [fogli, stanza, progetto]; buttare a mare qcs. to throw sth. out the window; buttare un occhio su to cast a glance o look at; buttare o -rsi alle spalle to leave behind, to turn one's back on [preoccupazioni, passato]; buttare al vento to dish, to bungle [ piani]; to chuck, to fritter away [ denaro]. -
26 czas
dobre/złe/dawne czasy — good/bad/old times
w swoim czasie — in due time lub course
od czasu czas — +gen since (the time of)
w czasie czas — +gen during
od czasu do czasu — from time to time, (every) now and then
* * *miIns.pl. - ami; in idiomatic expressions -y1. (wymiar fizyczny, przemijanie) time; czas mija time passes l. goes by; czas płynie time flows; upływ czasu the flow of time; w czasie i przestrzeni in time and space; wehikuł l. maszyna czasu time machine; zegar pokazuje/odmierza czas a clock shows/measures time.2. (= odcinek czasu) period, time, hours; czas pracy working hours; czas wolny leisure time; przez cały czas all the time; przez ten czas during that time l. period; przez pewien czas for a time; po pewnym czasie after a time; ile mamy czasu? how much time do we have?3. przen. i w utartych zwrotach czas goi l. leczy rany time heals wounds; czas nas goni l. nagli we're pressed for time; czas pokaże only time will tell; czas pracuje dla mnie l. na moją korzyść I have time on my side; czas to pieniądz time is money; grać na czas play for time; ja mam czas I can wait; mamy dość czasu we have enough time (on our hands); nadrabiać stracony czas make up for lost time; nie ma czasu na... there's no time for...; nie tracić/nie marnować czasu lose/waste no time; spędzać czas spend one's time ( na czymś on sth) ( na robieniu czegoś doing sth); strata czasu waste of time; szkoda (czyjegoś) czasu it's a waste of (sb's) time; szmat czasu a long time; tracić l. marnotrawić czas waste one's time; wyścig z czasem race against time; wytrzymać próbę czasu stand the test of time; zabijać czas kill time; zyskać na czasie gain time.4. zw. pl. (= epoka, okres) times, period, days, years; czasy starożytne/prehistoryczne ancient/prehistoric times; ciężkie/trudne czasy hard/difficult times; dawnymi czasy lit. in olden days l. times; in days of yore; ostatnimi czasy lit. recently; po wszystkie czasy l. po wieczne czasy l. po wsze czasy forever (and a day); swego czasu once (upon a time); w czasach królowej Elżbiety in Queen Elizabeth's time; in Elizabethan times; w naszych l. obecnych czasach in our times, nowadays; w owym czasie at that time; za moich czasów in my time; bawić się za wszystkie czasy have the time of one's life; iść z duchem czasu move l. keep up with the times; jego czas się skończył his time is over.5. na czasie pot. fashionable, trendy, in.6. (= właściwa pora) (the right) time ( na coś for sth); jest czas na... there's time for...; nie czas na żarty it isn't the right time for joking; najwyższy czas high time; od czasu do czasu from time to time; do czasu only so long; uciekaj, póki czas run away while the going's good; zdążyć na czas be in time ( na coś for sth) ( żeby coś zrobić to do sth); przed czasem ahead of time; o czasie on time; po czasie behind time; w swoim czasie l. w stosownym czasie in due time; czas na mnie l. komu w drogę, temu czas I'd better go; time to go; it's (high) time I were on my way; nadszedł czas zapłaty the day of reckoning has come; rychło w czas iron. just in time.7. fiz., astron. (= system rachuby czasu) time; czas letni/zimowy summer/winter time; czas lokalny local time; czas słoneczny astron. solar time; czas strefowy zone time; czas Greenwich Greenwich mean time, GMT; czas uniwersalny universal time, UT; czas uniwersalny skoordynowany universal time coordinated, UTC; geologiczna skala czasu geol. geological time scale.8. gram. tense; czas teraźniejszy the present (tense); czas przeszły the past (tense), the preterite; czas przyszły the future (tense); czas zaprzeszły the past participle (tense).The New English-Polish, Polish-English Kościuszko foundation dictionary > czas
-
27 время
ср.1) timeза это время — in this (interval of) time, in this period
сколько времени? — how long?; what's the time?
время терпит — there is no hurry, there is plenty of time
время не позволяет — time forbids, there is no time
всему свое время — there is time for everything, everything is good in its season
тянуть время — to stall for time, to temporize
в свободное время — at leisure, in one's spare time
в скором времени — in a short time, shortly, before long, in the near future
время закрытия — (магазинов, учреждений и т. п.) closing-time
все время — all the time, always, constantly, at all times
до того времени — till then, up to that time
дополнительное время — спорт extra time, overtime
к тому времени — by that time, by then
к этому времени — by this, by now
ко времени — on time, at the right/proper time
летнее время — summer-time, summertime
много времени — a long time/while; much time, plenty of time
на время — for a (certain) time, for a while, temporarily; in (the long) run
свободное время — spare/free time
со временем — in (the course of) time, with time, as time goes by
2) (эпоха) time; times мн. ч.в наше время — in our time, nowadays
во времена оно — архаич. или шутл. of yore, in the old days
во времена — (кого-л./чего-л.) in (smb.'s) time
по тем временам — for those times/days
3) грам. tense•время, необходимое для (чего-л./кого-л. чтобы сделать что-л.) — the time it takes for (smth./smb. to do smth)
недолго осталось ждать того времени, когда — it should not be long before
до последнего времени — until (very) recently, until (very) recent times
••первое время — (тж. в первое время)
последнее время — (тж. за/в последнее время)
в данное время — at (the) present (moment), today
в свое время — in one's time ( раньше); in due time/course ( в нужное время)
в то время как — whereas, while
в то же время — at the same time, while, yet
во время — during, at the time of
время от времени, по временам — from time to time, (every) now and then, sometimes, at times, now and again
на первое время — for the initial period, initially
раньше времени — prematurely, too soon
самое время — разг. just the time (to/for)
-
28 einzig
I Adj.1. only; mein einziger Freund my (one and) only friend, my one friend; der etc. Einzige the only one, the only person, the one person; Sache: the only thing, the one thing; sie ist die Einzige, die... she’s the only woman who...; ein Einziger etc. just one (person etc.), one single ( oder solitary) person; kein Einziger etc. not (a single) one; das Einzige wäre zu (+ Inf.) the only thing would be to (+ Inf.) wir waren die Einzigen am Strand we were the only people on the beach, we had the beach to ourselves; Lisa ist unsere Einzige Lisa is our only child, we’ve only got Lisa; mein einziger Gedanke my one thought; ein einziges Buch (just) one book; kein einziges Auto not a single car, not one car; kein einziges Wort not a word; sein einziger Halt his sole support, the one thing etc. he could count on; ein einziges Mal (just) once; nicht ein einziges Mal not once, not a single time; sie hat keinen einzigen Fehler gemacht she didn’t make a single mistake2. (ausgesprochen) pure, sheer, nothing but; sein Leben war eine einzige Flucht he spent his life running away from things3. unvergleichlich: einzig in seiner etc. Art sein be unique (of its kind), be unequal[l]ed, stand alone; einzigartig III Adv. only; einzig ( und allein) solely; das einzig Richtige oder Wahre the only answer ( oder solution, thing to do etc.); das einzig Richtige für dich wäre... what you need is..., the only thing you could do is...; das einzig Vernünftige wäre... the only sensible thing to do is ( oder would be)...; das einzig Gute daran the only good thing about it, the only consolation; es hängt einzig und allein davon ab, ob... it depends entirely ( oder solely) on whether...* * *alone (Adj.); single (Adj.); sole (Adj.); singular (Adj.); only (Adj.)* * *ein|zig ['aintsɪç]1. adj1) attr only, soleich habe nicht einen éínzigen Brief bekommen — I haven't had a single or solitary letter
kein or nicht ein éínziges Mal — not once, not one single time
2) (emphatisch) absolute, completedieses Rugbyspiel war eine éínzige Schlammschlacht — this rugby match was just one big mudbath
3) pred (= einzigartig) uniquees ist éínzig in seiner Art — it is quite unique
sein Können steht éínzig da — his skill is unmatched, his skill is second to none
2. adjder/die Einzige — the only onedas ist das Einzige, was wir tun können — that's the only thing we can do
ein Einziger hat geantwortet — only one ( person) answered
kein Einziger wusste es — nobody knew, not a single or solitary person knew
die Einzigen, die es wussten... — the only ones who knew...
er hat als Einziger das Ziel erreicht — he was the only one or the sole person to reach the finish
Hans ist unser Einziger — Hans is our only child, Hans is our one and only
3. adv1) (= allein) only, solelyseine Beförderung hat er éínzig dir zu verdanken — he owes his promotion entirely to you
die éínzig mögliche Lösung — the only possible solution, the only solution possible
éínzig und allein — solely
éínzig und allein deshalb hat er gewonnen — he owes his victory solely or entirely to that, that's the only or sole reason he won
das éínzig Wahre or Senkrechte (inf) — the only thing
jetzt Ferien machen/ein Bier trinken, das wäre das éínzig Wahre etc — to take a holiday (esp Brit) or vacation (US)/have a beer, that's just what the doctor ordered or that would be just the job (inf)
2) (inf = außerordentlich) fantastically* * *1) (without any others of the same type: He has no brothers or sisters - he's an only child; the only book of its kind.) only2) (only; single: my sole purpose/reason.) sole3) (single: not a solitary example.) solitary* * *ein·zig[ˈaintsɪç]I. adj1. attr only, solewir haben nur eine \einzige Möglichkeit there is only one thing we can do, we have only one chancejds \einziges Kind sb's only child2. (alleinige)▪ der/die E\einzige the only onedu bist der E\einzige, dem ich vertraue you are the only one I trustdas ist das E\einzige, was zählt that is the only thing that countser hat als E\einziger das Ziel erreicht he was the only one to reach the finishkein \einziger Gast blieb nach dem Essen not one solitary guest stayed behind after the mealnur noch ein \einziger Apfel ist übrig geblieben there is still one solitary apple left▪ ein \einziger/eine \einzige/ein \einziges... a complete/ an absolute...12 Stunden täglich am Monitor, das ist eine \einzige Quälerei 12 hours a day at the computer is sheer murderdie Situation ist ein \einziger Schlamassel the situation is a right [or an absolute] mess▪ \einzig sein to be uniquedas hat er \einzig dir zu verdanken he owes that entirely to youdie \einzig mögliche Lösung the only possible solution\einzig und allein solelyes liegt \einzig und allein an Ihnen it is entirely up to you* * *1.1) onlykein od. nicht ein einziges Stück — not one single piece
ihre einzige Freude — her one and only joy
2) nicht präd. (völlig) complete; absolute3) nicht attr. (geh.): (unvergleichlich) unique; unparalleled2.1) (intensivierend bei Adj.) singularly; extraordinarily2) (ausschließlich) onlydas einzig Vernünftige/Richtige — the only sensible/right thing [to do]
einzig und allein — nobody/nothing but; solely
* * *A. adj1. only;mein einziger Freund my (one and) only friend, my one friend;der etcsie ist die Einzige, die … she’s the only woman who …;kein Einziger etc not (a single) one;wir waren die Einzigen am Strand we were the only people on the beach, we had the beach to ourselves;Lisa ist unsere Einzige Lisa is our only child, we’ve only got Lisa;mein einziger Gedanke my one thought;ein einziges Buch (just) one book;kein einziges Auto not a single car, not one car;kein einziges Wort not a word;sein einziger Halt his sole support, the one thing etc he could count on;ein einziges Mal (just) once;nicht ein einziges Mal not once, not a single time;sie hat keinen einzigen Fehler gemacht she didn’t make a single mistake2. (ausgesprochen) pure, sheer, nothing but;sein Leben war eine einzige Flucht he spent his life running away from things3. unvergleichlich:einzig in seiner etcB. adv only;einzig (und allein) solely;das einzig Richtige für dich wäre … what you need is …, the only thing you could do is…;das einzig Vernünftige wäre … the only sensible thing to do is ( oder would be) …;das einzig Gute daran the only good thing about it, the only consolation;* * *1.1) onlykein od. nicht ein einziges Stück — not one single piece
2) nicht präd. (völlig) complete; absolute3) nicht attr. (geh.): (unvergleichlich) unique; unparalleled2.1) (intensivierend bei Adj.) singularly; extraordinarily2) (ausschließlich) onlydas einzig Vernünftige/Richtige — the only sensible/right thing [to do]
einzig und allein — nobody/nothing but; solely
* * *adj.only adj.single adj.sole adj.solely adj. -
29 FRÁ
* * *I) prep. with dat.1) from (ganga frá lögbergi);skamt frá ánni, a short distance from the river;2) away from (nökkut frá öðrum mönnum);3) of time, alit frá eldingu, all along from daybreak;dag frá degi, one day after another;4) from among, beyond;gera sik auðkendan frá öðrum mönnum, to make oneself conspicuous;5) against;frá líkindum, against likelihood;6) of, about;er mér svá frá sagt konungi, I am told so about the king;7) as adv. away;hverfa frá, to turn away;til ok frá, to and fro;héðan í frá, hence, henceforlh;þar út í frá, secondly, next.* * *prep. with dat., sometimes with í or á prefixed, ífrá, áfrá, cp. Swed. ifrån; áfra, Fms. vi. 326, 439, viii. 25, ix. 508, x. 408; í frá, xi. 16, 137, 508, Grág. ii. 30, Nj. 83, 108, passim: [Goth. fram; A. S. fram, from; Engl. from; O. H. G. fram; again in the Scandin., Swed. från; Dan. fra; Ormul. fra; so also Engl. fro (in to and fro and froward) is a Dan. form, but from a Saxon]:—from, vide af, p. 3, col. 2; ganga frá lögbergi, Nj. 87; frá landi, Ld. 118; ofan frá fjöllum, Ísl. ii. 195; frá læknum, 339: with adv. denoting direction, skamt frá ánni, Nj. 94; skamt frá landi, Ld.; upp frá bæ Una, Fs. 33, Ld. 206; niðr frá Mælifells-gili, Landn. 71; ofan frá Merki-á, Eg. 100; ut frá Unadal, Fs. 31; norðr frá garði, Nj. 153; norðr frá dyrum, Fms. viii. 25; austr frá, ix. 402; suðr frá Noregi, x. 271; skamt frá vatninu, Ld. 268; allt frá ( all the way from) Gnúpu-skörðum, 124: ellipt., inn frá, útar frá, Nj. 50: with the indecl. particle er, vetfang þeim er frá ( from which) var kvatt, Grág. (Kb.)β. with names of hills, rivers, or the like, from, but ‘at’ is more freq., vide p. 26; frá Ósi, Eirekr frá Ósi, Þórð. 8 new Ed.; Þórðr frá Höfða, Ld. 188, 200; frá Mosfelli, frá Hlíðarenda, Landn., Nj. passim.2. denoting aloof; brott frá öðrum húsum, aloof from other houses, Eg. 203; nökkut frá ( aloof from) öðrum mönnum, Fas. i. 241; út í frá öðrum mönnum, aloof from other men, Hkr. i. 223.3. with adverbs denoting direction; Varbelgir eru hér upp frá yðr, Fms. ix. 512; stóðu spjót þeirra ofan frá þeim, Nj. 253; þangat frá garði, er …, in such a direction from the farm, that …, Grág. i. 82.4. with verbs, as vita, horfa, snúa frá, to look away from, Skálda 242; stafnar horfa frá landi, Fms. xi. 101; þat er frá vissi berginu, viii. 428.5. with gen. ellipt. cp. ‘at’ A. II. 7; frá riks manns, from a rich man’s [ house], Hom. 117; frá Arnórs, Bjarn. 35; frá frú Kristínar, Fms. ix. 407; frá bóanda þess, Grág. i. 300; frá Heljar, Edda (Ub.) 292; frá Bjarnar, Hkr. i. 190.6. temp., fjórtán nætr frá alþingi, Grág. i. 122; frá þessu, from that time, since; upp frá þessu, id., Ld. 50, Fms. xi. 334; frá hinni fyrstu stund, Sks. 559; allt frá eldingu, all along from daybreak, Hrafn. 7; frá öndverðu, from the beginning, Sks. 564; frá fornu ok nýju, of old and new, Dipl. iv. 14: adding upp, upp frá því, ever since, Bs. ii. 37.7. denoting succession; stund frá stund, from time to time, 656 A. i. 36; ár frá ári, year after year, Stj. 17; dag frá degi, Fms. ii. 230; hvern dag frá öðrum, one day after another, viii. 182; hvárt sumar frá öðru, one summer after another, Grág. i. 92; annan dag frá öðrum, Eg. 277: in other relations, maðr frá manni, man after man, Finnb. 228.II. metaph.,1. from among, above, beyond, surpassingly; göra sik auðkenndan frá öðrum mönnum, to distinguish oneself from ( above) other men, Fms. vii. 73, Fb. ii. 73: adding sem, frá því sem …, beyond that what …; frá því harðfengir ok íllir viðreignar sem aðrir, Fms. i. 171; herðibreiðr, svá at þat bar frá því sem aðrir menn vóru, Eg. 305; nú er þat annathvárt at þú ert frá því þróttigr ok þolinn sem aðrir menn, Fms. ii. 69: cp. frá-görðamaðr, frá-bær.2. with verbs denoting deprivation, taking away, forsaking, or the like; taka e-t frá e-m, to take a thing from one, Nj. 253; renna frá e-m, 264; deyja frá úmögum, to ‘die from orphans,’ i. e. leave orphans behind one, Grág. i. 249; segja sik ór þingi frá e-m, to secede from one, Nj. 166; liggja frá verkum, to be bedridden ‘from work,’ i. e. so as to be unable to work, Grág. i. 474; seljask arfsali frá úmögum, i. e. to shift one’s property from the minors, i. e. to cut them off from inheritance, 278.3. against; þvert frá mínu skapi, Fms. vii. 258, Hom. 158; frá líkindum, against likelihood, Eg. 769.4. denoting derivation from a person; í mikilli sæmd frá konungi, Ísl. ii. 394; njóta skaltu hans frá oss, Fbr. 58 new Ed.;—so also, kominn frá e-m, come of, descended from one, Eb. sub fin., Landn. passim.5. of, about, concerning; segja frá e-u, to tell of a thing, Fms. xi. 16, 137, Nj. 100, (frá-saga, frá-sögn, a story); verða víss frá e-m, to be informed about one, Fms. iv. 184; er mér svá frá sagt konungi, I am told so of the king, Eg. 20; lýgi hann mestan hlut frá, he lies for the most part, Ísl. ii. 145, cp. Nj. 32.III. adverb. or ellipt. away, off; hverfa frá, to turn away, Landn. 84; snúa í frá, Nj. 108; stukku menn frá, Eg. 289; hnekkjask Írar nú frá, Ld. 78; ok frá höndina, and the hand off, Nj. 160; falla frá, to fall off, to die (fráfall), Fms. x. 408; til ok frá, to and fro, Eg. 293, Fms. ix. 422, Pass. 3. 2; héðan í frá, hence ‘fro,’ Nj. 83; þaðan í frá, thence, Grág. ii. 30: þar ut í frá, secondly, next, Fms. vi. 326; outermost, 439:—temp., þaðan, héðan frá, thence, Grág. i. 204, ii. 30, Fms. ii. 231, Nj. 83, Vápn. 30: cp. the phrases, af og frá, by no means! vera frá, to be gone, done with, dead. -
30 пора честь знать
пора (надо) <и> честь знатьразг.1) тж. пора (надо) <и> совесть знать (следует прекратить, кончить что-либо; хватит злоупотреблять чем-либо) there's a limit to everything; it's time to stop; one ought to know when one's time is up; enough's enough- Она поедет со мною; ей нельзя здесь оставаться; а старухе скажи, что, дескать, пора умирать, зажилась, надо знать и честь. (М. Лермонтов, Герой нашего времени) — 'I'll take her with me, for she can't stay behind, and tell the old woman it's time she died; she's lived long enough and ought to know when her time's up.'
2) (настало время уйти, удалиться) it's time to go (to be going); it's time for honest folks to be abed; one must not overstay one's welcomeВаря.
Что ж, господа? Третий час, пора и честь знать. (А. Чехов, Вишнёвый сад) — Varya. Well, gentlemen, it's past two; time you were off.- Ну, батюшка, - с решительным видом обернулась она ко мне, - будет тебе прохлаждаться. Напился водицы, поговорил, да пора и честь знать. Мы тебе не компания... (А. Куприн, Олеся) — 'Well, sir,' she added, turning to me with determination, 'you've been wasting your time more'n enough. You had your drink of water and your bit of talk, now don't overstay your welcome. We're no company for you.'
Русско-английский фразеологический словарь > пора честь знать
-
31 dienst
m; -(e)s, -e1. allg. service (an + Dat to); jemandem einen guten Dienst erweisen oder leisten do s.o. a good turn; jemandem gute Dienste leisten serve s.o. well; (jemandem zugute kommen) stand s.o. in good stead; Person: be a great help (to s.o.); jemandem einen schlechten Dienst erweisen do s.o. a disservice ( oder bad turn); jemandes Dienste in Anspruch nehmen make demands on s.o.’s services; jemandem zu Diensten sein oder stehen be at s.o.’s disposal ( oder command); stets zu Ihren Diensten! altm. at your service!; Dienst am Kunden customer service; ( das ist) Dienst am Kunden umg. (that’s) all part of the service, madam ( oder sir); sich in den Dienst einer Sache stellen offer one’s services to, devote o.s. to; in / außer Dienst nehmen oder stellen (Verkehrsmittel etc.) put in / out of service ( oder commission); die Beine versagten ihm den Dienst his legs gave way; der Wagen tut noch seinen Dienst the car still serves its purpose ( oder does its job)2. nur Sg.; (Ggs. Freizeit) duty; den oder zum Dienst antreten go on duty, start work; sich zum Dienst melden report for duty; im / außer Dienst on / off duty; Dienst haben oder tun be on duty; ich habe heute lange Dienst I’m working late today; wann hast du Dienst? when are you working, when are you on?; der Dienst habende oder tuende Arzt / Offizier oder der Arzt / Offizier vom Dienst the doctor on call ( oder duty) / the duty officer; Unteroffizier vom Dienst the duty NCO; Chef vom Dienst DRUCKW. duty editor; Torschütze vom Dienst umg., fig. goal machine; Angeber / Trottel etc. vom Dienst umg., fig. resident show-off / idiot; Dienst nach Vorschrift work-to-rule; Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps umg. never mix business with pleasure3. (Stellung) beim Militär, König etc.: service; beim Staat: civil service; als Dienstbote: service, employ; bei einer Firma: work; Dienst mit der Waffe MIL. military ( oder armed) service; in jemandes Dienst(e) treten enter s.o.’s employ; bei einer Firma in Dienst treten start work with; bei jemandem im Dienst oder in jemandes Diensten sein oder stehen bei Firma etc.: work for s.o.; bes. pej. heimlich etc.: be in the pay of s.o.; bei König etc.: serve s.o.; im Dienst(e) seiner Majestät on Her ( oder His) Majesty’s Service; im Dienst ergraut have served many years, have many years of faithful service behind one; den Dienst quittieren resign; außer Dienst (abgek. a. D.) (im Ruhestand) retired, in retirement, emeritus4. mit Adj.: aktiver Dienst MIL. active service; auswärtiger / diplomatischer Dienst foreign / diplomatic service; öffentlicher Dienst civil service5. im Verwaltungsapparat: einfacher Dienst etwa manual grades; mittlerer Dienst etwa clerical grades; gehobener Dienst etwa executive grades; höherer Dienst etwa administrative ( oder professional) grades6. KUNST respond* * *der Dienstduty; attendance; service; ministration* * *[diːnst]m -(e)s, -e1) (= Arbeitsverhältnis, Tätigkeitsbereich) service; (= Arbeitsstelle) positiondiplomatischer/öffentlicher Dienst — diplomatic/civil service
sein or stehen — to be in sb's service
Oberst etc außer Dienst (abbr a. D.) — retired colonel etc
den Dienst quittieren, aus dem Dienst (aus)scheiden — to resign one's post; (Mil) to leave the service
im Dienst ergraut sein — to have many years of faithful service behind one
2) (= Berufsausübung, Amtspflicht) duty; (= Arbeit, Arbeitszeit) workim Dienst sein, Dienst haben (Arzt, Feuerwehrmann etc) — to be on duty; (Apotheke) to be open
im Dienst sein (Angestellter etc) — to be working
außer Dienst sein — to be off duty
nach Dienst — after work
zum Dienst gehen — to go to work
Dienst tun — to serve ( bei in, als as)
jdn vom Dienst beurlauben — to grant sb leave of absence
jdn vom Dienst befreien — to exempt sb from his duties
Tellerwäscher/Kindermädchen vom Dienst (hum) — resident dishwasher/babysitter (hum)
Dienst ist Dienst und Schnaps ist Schnaps (Prov inf) — you can't mix business with pleasure, there's a time for everything
im Dienst(e) einer Sache/der Menschheit — in the service of sth/humanity
jdm einen Dienst/einen schlechten Dienst erweisen — to do sb a good/bad turn, to do sb a service/disservice
die Stimme etc versagte ihr den Dienst — her voice etc failed (her) or gave way
etw in Dienst stellen — to put sth into commission or service
jdm zu Diensten or zu jds Diensten stehen — to be at sb's disposal; (Mensch auch) to be at sb's service
(ich stehe) zu Diensten! (old) —
was steht zu Diensten? (old) — you wish, sir/madam?
4) (= Einrichtung) service* * *der1) (a department of public or government work: the Civil Service.) service2) (employment in one of these: military service.) service3) (the act of doing something to help: He was rewarded for his service to refugees.) service4) (the condition or work of a servant: In the last century, many young women went into service; She had been in service as a kitchen maid; He has given faithful service to the church for many years.) service* * *<-[e]s, -e>[ˈdi:nst]mseinen \Dienst antreten to start workaußer \Dienst retiredSteuerberater außer \Dienst retired tax consultantbeim/im \Dienst at workzum \Dienst gehen/kommen to go/come to work\Dienst haben to be at workwie lange hast du heute \Dienst? how long do you have to work today?\Dienst machen [o tun] to be workingzum \Dienst müssen to have to go to worknach/vor dem \Dienst after/before work\Dienst nach Vorschrift work to rule\Dienst nach Vorschrift machen to work to ruleaus dem \Dienst ausscheiden to leave the service[s]aus dem aktiven \Dienst ausscheiden to leave active serviceaußer \Dienst retiredOberst außer \Dienst retired coloneljdn vom \Dienst beurlauben to grant sb leave of absencenicht mehr im \Dienst sein to have left the service[s]\Dienst tun to be serving\Dienst am Vaterland service to one's country\Dienst mit [o an] der Waffe military serviceseinen \Dienst antreten to go on dutyzum \Dienst gehen to go on dutyder \Dienst habende [o tuende] Arzt/Offizier the doctor/officer on dutyim/nicht im \Dienst on/off dutyjdn vom \Dienst suspendieren to suspend sb from dutyvom \Dienst dutyChef vom \Dienst VERLAG duty editorOffizier vom \Dienst duty officerUnteroffizier vom \Dienst NCO in chargeaußer \Dienst retiredDiplomat außer \Dienst retired diplomatdiplomatischer [o auswärtiger] \Dienst diplomatic serviceder mittlere/gehobene/höhere \Dienst the clerical/higher/senior sections of the civil serviceder öffentliche \Dienst the civil servicejdn aus dem \Dienst [o seinen \Diensten] entlassen to dismiss sbjdn in [seinen] \Dienst [o in seine \Dienste] nehmen to take sb into servicein jds \Dienst[e] treten to enter sb's servicejdm den \Dienst verweigern to refuse to work for sbeinen \Dienst leisten to perform [or render] a service\Dienst am Kunden (usu hum fam) customer servicedanke für deine \Dienste! thanks for your help!was steht zu \Diensten? (geh) how may I be of service?jdm seinen \Dienst [o seine \Dienste] anbieten to offer to help sbjdm einen \Dienst erweisen [o tun] to help sbjdm einen guten \Dienst erweisen [o tun] to do sb a good turn, to render sb a valuable servicejdm gute \Dienste leisten [o tun] to stand sb in good stead[ich stehe] zu \Diensten! at your service!auf jds \Dienste zurückgreifen to fall back on sb's servicesder technische \Dienst technical services plwir stehen im \Dienst einer guten Sache it's for a good causesich akk in den \Dienst einer S. gen stellen to devote oneself to the service [or cause] of sth, to embrace the causeetw außer \Dienst stellen to take sth out of service; Schiff, Waffe to decommission sthetw in \Dienst stellen to put sth into service; Maschine to commission sth; Schiff a. to put sth into commissionseinen \Dienst [o seine \Dienste] tun to serve its purposeseinen \Dienst versagen to fail12.* * *der; Dienst[e]s, Diensteseinen Dienst antreten — start work/go on duty
Dienst haben — be at work/on duty; < chemist> be open
Dienst habender od. tuender Offizier — duty officer
Dienst habender od. tuender Arzt/Beamter — doctor/official on duty
seinen Dienst tun — <machine, appliance> serve its purpose
Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps — (ugs.) you shouldn't mix business and pleasure
2) (Arbeitsverhältnis) postden od. seinen Dienst quittieren — resign one's post; (Milit.) leave the service; < officer> resign one's commission
in Dienst stellen — put something into service or commission
3) o. Pl. (Tätigkeitsbereich) serviceder höhere Dienst der Beamtenlaufbahn — the senior civil service
4) (Hilfe) serviceDienst am Kunden — (ugs.) customer service
jemandem mit etwas einen schlechten Dienst erweisen — do somebody a disservice or a bad turn with something
zu jemandes Diensten od. jemandem zu Diensten sein od. stehen — (geh.) be at somebody's disposal or service
5) (HilfsDienst) service; (NachrichtenDienst, SpionageDienst) [intelligence] service* * *…dienst m im subst1. Einrichtung: service;Ansagedienst telephone information service;Apothekennotdienst emergency chemists (oder besonders US pharmacy);Gemüsefrischdienst vegetable delivery service;Krankenbesuchsdienst home visiting service (for the sick);Parküberwachungsdienst car park (US parking lot) surveillance2. Aufgabe:Abholdienst collecting ( oder picking-up) duty;Abspüldienst washing-up (US dishwashing) duty;Kontrolldienst inspection duty;Vertretungsdienst Ärzte: locum (US substitute doctor) service; Sekretarialarbeit: temp(ing) agency; Lehrer: supply (US substitute) teacher agency* * *der; Dienst[e]s, Diensteseinen Dienst antreten — start work/go on duty
Dienst haben — be at work/on duty; < chemist> be open
Dienst habender od. tuender Offizier — duty officer
Dienst habender od. tuender Arzt/Beamter — doctor/official on duty
außerhalb des Dienstes — outside work/when off duty
seinen Dienst tun — <machine, appliance> serve its purpose
Dienst ist Dienst, und Schnaps ist Schnaps — (ugs.) you shouldn't mix business and pleasure
2) (Arbeitsverhältnis) postden od. seinen Dienst quittieren — resign one's post; (Milit.) leave the service; < officer> resign one's commission
Major usw. außer Dienst — retired major etc.
in Dienst stellen — put something into service or commission
3) o. Pl. (Tätigkeitsbereich) service4) (Hilfe) serviceDienst am Kunden — (ugs.) customer service
jemandem mit etwas einen schlechten Dienst erweisen — do somebody a disservice or a bad turn with something
zu jemandes Diensten od. jemandem zu Diensten sein od. stehen — (geh.) be at somebody's disposal or service
5) (HilfsDienst) service; (NachrichtenDienst, SpionageDienst) [intelligence] service* * *-e m.commission n.duty n.employment n.ministration n.office n.service n. -
32 poza2
Ⅰ praep. 1. (na zewnątrz) outside; (dalej niż) beyond- urlop spędzał poza granicami kraju he spent his holiday outside the country- hotel znajdujący się poza miastem a hotel situated outside the city- wojska wycofały się poza linię Maginota the troops withdrew beyond the Maginot Line- nikomu nie wolno wychodzić poza bramę no one is allowed outside a. beyond the gate- cały dzień przebywa poza domem he’s out all day long2. (do tyłu, z tyłu) behind- oglądać się poza siebie to look a. glance behind (one) a. back- poza sobą usłyszał krzyk kobiety he heard a woman’s scream behind him- najgorsze mamy już poza sobą the worst is (already) behind us- miał poza sobą trzyletnie doświadczenie he had three years’ experience behind him a. under his belt pot.3. (w innym czasie lub środowisku) outside- poza godzinami pracy outside working hours- nowe miejsca pracy poza rolnictwem new jobs outside agriculture- wykraczać poza zakres czyichś obowiązków to go a. be beyond sb’s responsibilities, to lie a. be outside sb’s area of responsibility- takie rozważania wybiegają poza temat dzisiejszego wykładu such deliberations go a. lie beyond the scope of today’s lecture- poza sezonem out of season4. (oprócz, wyłączając) apart a. aside from, except (for) (kimś/czymś sb/sth)- zawiadomili wszystkich poza mną they informed everyone apart from a. except me- poza tym niewiele się zmieniło apart from that nothing much has changed5. (obok, włączając) apart a. aside from, besides (kogoś/czegoś sb/sth)- poza mną w pokoju było jeszcze dwóch chłopaków apart from a. besides me there were two boys in the room- poza wszystkim, nie lubię westernów apart from anything else, I don’t like westernsⅡ poza tym part. (ponadto) besides, apart from that- nie mam pieniędzy, poza tym to strata czasu I’ve no money, (and) besides it’s a waste of timeThe New English-Polish, Polish-English Kościuszko foundation dictionary > poza2
-
33 vieux
━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━1. adjectivea. old• vieux comme le monde or Hérode (humorous) as old as the hills• c'est déjà vieux tout ça ! that's all old hat! (inf)c. (avant le nom) ( = de naguère, précédent) old• ma vieille voiture était plus confortable que la nouvelle my old car was more comfortable than the one I've got now2. masculine nouna. ( = personne) old man• mon or le vieux (inf!) ( = père) the old man (inf!)• ils m'ont augmenté de 500 € -- ben mon vieux ! they've given me a 500 euro rise -- well I never!b. ► coup de vieux (inf)3. feminine noun• ma or la vieille (inf!) ( = mère) the old woman (inf!)• comment ça va, ma vieille ? (inf)how's it going, old girl? (inf)4. adverb5. compounds• des habitudes de vieux garçon bachelor ways ► vieux jeu invariable adjective [idées] outmoded ; [personne, vêtement] old-fashioned* * *
1.
2.
nom masculin, féminin1) ( personne âgée) old person2) (colloq) ( camarade)salut, vieux! — hello, mate! (colloq) GB, hi, pal! (colloq) US
ça va, ma vieille? — how are you, dear?
3.
4.
le vieux — old things (pl)
Phrasal Verbs:••vieux comme le monde, vieux comme Hérode or Mathusalem — as old as the hills
c'est un vieux de la vieille — (colloq) ( vétéran) he's an old hand
* * *vjø, vjɛj (vieille) vieil (devant un nom masculin commençant par une voyelle ou un h muet)1. adjIl fait plus vieux que son âge. — He looks older than he is.
2. nm/f1) * (= personne âgée) (= homme) old man, (= femme) old woman2) * (à un ami)Eh bien, mon vieux... — Well, old man...
Eh bien, ma vieille... — Well, old girl..., Well, my dear...
3. nmpl1) * (= personnes âgées)les vieux — the old, old people
2) * (= parents)* * *A adj1 ( d'âge avancé) [personne, couple, animal] old; vieil imbécile old fool; être vieux avant l'âge to be old before one's time; je me fais vieille I'm getting old; pour/sur mes vieux jours for/in my old age; ⇒ os, singe;2 ( d'un âge relatif) être plus vieux que qn/qch to be older than sb/sth; être moins vieux que qn to be younger than sb; être moins vieux que qch not to be as old as sth; la plus vieille église the oldest church; chatons vieux de quelques jours kittens only a few days old; une institution vieille de 100 ans a 100-year-old institution; vieux de plus de 100 ans over 100 years old;3 ( ancien) old; dans la vieille ville in the old town; le vieux Nîmes the old part of Nîmes; le vieux continent the old world; une vieille connaissance an old acquaintance; au bon vieux temps in the good old days; mes bonnes vieilles pantoufles my dear old slippers; mon nouveau et mon vieux vélo my new bike and my old one; c'est un vieux rêve à moi it has always been my dream; c'est de la vieille histoire that's ancient history; une vieille amitié/rivalité a long-standing friendship/rivalry; il est très vieille France he's a gentleman of the old school; des habitudes vieille France formal manners; des prénoms qui font vieille France first names which are full of old-world charm; ⇒ école, métier.B nm,f1 ( personne âgée) old person; un petit vieux a little old man; une petite vieille a little old woman; les vieux old people; c'est un vieux he's old; mes vieux○ ( parents) my parents; mon vieux○ ( père) my old man○; ma vieille○ my old woman○;2 ( vétéran) c'est une vieille, elle est ici depuis deux ans she's an old hand, she's been here two years;3 ○( camarade) salut, vieux! hello, mate○! GB, hi, pal○! US; mon pauvre vieux you poor old thing; ça va, ma vieille? how are you, dear?C adv vivre vieux to live to a ripe old age; un chignon, ça fait vieux a bun makes you look old; il s'habille vieux he dresses like an old man; ta sœur fait vieux your sister looks old.D nm ( choses anciennes) le vieux old things (pl); prendre un coup de vieux to age; faire du neuf avec du vieux to revamp things.vieil or old gold; vieille barbe○ old bore; vieille branche○ old thing†; vieille fille old maid; vieille garde old guard; vieille noix○ = vieille branche; vieille peau pej old bag○ péj; vieux beau ageing Romeo; vieux clou○ ( véhicule) old crock○; vieux croûton○ pej old duffer○; vieux garçon old bachelor; vieux jeton○ old fuddy-duddy○; vieux jeu old-fashioned; vieux renard old fox; vieux rose dusty pink, old rose; vieux routier old stager; vieux schnock○ pej fuddy-duddy○.vieux comme le monde, vieux comme Hérode or Mathusalem as old as the hills; c'est un vieux de la vieille○ ( vétéran) he's an old hand; ( ami) he's a very old friend.( féminin vieille) [vjø, vjɛj] (devant nom masculin commençant par voyelle ou h muet vieil [vjɛj]) adjectif1. [âgé] oldsa vieille mère her old ou aged motherun vieil homme an old ou elderly manles vieilles gens old people, elderly people, the elderlydevenir vieux to grow old, to get oldvivre vieux [personne, animal] to live to be old, to live to a ripe old agese faire vieux to be getting on (in years), to be getting oldle plus vieux des deux the older ou elder (of the two)le plus vieux des trois the eldest ou oldest of the three2. (avant le nom) [de longue date - admirateur, camarade, complicité, passion] old, long-standing ; [ - famille, tradition] old, ancient ; [ - dicton, recette] old ; [ - continent, montagne] old3. [désuet - instrument, méthode] oldc'est un tissu un peu vieux pour une robe de fillette this material is a bit old-fashioned for a little girl's dressa. [qui n'est plus usitée] an obsolete turn of phraseb. [surannée] an old-fashioned turn of phrase[usé, fané] oldun vieux numéro [de magazine] a back issue4. [précédent] old5. (familier) [à valeur affectueuse]alors, mon vieux chien? how's my old doggie then?[à valeur dépréciative]t'aurais pas une vieille enveloppe? got an envelope (,any old one will do)?[à valeur intensive]————————nom masculin1. (familier & péjoratif) [homme âgé] old mana. [soldat de Napoléon] an old veteran of Napoleon's guardb. [personne d'expérience] an old hand2. (très familier) [père]mon/son vieux my/his old man3. (familier) [à valeur affective - entre adultes][pour exprimer la surprise]j'en ai eu pour 1 000 euros — ben mon vieux! it cost me 1,000 euros — good heavens!4. [ce qui est ancien] old thingsle vin sent le ou a un goût de vieux the wine tastes as though it's past its best5. (familier & locution)————————adverbe————————nom masculin pluriel1. (familier) [personnes âgées]2. (très familier) [parents]————————vieille nom féminin1. (familier & péjoratif) [femme âgée] old woman ou girl2. (très familier) [mère]la vieille, ma/ta vieille my/your old lady3. (familier) [à valeur affective - entre adultes]salut, ma vieille! hi there!il est trop tard, ma vieille! it's too late, darling![exprime l'indignation]t'es gonflée, ma vieille! you've got some nerve, you!————————————————[qui date de]vieille fille nom féminin————————vieux garçon nom masculin(vieilli & péjoratif) bachelorrester vieux garçon to remain single ou a bachelorvieux jeu locution adjectivale[personne, attitude] old-fashioned -
34 EIGA
* * *I)(á, átta, áttr), v.1) to own, possess (Starkaðr átti hest góðan);2) to have (eiga börn, föður, móður, vin);eiga konu, to have her for wife;hann átti Gró, he was married to G.;hann gekk at eiga Þóru, he took Th. for his wife, he married Th.;enga vil ek þessa eiga, I will not marry any of these;eiga heima, to have a home, to live (þeir áttu heima austr í Mörk);eiga sér e-t = eiga e-t (Höskuldr átti sér dóttur, er Hallgerðr hét);eiga ván e-s, to have hope of a thing, to reckon upon;eiga hlut at or í e-u, to have a share in a thing, to be concerned in;eiga vald á e-u, to have within one’s power;3) to be under obligation, be obliged, have to do a thing;tólf menn, þeir er fylgð áttu með konungi, who were bound to attend the king’s person;á ek þar fyrir at sjá, I am bound (I have) to see to that;átti Hrútr för í Vestfjorðu, H. had to go to the V.;4) to have a right (claim) to, be entitled to (eiga högg ok höfn í skóginum);eiga mál í e-m, to have a charge against one;eiga rétt á sér, to have a (personal) claim to redress;5) to keep, hold;eiga fund, þing, samkvámu, stefnu, to hold a meeting;eiga kaupstefnu, to hod a market;eiga orrustu við e-n, to fight a battle with one;eiga högg við e-n, to exchange blows with one;eiga illt við e-n, to quarrel with;eiga tal (or mál) við e-n, to speak, converse with one;6) as an auxiliary with pp. = hafa (þat er við áttum mælt);eiga skilit, to have stipulated;7) to have to (skal Þ. eigi at því eiga at spotta);eiga hendr sínar it verja, to have to act in self-defence;eiga um vandræði at halda, to be in a strait;8) eiga e-m e-t, to owe to one (mun æ, hvat þú átt þeim er veitir);þat muntu ætla, at ek mun eiga hinn bleika uxann, that the fawn-coloured ox means me;10) with preps.:eiga e-t at e-m, to have something due from one, to expect from one (þat vil ek eiga at þér, at þú segir mér frá ferð þinni);to deserve from one (ok á ek annat at þér);þeir er mikit þóttust at sér eiga, had much in their power;eiga e-t eptir, to have to do yet, to have left undone (þat áttu eptir, er erfiðast er, en þat er at deyja);to leave behind one (andaðist ok átti eptir tvá sonu vaxna);eiga e-t saman, to own in common;eiga skap saman, to agree well, be of one mind;eigi veit ek, hvárt við eigum heill saman, whether we shall live happy together;eiga saman, to quarrel, = eiga deild saman;eiga um við e-n, to have to deal with (við brögðótta áttu nú um);þar sem við vini mína er um at eiga, where my friends are concerned;eiga e-t undir e-m, to have in another’s hands;Njáll átti mikit fé undir Starkaði ok í Sandgili, N. had much money out at interest with St. and at Sandgil, er sá eigi vel staddr, er líf sitt á undir þinum trúnaði, whose life depends on thy good faith;eiga mikit (lítit) undir sér, to have much (little) in one’s power;far þú við marga menn, svá at þú eigir allt undir þér, that the whole matter rests in thy own hands;hann sá, at hann átti ekki undir sér, that he had no influence;eiga við e-n, to have to do with, fight with (brátt fundu þeir, at þeir áttu þar ekki við sinn maka);ekki á ek þetta við þik, this is no business between thee and me;eiga gott (illt) við e-n, to be on good (bad) terms with one;eiga við konu, to have intercourse with, = eiga lag (samræði) við konu;recipr., eigast við, to deal with one another; fight, quarrel;eigast við deildir, to be engaged in strife;áttust þeir höggvaskipti við, they exchanged blows with one another.f.1) possession;kasta sinni eigu, leggja sína eigu, í e-t, to take possession of;2) property.* * *pret. átti; pret. subj. ætti, pres. eigi; pres. ind. á, 2nd pers. átt (irreg. eigr, Dipl. v. 24), pl. eigum, 3rd pers. pl. old form eigu, mod. eiga; imperat. eig and eigðu; sup. átt; with suffixed neg. pres. ind. 1st pers. á’k-at, 2nd pers. átt-attu; pret. subj. ættim-a: [Gr. ἔχω; Goth. aigan; A. S. âgan; Hel. êgan; O. H. G. eigan; Swed. äga; Dan. eje; Engl. to owe and own, of which the former etymologically answers to ‘eiga,’ the latter to ‘eigna’]:—to have, possess.A. ACT.I. denoting ownership, to possess:1. in a proper sense; allt þat góz sem þeir eiga eðr eigandi verða, D. N. i. 80; hann eigr hálfa jörðina, Dipl. v. 24; Björn hljóp þá á skútu er hann átti, Eb. 6; Starkaðr átti hest góðan, Nj. 89; þau áttu gnótt í búi, 257; hón á allan arf eptir mik, 3; átti hón auð fjár, Ld. 20; ef annarr maðr ferr með goðorð en sá er á, Grág. i. 159; annat vápnit, ok á þat Þorbjörn, en Þorgautr á þetta, Ísl. ii. 341; eignir þær er faðir hans hafði átt, Eb. 4; í ríki því er Dana konungar höfðu átt þar lengi, Fms. xi. 301, Rb. 494, Eb. 54, 118, 256, 328, Sturl. ii. 60, Eg. 118; e. saman, to own in common, Grág. i. 199; ef tveir menn eigo bú saman, ii. 44; e. skuld (at e-m), to be in debt, Engl. to owe; en ef hann átti engar skuldir, if he owed no debts, i. 128; þar til átti honum ( owed him) meistari Þorgeirr ok þá mörk, D. N. iv. 288 (Fr.); e. fé undir e-m, to be one’s creditor, Nj. 101; in mod. usage, e. fé hjá e-m, or ellipt., e. hjá e-m.2. in a special sense;α. eiga konu, to have her to wife; hann átti Gró, Eb. 16; hann átti Ynghvildi, 3; Þorgerðr er (acc.) átti Vigfúss, … Geirríðr er (acc.) átti Þórólfr, 18; hann gékk at eiga Þóru, he married Thora, id.; Þuríði hafði hann áðr átta, Thorida had been his first wife, 42; enga vil ek þessa e., I will not marry any of these, Nj. 22; Björn átti þá konu er Valgerðr hét, 213, 257; faðir Hróðnýjar er átti Þorsteinn, Landn. 90; Ásdísi átti síðar Skúli, S. was A.’s second husband, 88; Þorgerðr er átti Önundr sjóni, 89; Vigdís er átti Þorbjörn enn digri, 87; Árnþrúðr er átti Þórir hersir, 66; Húngerð er átti Svertingr, 6l, 86, and in numberless passages: old writers hardly ever say that the wife owns her husband—the passages in Edda 109 (vide elja) and Nj. 52 (til lítils kemr mér at eiga hinn vaskasta mann á Íslandi) are extraordinary—owing to the primitive notion of the husband’s ‘jus possessionis’ (cp. brúðkaup); but in mod. usage ‘eiga’ is used indiscriminately of both wife and husband; Icel. even say, in a recipr. sense, eigast, to own one another, to be married: þau áttust, they married; hann vildi ekki at þau ættist, hann bannaði þeim að eigast, he forbade them to marry:—to the ancients such a phrase was almost unknown, and occurs for the first time in K. Á. 114.β. eiga börn, to have children, of both parents; áttu þau Jófriðr tíu börn, J. and her husband had ten bairns, Eg. 708; hann átti dóttur eina er Unnr hét, Nj. 1; þau Þorsteinn ok Unnr áttu son er Steinn hét, Eb. 10, Nj. 91, 257; áttu þau Þórhildr þrjá sonu, 30; e. móður, föður, to have a mother, father, Eb. 98; vænti ek ok, at þú eigir illan föður, id.γ. the phrase, e. heima, to have a home; þeir áttu heima austr í Mörk, Nj. 55; því at ek tek eigi heim í kveld, þar sem ek á heima út á Íslandi, 275; in mod. usage = to live, abide, in regard to place, cp. the questions put to a stranger, hvað heitir maðrinn? hvar áttu heima? used in a wider sense than búa.δ. eiga sér, to have, cp. ‘havde sig’ in Dan. ballads; Höskuldr átti sér dóttur er Hallgerðr hét, Nj. 3; ef hann á sér í vá veru, Hm. 25, (freq. in mod. use.)3. without strict notion of possession; e. vini, óvini, to have friends, enemies, Nj. 101; hverja liðveizlu skal ek þar e. er þú ert, what help can I reckon upon from thee? 100; e. ván e-s, to have hope of a thing, to reckon upon, 210; e. til, to have left; ekki eigu it annat til ( there is nothing left for you) nema at biðja postulann. Jóh. 623. 22: in mod. usage e. til means to own, to have left; hann á ekkert til, he is void of means, needy; eiga góða kosti fjár, to be in good circumstances, Ísl. ii. 322; e. vald á e-u, to have within one’s power, Nj. 265; the phrase, e. hlut at e-u, or e. hlut í e-u, to have a share, be concerned with; eptir þat átti hann hlut at við mótstöðumenn Gunnars, 101, 120; þar er þú ættir hlut at, where thou wast concerned, 119; mik uggir at hér muni eigi gæfu-menn hlut í e., 179: hence ellipt., e. í e-u, to be engaged in, chiefly of strife, adversity, or the like; thus, e. í stríði, fátaekt, baráttu, to live, be deep in struggle, want, battle, etc.II. denoting duty, right, due, obligation:1. to be bound, etc.; þeir menn er fylgð áttu með konungi, the men who owed following to (i. e. were bound to attend) the king’s person, Fms. vii. 240; á ek þar fyrir at sjá, I am bound to see to that, Eg. 318; Tylptar-kviðr átti um at skilja, Eb. 48; þeir spurðu hvárt Njáli þætti nokkut e. at lýsa vígsök Gunnars, Nj. 117; nú áttu, Sigvaldi, now is thy turn, now ought thou, Fms. xi. 109, Fs. 121; menn eigu ( men ought) at spyrja at þingfesti, Grág. i. 19; þá á þann kvið einskis meta, that verdict ought to be void, 59; ef sá maðr á ( owns) fé út hér er ómagann á ( who ought) fram at færa, 270; nú hafa þeir menn jammarga sem þeir eigu, as many as they ought to have, ii. 270; tíunda á maðr fé sitt, … þá á hann þat at tíunda, … þá á hann at gefa sálugjafir, i. 202:—‘eiga’ and ‘skal’ are often in the law used indiscriminately, but properly ‘ought’ states the moral, ‘shall’ the legal obligation,—elska skalt þú föður þinn og móður, þú skalt ekki stela, where ‘átt’ would be misplaced; sometimes it is merely permissive, gefa á maðr vingjafir at sér lifanda, ef hann vill, a man ‘may’ whilst in life bequeath to his friends, if he will, id.; maðr á at gefa barni sínu laungetnu tólf aura, ef hann vill, fyrir ráð skaparfa sinna, en eigi meira nema erfingjar lofi, a man ‘may’ bequeath to the amount of twelve ounces to his illegitimate child without leave of the lawful heir, etc., 203; ef þat á til at vilja, if that is to happen, Fas. i. 11.2. denoting claim, right, to own, be entitled to, chiefly in law phrases; e. dóm, sakir, to own the case, i. e. be the lawful prosecutor; ok á sá þeirra sakir, er …, Grág. i. 10; eðr eigu þeir eigi at lögum, or if they be not entitled to it, 94; e. mál á e-m, to have a charge against one, Nj. 105; e. rétt á e-u, to own a right; sá sem rétt á á henni, who has a right to her, K. Á. 16; þeir sögðu at þeim þótti slíkr maðr mikinn rétt á sér e., such a man had a strong personal claim to redress, Nj. 105; hence the phrase, eiga öngan rétt á sér, if one cannot claim redress for personal injury; þá eigu þeir eigi rétt á sér, then they have no claim to redress whatever, Grág. i. 261; e. sök, saka-staði á e-u, to have a charge against; þat er hann átti öngva sök á, Nj. 130; saka-staði þá er hann þótti á eiga, 166; kalla Vermund eigi ( not) eiga at selja sik, said V. had no right to sell them, Eb. 116: hence in mod. usage, eiga denotes what is fit and right, þú átt ekki að göra það, you ought not; eg ætti ekki, I ought not: in old writers eiga is seldom strictly used in this sense, but denotes the legal rather than the moral right.β. eiga fé at e-m (mod. e. hjá e-m), to be one’s creditor, Grág. i. 90, 405, Band. 1 C: metaph. to deserve from one, ok áttu annat at mér, Nj. 113; e. gjafir at e-m, 213; in a bad sense, kváðusk mikit e. at Þráni, they had much against Thrain, 138.γ. the law phrase, e. útkvæmt, fært, to have the right to return, of a temporary exile, Nj. 251: at hann skyli eigi e. fært út hingat, Grág. i. 119; ok á eigi þingreitt, is not allowed to go to the parliament, ii. 17; e. vígt, Grág., etc.III. denoting dealings or transactions between men (in a meeting, fight, trade, or the like), to keep, hold; þætti mér ráðliga at vér ættim einn fimtardóm, Nj. 150; e. orrustu við e-n, to fight a battle, Fms. i. 5, Eg. 7; e. högg við e-n, to exchange blows, 297; e. vápna-viðskipti, id., Fms. ii. 17; eiga handsöl at e-u, to shake hands, make a bargain, x. 248; e. ráð við e-n, to consult, hold a conference with, Nj. 127; e. tal við e-n, to speak, converse with one, 129; e. mál við e-n, id., Grág. i. 10; e. fund, to hold a meeting, Nj. 158; e. þing, samkvámu, stefnu, to hold a meeting, Eg. 271; þetta haust áttu menn rétt (a kind of meeting) fjölmenna, Eb. 106; e. kaupstefnu, to hold a market, exchange, 56; e. féránsdóm, Grág. i. 94; e. gott saman, to live well together, in peace and goodwill, Ld. 38; e. illt við e-n, to deal ill with, quarrel with, Nj. 98; e. búisifjar, q. v., of intercourse with neighbours, Njarð. 366; e. drykkju við e-n, to be one’s ‘cup-mate,’ Eg. 253; e. við e-n, to deal with one; ekki á ek þetta við þik, this is no business between thee and me, Nj. 93; gott vilda ek við alla menn e., I would live in goodwill with all, 47; e. við e-n, to fight one; eigum vér ekki við þá elligar (in a hostile sense), else let us not provoke them, 42; eðr hvárt vili it Helgi e. við Lýting einn eðr bræðr hans báða, 154; brátt fundu þeir, at þeir áttu þar eigi við sinn maka, Ld. 64; Glúmr kvað hann ekki þurfa at e. við sik, G. said he had no need to meddle with him, Glúm. 338; e. um að vera, to be concerned; ekki er við menn um at e., Nj. 97; þar sem við vini mína er um at e., where my friends are concerned, 52; við færi er þá um at e., ef Kári er einn, there are fewer to deal with, to fight, if K. be alone, 254; við brögðótta áttu nú um, Fms. v. 263; ætla ek at oss mun léttara falla at e. um við Svein einn, iv. 80; Sveinn svarar, at þeir áttu við ofrefli um at e., that they had to deal with odds, 165.β. almost as an auxiliary verb; e. skilt (skilit), to have stipulated; hafa gripina svá sem hann átti skill, Fms. vi. 160; þat átta ek skilit við þik, ii. 93; sem Hrani átti skilt, iv. 31; e. mælt, of oral agreement; sem vit áttum mælt með okkr, xi. 40; þá vil ek þat mælt e., 124: in mod. usage e. skilit means to deserve, eg á ekki þetta skilit af hér, etc.γ. sometimes used much like geta; við því átti Búi eigi gert, B. could not guard against that, Fms. i. 117, cp. xi. 109:—also, e. bágt, to be in a strait, poor, sickly; e. heimilt, to have at one’s disposal, Eb. 254.IV. to have to do; skal Þorleifr eigi ( not) e. at því at spotta, Eb. 224; e. hendr sínar at verja, to have to defend one’s own hands, to act in self-defence, Nj. 47; e. e-m varlaunað, to stand in debt to one, 181; e. um vandræði at halda, to be in a strait, Eb. 108; e. erindi, to have an errand to run, 250; en er þeir áttu um þetta at tala, when they had to talk, were talking, of this, Stj. 391; e. ríkis at gæta, to have the care of the kingdom, Nj. 126; en þó á ek hverki at telja við þik mægðir né frændsemi, i. e. I am no relation to thee, 213; ok ætti þeir við annan at deila fyrst, 111; e. mikið at vinna, to be much engaged, hard at work, 97; e. e-t eptir, to have left a thing undone, 56; e. för, ferð, to have a journey to take, 11, 12; hann átti þar fé at heimta, 261; e. eptir mikit at mæla, 88.2. metaph. in the phrases, e. mikit (lítið) ‘at’ ser, or ‘undir’ sér, to have much (or little) in one’s power; margir menn, þeir er mikit þóttusk at sér e., Sturl. i. 64; far þú við marga menn, svá at þú eigir allt undir þér, go with many men, so that thou hast the whole matter in thy hands, Ld. 250; en ávalt átta ek nokkuð undir mér, Vígl. 33; kann vera at hann eigi mikit undir sér, Fas. i. 37; eigum heldr undir oss ( better keep it in our own hands), en ganga í greipar þeim mæðginum, Fs. 37; sem þeir, er ekki eigu undir sér, who are helpless and weak, Þorst. St. 55; e. þykisk hann nokkut undir sér, i. e. he bears himself very proudly, Grett. 122; þetta ráð vil ek undir sonum mínum e., I will leave the matter in my sons’ hands, Valla L. 202; e. líf sitt undir e-m, to have one’s life in another’s hands, Grett. 154; mun ek nú senda eptir mönnum, ok e. eigi undir ójöfnuði hans, and trust him not, 110: hence in mod. usage, e. undir e-u, to risk; eg þori ekki að e. undir því, I dare not risk it: e. saman, to have or own in common; the saying, það á ekki saman nema nafnið, it has nothing but the name in common; rautt gull ok bleikt gull á ekki saman nema nafn eitt, Fms. v. 346: the proverb, þeygi á saman gamalt og ungt, Úlf. 3. 44; e. skap saman, to agree well; kemr þú þér því vel við Hallgerði, at it eigit meir skap saman, you are quite of one mind, Nj. 66; eigi veit ek hvárt við eigum heill saman, I know not whether we shall have luck, i. e. whether we shall live happy, together, 3.β. to deal with one another (sam-eign); er vér skulum svá miklu úgæfu saman e., that we are to have so much mischief between us, Nj. 201; e. e-t yfir höfði, to have a thing hanging over one’s head, Sks. 742.V. to agree with, to fit, to suit one:1. with acc., það á ekki við mig, it suits me not, it agrees not with me.2. with dat., medic. to agree, heal, the sickness in dat., thus the proverb, margt á við mörgu, cp. ‘similia similibus curantur,’ Vidal. ii. 109.3. absol. to apply to; at hann skyldi eigi trúa lágum manni rauðskeggjuðum, því at meistarinn átti þetta, the description suited to the master, Fms. xi. 433; þat muntu ætla, at ek muna e. hinn bleika uxann, that the dun ox means me, Vápn. 21.B. REFLEX., in a reciprocal sense, in the phrase, eigask við, to deal with one another, chiefly to fight; en er þeir höfðu langa hríð við átzk, when they had fought a long time, Eb. 238, 74; eigask við deildir, to be engaged in strife, 246; áttusk þeir höggva-viðskipti við, they came to a close fight, Fms. i. 38; áttusk þeir fá högg við, áðr …, they had a short fight before …, Eg. 297; fátt áttusk þeir við Þjóstólfr ok Þorvaldr, Thostolf and Thorwald had little to do with one another, kept aloof from each other, Nj. 18; var nú kyrt þann dag, svá at þeir áttusk ekki við, tbat day passed quietly, so that they came not to a quarrel, 222.β. to marry, vide above (A. I. 2). -
35 fondo
1. adj deep2. m bottom( sfondo) backgroundterreno propertyfinance fundsports long-distance; SCI cross-countrya fondo ( profondamente) in depthfig in fondo basicallyin fondo alla strada/al corridoio at the end or bottom of the road/of the corridoressere in fondo al treno be at the rear of the trainfinance fondo d'ammortamento depreciation fundandare a fondo ( affondare) sink( approfondire) get to the bottom (di of)fondi pl di magazzino old or unsold stock sg* * *fondo1 agg.fondo2 s.m.1 ( parte inferiore) bottom; ( parte terminale) end: il fondo di una pentola, the bottom of a saucepan; fondo pietroso, stony bottom; fondo sabbioso, sandy bottom; una piscina a fondo piatto, a flat-bottomed pool; una valigia a doppio fondo, a double-bottomed (o false-bottomed) suitcase; fondo marino, seabed (o sea floor); fondo stradale, road-bed; in fondo al corridoio, at the end of the corridor; in fondo alla strada gira a destra, turn right at the end of the road; in fondo alla sala ci sono tre porte, at the end of the room there are three doors; cadde in fondo al pozzo, he fell to the bottom of the well; in fondo al tuo bicchiere c'è ancora un po' di vino, there is some wine left in the bottom of your glass; lo lessi in fondo alla prima pagina, I read it at the bottom of the first page; la prima classe è in fondo al treno, first class is at the rear of the train; non sediamoci troppo in fondo altrimenti non sentiamo, let's not sit too far back otherwise we won't be able to hear // (anat.) fondo dell'occhio, eyeground // fondo di bicchiere, (scherz.) ( diamante falso) paste diamond // fondo dei calzoni, seat (of the trousers) // dal fondo del mio cuore, from the bottom of my heart; nel fondo del suo cuore, in his heart of hearts // da cima a fondo, from top to bottom: ha pulito la casa da cima a fondo, she cleaned the house from top to bottom; ripeti la lezione da cima a fondo, go over the lesson thoroughly one more time // la nave andò a fondo, the ship went to the bottom (o sank); l'azienda sta andando a fondo, (fig.) the company is on its last legs; mandare a fondo una nave, to sink a ship; hanno fatto di tutto per mandare a fondo la sua proposta, (fig.) they did all they could to defeat his proposal // adesso hai proprio toccato il fondo, (fig.) now you've really reached rock bottom // conoscere qlco. a fondo, to know sthg. thoroughly; impegnarsi a fondo in qlco., to be totally committed to sthg.; studiare a fondo un problema, to study a subject in depth; dobbiamo andare a fondo del problema, we must get to the bottom of the problem // leggi il capitolo fino in fondo, read the chapter to the end; ha bevuto la bottiglia fino in fondo, he drained the bottle dry; portare qlco. fino in fondo, to conclude sthg.; capire qlco. fino in fondo, to get to the bottom of sthg.; non mi hai convinto fino in fondo, you haven't completely convinced me; dire la verità fino in fondo, to tell the whole truth // in fondo, in fondo in fondo, after all (o when all is said and done o all in all): in fondo in fondo sono contenta di avere cambiato lavoro, when all is said and done, I'm happy I've changed my job // mano di fondo, ( verniciatura) primer coat; undercoat (ing); questione, problema di fondo, basic problem, issue // dar fondo al proprio patrimonio, to squander all one's fortune; dar fondo alle provviste, to use up one's provisions4 ( sfondo) background: un disegno su fondo scuro, a design on a dark background // mi danno fastidio i rumori di fondo, I can't stand background noise5 (econ., fin. ecc.) fund; ( riserva) reserve; ( giacenza, scorta) stock; (accantonamento, ammortamento) allowance; ( di investimento) trust // (amm.): fondo di dotazione, endowment fund; fondo disponibile, expendable funds; fondi di gestione, business capital; fondo per spese di rappresentanza, entertainment allowance; fondo salari, wage fund; fondo liquidazione personale, severance fund; fondo pensione, pension (o retirement) fund (o contributory pension plan); fondi pensione, superannuation funds; fondo previdenziale a beneficio dei dipendenti, endowment fund // (fin.): fondo comune di investimento, investment fund (o unit trust), (amer.) mutual trust; fondo comune di investimento aperto, open-end investment fund; fondo comune di investimento chiuso, closed-end fund; fondo comune di investimento immobiliare, real estate trust; fondo comune di investimento a capitale fisso, closed-end fund (o fixed unit trust); fondo comune di investimento mobiliare, securities investment trust; fondo comune, ( cassa) pool; fondo di ammortamento, amortization (o sinking) fund; fondo di anticipazione, imprest fund; fondo bilanciato, balanced fund; fondo di investimento misto, mixed investment trust; fondi a capitale fisso, closed-end funds; fondi a capitale variabile, open-end funds; fondi collocati all'estero, ( in un 'paradiso fiscale') offshore fund; fondi con disponibilità immediata, same day funds; fondi congelati, frozen assets; fondi da investire, investible funds; fondi mutuabili, loanable funds; fondi neri, occulti, slush funds (o money); fondo di riserva, reserve fund, (fam. amer.) backlog; Fondo Monetario Europeo, European Monetary Fund // (econ.) fondi pubblici, public money // (comm.): fondo cassa, float (o working fund); fondi di magazzino, old (o dead o unsold) stock (o oddments o remnants) // (trib.) fondo imposte e tasse, accrued taxes // (banca): fondo vincolato, restricted fund; fondo depositi, deposit fund // a fondo perduto, without security (o unsecured)6 (sport): corridore di fondo, long-distance runner; cavallo di fondo, stayer; gara di fondo, long-distance race; sci di fondo, cross-country skiing* * *['fondo] I fondo (-a)1. agg2. smlaggiù in fondo — (lontano) over there, (in profondità) down there
nel fondo del bosco — in the depths o heart of the wood
nel fondo del suo cuore — deep down, in his (o her) heart of hearts
2)II ['fondo] smfondi smpl — (di vino, aceto) dregs, (di vino, birra) lees, (di caffè) grounds, (di tè) leaves
(riserva) funda fondo perduto — unsecured, without security
* * *I ['fondo]sostantivo maschile1) (parte inferiore) bottom (end), end; (di armadio, cassetto) backin fondo alla pagina, all'armadio — at the bottom of the page, cupboard
sul fondo del bicchiere — on o in the bottom of the glass
in fondo al cassetto — at o in the back of the drawer
2) (parte posteriore, più lontana) backin fondo a — at the back o rear of
3) (fine) endti sosterrò fino in fondo — I'm with o behind you all the way
4) (base) bottom5) (fondale) floor, bottomfondo del mare — sea bed o floor
toccare il fondo — mar. to touch bottom; fig. to hit rock bottom
6) (essenza)di fondo — underlying, basic
7) (sfondo) background8) (deposito) (di caffè) grounds pl.; (di vino) sediment, dregs pl., lees pl.- i di magazzino — comm. odd lot
9) sport (atletica)linea di fondo — (nel tennis) baseline; (nel calcio) goal line
10) sart. (di pantaloni) seat11) (articolo di giornale) editorial, leader, leading article12) a fondo [esaminare, leggere, pulire] thoroughlyda cima a fondo — from end to end, from top to bottom
discutere a fondo — to argue out, to talk through
pulire a fondo qcs. — to clean sth. down
andare a fondo — [ nave] to sink o go to the bottom
13) in fondo essentially, after all•fondo di bicchiere — scherz. paste diamond
••II ['fondo]sostantivo maschile1) (proprietà agricola) holding2) (capitale) fund•fondo di assistenza — hardship o relief fund
fondo comune di investimento — investment o mutual AE fund
fondo pensione — pension o superannuation fund
fondo di soccorso — disaster o relief fund
III ['fondo]- i neri — slush fund
1) (profondo) [ acqua] deep2) (inoltrato)a notte -a — in the o at dead of night, in the middle of the night
* * *fondo1/'fondo/sostantivo m.1 (parte inferiore) bottom (end), end; (di armadio, cassetto) back; in fondo alla pagina, all'armadio at the bottom of the page, cupboard; sul fondo del bicchiere on o in the bottom of the glass; in fondo al cassetto at o in the back of the drawer; senza fondo bottomless2 (parte posteriore, più lontana) back; in fondo a at the back o rear of; è in fondo al corridoio it's down the corridor3 (fine) end; in fondo al libro at the end of the book; ti sosterrò fino in fondo I'm with o behind you all the way; adesso dovrai andare fino in fondo you'll have to go through with it now5 (fondale) floor, bottom; fondo del mare sea bed o floor; toccare il fondo mar. to touch bottom; fig. to hit rock bottom6 (essenza) di fondo underlying, basic; problema di fondo root problem; andare al fondo di una faccenda to get to the bottom of a matter; toccare il fondo della disperazione to be in the depths of despair; un fondo di verità a kernel of truth7 (sfondo) background; rumore di fondo background noise8 (deposito) (di caffè) grounds pl.; (di vino) sediment, dregs pl., lees pl.; - i di magazzino comm. odd lot9 sport (atletica) corsa di fondo distance running; linea di fondo (nel tennis) baseline; (nel calcio) goal line; rimessa dal fondo goal kick; sci di fondo cross-country skiing10 sart. (di pantaloni) seat11 (articolo di giornale) editorial, leader, leading article12 a fondo [esaminare, leggere, pulire] thoroughly; da cima a fondo from end to end, from top to bottom; discutere a fondo to argue out, to talk through; impegnarsi a fondo to be on one's mettle; pulire a fondo qcs. to clean sth. down; andare a fondo [ nave] to sink o go to the bottom13 in fondo essentially, after all; in fondo in fondo aveva paura deep down he was frighteneddar fondo ai propri risparmi to squander all one's fortune\fondo di bicchiere scherz. paste diamond.————————fondo2/'fondo/sostantivo m.1 (proprietà agricola) holdingfondo di assistenza hardship o relief fund; fondo di cassa reserve fund; fondo comune di investimento investment o mutual AE fund; fondo fiduciario trust fund; Fondo Monetario Internazionale International Monetary Fund; fondo pensione pension o superannuation fund; fondo di soccorso disaster o relief fund; - i neri slush fund; - i pubblici public funds.————————fondo3/'fondo/ -
36 haben
* * *to have; to have got* * *Ha|ben ['haːbn]nt -s, no plcredit* * *1) ((also have got) to hold or possess (something which belongs to oneself or to someone else): I have a book of yours at home; He's got your book; I don't have any books by Sir Walter Scott.) have2) ((also have got) to possess something as part of oneself or in some way connected with oneself: She has blue eyes; Our house has six rooms; I've got a pain in my stomach.) have3) (to produce: He does have some good ideas; She has had a baby.) have4) (to enjoy or suffer: We had a lovely holiday.) have5) (to think or feel: I have some doubts about this project.) have6) ((an entry on) the side of an account on which payments received are entered: Our credits are greater than our debits.) credit7) (to feel: He took pleasure/pride / a delight / an interest in his work.) take* * *Ha·ben<-s>[ˈha:bn̩]nt kein pl credit* * *das; Habens, Haben (Kaufmannsspr.) credit; s. auch Soll 1)* * *haben; hat, hatte, hat gehabtA. v/tdie Erlaubnis/das Recht haben zu (+inf) have permission/the right to (+inf)woher hast du das? where did you get that (from)?; (Nachricht etc) where did you hear that?;kann ich mal das Salz haben? umg could I have the salt, please?;da hast du’s! umg there you are;für ein Bier bin ich immer zu haben fig I’m always game for a beer;wer hat, der hat! umg, hum oder iron if you’ve got it, flaunt it;was man hat, das hat man a bird in the hand (is worth two in the bush) sprichw, possession is nine points ( oder tenths) of the law;2. (Eigenschaft, Krankheit, Unfall, Zustand etc) have (got);welche Farbe haben seine Augen? what colo(u)r are his eyes?;Glück/Pech haben be lucky/unlucky;einen Motorschaden haben have engine trouble;es im Hals haben umg have a sore throat;er hat Geburtstag it’s his birthday;gestern hatten wir Regen we had rain yesterday, it rained here yesterday;hast du heute Dienst/Schule/frei? are you on duty/have you got school/are you off today?;Mathe haben wir bei Herrn Hanel Mr Hanel takes us for math(s), US We have math with Mr. Hanel;in der vierten Stunde haben wir Physik we’ve got physics (in the) fourth period ( oder lesson);in Erdkunde haben wir gerade China we’re doing China in geography at the moment;da hast du’s! (siehst du?) I told you so3. (fühlen):Angst/Durst etchaben be afraid/thirsty etc;Schmerzen haben be in pain, have a pain sg;hast du was? umg is something the matter?der Fisch hat zwei Kilo/zwanzig Zentimeter the fish weighs two kilos/is 20 centimetres (US -ers) long;ein Kilogramm hat tausend Gramm there are a thousand grams in a kilogram;der Verein hat 20 Mitglieder the club has 20 members;Deutschland hat 16 Bundesländer Germany is made up of 16 states5. Zeitangabe:wir haben (jetzt) April/genau sechs Uhr/Montag, den 7.11. it’s April/six o’clock precisely/Monday 7 November (US November 7th);wie viel Uhr haben wir? what time is it?;in New York haben sie jetzt Nacht it’s nighttime in New York at the moment6. umg als Brauch, Mode:das hat man jetzt so/wieder/nicht mehr Brauch: it’s what we do nowadays/we’ve gone back to doing it this way/we don’t do it like that any more; Mode: it’s the fashion/back in fashion/out of fashion now7. unpers, besonders südd, österr, schweiz:es hat there is/are;wie viel Grad hat es (draußen)? what’s the temperature (outside)?;dieses Jahr hat es wenig Pilze there aren’t very many mushrooms this year;was hat’s bei euch für Wetter? what sort of weather are you having?, what’s the weather like where you are?hast du den Abwasch schon? have you finished washing up (yet)? (US finished the dishes [yet]?);hat man den Dieb schon? have they caught the thief yet?;das werden wir gleich haben! no problem; bei Reparatur etc: we’ll have that done ( oder fixed) in no time;ich hab’s bald (I’m) nearly finished;hast du’s bald? ungeduldig: how much longer are you going to take?;ich hab’s oderjetzt hab ich’s! (I’ve) got it!;hast du schon Nachricht von ihr? - Nein, hab ich nicht! have you heard from her yet? – No, I haven’t;was hast du in Mathe? Note: what did you get in math(s)?;dich hat’s wohl! oder9. mit es und adj:du hast’s gut you’ve got it good umg, everything’s fine for you;ich hab’s eilig I’m in a hurry;schön habt ihr es hier it’s lovely for you here;jetzt haben wir’s nicht mehr weit not far to go now;sie will es so haben that’s the way she wants it;wie hätten Sie’s denn gern(e)? how would you like it?10. mit zu und inf:nichts/viel zu essen haben have nothing/a lot to eat;einen Brief zu schreiben haben have a letter to write;ich habe noch Geld von ihr zu bekommen I still have some money to come ( oder coming) from her, she still owes me some money;sagen/verbieten it’s not up to you to tell people/me what to do/what not to do;was hast du hier zu suchen? (verschwinde!) what are you doing here?11. mit Verben:wo hast du dein Auto (stehen)? where did you leave your car?;etwas nicht haben können umg (nicht ertragen, mögen) not be able to stand sth;das kann ich nicht haben! I can’t stand it; auf etwas Spezifisches reagierend: I’m not standing for that12. mit präp:eine Frau/einen Italiener als oderzum Chef haben have a woman/an Italian as one’s boss;ich habe an ihm einen Freund I have a friend in him;ich merke erst jetzt, was ich an ihr gehabt habe it’s only now that I can appreciate what I had in her (bzw what an asset oder a treasure oder a wonderful woman she was);er hat etwas Überspanntes an sich there’s something eccentric about him;das haben Katzen so an sich that’s just the way cats are;was hat es damit auf sich? what’s it all about?, what does it mean?;es hat nichts auf sich (damit) it’s nothing;es hat viel für sich there’s a lot to be said for it;was hast du gegen ihn? what have you got against him?;ich hab nichts gegen Raucher I have nothing against people who smoke;jetzt hätte ich nichts gegen ein Nickerchen I wouldn’t mind a little nap now;sie hatte alle gegen sich she had everyone against her;hinter sich (dat)das hätten wir hinter uns well, that’s that;haben have had a tiring day;die fünfzig hinter sich (dat)haben be over 50, be the wrong side of 50;der Likör hat es in sich it’s a pretty strong liqueur;hat sie was mit ihm? umg is there something going on between them?;ich hab’s nicht (so) mit ihr/mit Pizza umg I don’t like ( oder get on [US along] with) her/I don’t go for ( oder I’m not into) pizza;keine Eile there’s (still) plenty of time for that, there’s no hurry for that (yet);unter sich (dat)haben be in charge of; (befehligen) command;er hat viel von seinem Vater he takes after his father;haben wir gar nichts mehr von dir we’ll never see anything of you;wir haben nicht viel von unserem Urlaub gehabt we didn’t get much out of our holiday;was habe ich davon? umg what do I get out of it?, what for?;das hast du jetzt davon! umg see?;das haben wir noch vor uns that’s still to come, we’ve still got that to come;Sie wissen wohl nicht, wen Sie vor sich haben? you obviously don’t know who(m) you’re addressing;B. v/i mit zu und inf:zu arbeiten/gehorchen etcich hab zu tun I’ve got things to do;du hast gut lachen/reden you may well laugh/talkC. v/r umg:hab dich nicht so! don’t make such a fuss; (führ dich nicht so auf) don’t take (US carry) on like that;der hat sich vielleicht mit seinen Büchern! he makes such a fuss about his books!;und damit hat sich’s! and that’s that, and that’s final;es hat sich was damit it’s not that easy;hat sich was! some hope!D. v/aux have;hast du ihn gesehen? have you seen him?;ich habe bis jetzt gelesen I have been reading up to now;er hat uns gestern besucht he visited us yesterday;du hättest es mir sagen sollen you should have told me;er hätte es machen können he could have done it* * *das; Habens, Haben (Kaufmannsspr.) credit; s. auch Soll 1)* * *v.(§ p.,pp.: hatte, gehabt)= to have v.(§ p.,p.p.: had)to have got to expr. -
37 haben;
hat, hatte, hat gehabtI v/t1. (Arbeit, Erfahrung, Geld, Zeit etc.) have (got); (besitzen) auch possess, own; haben wollen (wünschen) want (to have); (fordern) want, demand; die Erlaubnis / das Recht haben zu (+ Inf.) have permission / the right to (+ Inf.) woher hast du das? where did you get that (from)?; (Nachricht etc.) where did you hear that?; kann ich mal das Salz haben? umg. could I have the salt, please?; da hast du’s! umg. there you are; zu haben Ware: available; Haus: for sale; ist es noch zu haben? auch is it still going (Am. up for sale)?; sie ist noch zu haben umg., fig. she’s not spoken for, she’s (still) available, she’s (still) single; dafür bin ich nicht zu haben fig. you can count me out; generell: that’s not (really) my thing; für ein Bier bin ich immer zu haben fig. I’m always game for a beer; er hat schon viele Frauen gehabt umg., euph. he’s already had a lot of women; wer hat, der hat! umg., hum. oder iro. if you’ve got it, flaunt it; was man hat, das hat man a bird in the hand (is worth two in the bush) Sprichw., possession is nine points ( oder tenths) of the law; er hat’s ja! umg. he can afford it; haste2. (Eigenschaft, Krankheit, Unfall, Zustand etc.) have (got); welche Farbe haben seine Augen? what colo(u)r are his eyes?; Glück / Pech haben be lucky / unlucky; einen Motorschaden haben have engine trouble; es im Hals haben umg. have a sore throat; er hat Geburtstag it’s his birthday; gestern hatten wir Regen we had rain yesterday, it rained here yesterday; hast du heute Dienst / Schule / frei? are you on duty / have you got school / are you off today?; Mathe haben wir bei Herrn Hanel Mr Hanel takes us for math(s), Am. We have math with Mr. Hanel; in der vierten Stunde haben wir Physik we’ve got physics (in the) fourth period ( oder lesson); in Erdkunde haben wir gerade China we’re doing China in geography at the moment; da hast du’s! (siehst du?) I told you so3. (fühlen): Angst / Durst etc. haben be afraid / thirsty etc.; Schmerzen haben be in pain, have a pain Sg.; was hast du denn? umg. what’s up ( oder wrong)?; hast du was? umg. is something the matter?4. (bestehen aus) comprise, be made up of, consist of; (wiegen) weigh; (messen) measure; der Fisch hat zwei Kilo / zwanzig Zentimeter the fish weighs two kilos / is 20 centimet|res (Am. -ers) long; ein Kilogramm hat tausend Gramm there are a thousand grams in a kilogram; der Verein hat 20 Mitglieder the club has 20 members; Deutschland hat 16 Bundesländer Germany is made up of 16 states5. Zeitangabe: wir haben ( jetzt) April / genau sechs Uhr / Montag, den 7.11. it’s April / six o’clock precisely / Monday 7 November (Am. November 7th); wie viel Uhr haben wir? what time is it?; in New York haben sie jetzt Nacht it’s nighttime in New York at the moment6. umg. als Brauch, Mode: das hat man jetzt so / wieder / nicht mehr Brauch: it’s what we do nowadays / we’ve gone back to doing it this way / we don’t do it like that any more; Mode: it’s the fashion / back in fashion / out of fashion now7. unpers., bes. südd., österr., schw.: es hat there is / are; wie viel Grad hat es ( draußen)? what’s the temperature (outside)?; dieses Jahr hat es wenig Pilze there aren’t very many mushrooms this year; was hat’s bei euch für Wetter? what sort of weather are you having?, what’s the weather like where you are?8. umg. (beendet, bekommen, gemacht etc. haben): hast du den Abwasch schon? have you finished washing up (yet)? (Am. finished the dishes [yet]?); hat man den Dieb schon? have they caught the thief yet?; hab ich dich endlich! (erwischt) got you!, gotcha! umg.; das werden wir gleich haben! no problem; bei Reparatur etc.: we’ll have that done ( oder fixed) in no time; ich hab’s bald (I’m) nearly finished; hast du’s bald? ungeduldig: how much longer are you going to take?; ich hab’s oder jetzt hab ich’s! (I’ve) got it!; hast du schon Nachricht von ihr? - Nein, hab ich nicht! have you heard from her yet? - No, I haven’t; was hast du in Mathe? Note: what did you get in math(s)?; dich hat’s wohl! oder hat’s dich jetzt ganz? (spinnst du?) you must be mad (Am. crazy)!, you’re off your head9. mit es und Adj.: du hast’s gut you’ve got it good umg., everything’s fine for you; ich hab’s eilig I’m in a hurry; schön habt ihr es hier it’s lovely for you here; jetzt haben wir’s nicht mehr weit not far to go now; sie will es so haben that’s the way she wants it; wie hätten Sie’s denn gern(e)? how would you like it?10. mit zu und Inf.: nichts / viel zu essen haben have nothing / a lot to eat; einen Brief zu schreiben haben have a letter to write; ich habe noch Geld von ihr zu bekommen I still have some money to come ( oder coming) from her, she still owes me some money; du hast hier / mir ( gar) nichts zu befehlen oder sagen / verbieten it’s not up to you to tell people / me what to do / what not to do; was hast du hier zu suchen? (verschwinde!) what are you doing here?11. mit Verben: wo hast du dein Auto ( stehen)? where did you leave your car?; einen Läufer vor dem Bett ( liegen) haben have a rug in front of the bed; etw. nicht haben können umg. (nicht ertragen, mögen) not be able to stand s.th.; das kann ich nicht haben! I can’t stand it; auf etwas Spezifisches reagierend: I’m not standing for that12. mit Präp.: eine Frau / einen Italiener als oder zum Chef haben have a woman / an Italian as one’s boss; ich habe an ihm einen Freund I have a friend in him; ich merke erst jetzt, was ich an ihr gehabt habe it’s only now that I can appreciate what I had in her (bzw. what an asset oder a treasure oder a wonderful woman she was); er hat etwas Überspanntes an sich there’s something eccentric about him; das haben Katzen so an sich that’s just the way cats are; was hat es damit auf sich? what’s it all about?, what does it mean?; es hat nichts auf sich ( damit) it’s nothing; bei sich haben (Geld, Ausweis etc.) have on ( oder with) one; (Person) have with one; es hat viel für sich there’s a lot to be said for it; was hast du gegen ihn? what have you got against him?; ich hab nichts gegen Raucher I have nothing against people who smoke; jetzt hätte ich nichts gegen ein Nickerchen I wouldn’t mind a little nap now; sie hatte alle gegen sich she had everyone against her; hinter sich (Dat) haben (etw.) have been through s.th.; (jemanden) have s.o. behind one; das hätten wir hinter uns well, that’s that; einen anstrengenden Tag hinter sich (Dat) haben have had a tiring day; die fünfzig hinter sich (Dat) haben be over 50, be the wrong side of 50; die Sache hat es in sich umg. it’s not easy, it’s a tough one; der Likör hat es in sich it’s a pretty strong liqueur; hat sie was mit ihm? umg. is there something going on between them?; hat er es schon mit ihr gehabt? umg. has he had it ( oder done it) with her?; ich hab’s nicht (so) mit ihr / mit Pizza umg. I don’t like ( oder get on [Am. along] with) her / I don’t go for ( oder I’m not into) pizza; die hat’s vielleicht mit i-r Ordnung! umg. she’s got a real thing about tidiness; damit hat es ( noch) Zeit oder keine Eile there’s (still) plenty of time for that, there’s no hurry for that (yet); unter sich (Dat) haben be in charge of; (befehligen) command; er hat viel von seinem Vater he takes after his father; er hat etwas von einem Versager etc. he’s a bit of a quitter; wenn du so viel arbeitest, haben wir gar nichts mehr von dir we’ll never see anything of you; wir haben nicht viel von unserem Urlaub gehabt we didn’t get much out of our holiday; was habe ich davon? umg. what do I get out of it?, what for?; das hast du jetzt davon! umg. see?; das hast du davon, wenn... umg. that’s what you get when... ( oder from [+ Ger.]); das haben wir noch vor uns that’s still to come, we’ve still got that to come; Sie wissen wohl nicht, wen Sie vor sich haben? you obviously don’t know who(m) you’re addressing; jemanden zum Feind / Freund haben have s.o. as an enemy / friend; Anschein, Auge 1, gehabt, gern etc.II v/i mit zu und Inf.: zu arbeiten / gehorchen etc. haben (müssen) have to work / obey etc.; ich hab zu tun I’ve got things to do; du hast gut lachen / reden you may well laugh / talkIII v/refl umg.: hab dich nicht so! don’t make such a fuss; (führ dich nicht so auf) don’t take (Am. carry) on like that; der hat sich vielleicht mit seinen Büchern! he makes such a fuss about his books!; und damit hat sich’s! and that’s that, and that’s final; es hat sich was damit it’s not that easy; hat sich was! some hope!IV Hilfsv. have; hast du ihn gesehen? have you seen him?; ich habe bis jetzt gelesen I have been reading up to now; er hat uns gestern besucht he visited us yesterday; du hättest es mir sagen sollen you should have told me; er hätte es machen können he could have done it -
38 Strafe
f; -, -n punishment; JUR. auch penalty; (Freiheitsstrafe) sentence; (Geldstrafe) fine; SPORT penalty; lit. (Vergeltung) retribution; bei Strafe von on pain ( oder penalty) of; zur Strafe as a punishment; unter Strafe stehen be a punishable offen|ce (Am. -se); etw. unter Strafe stellen make s.th. a punishable offen|ce (Am. -se); darauf stehen hohe Strafen this carries heavy penalties; eine Strafe von fünf Jahren Gefängnis a five-year prison sentence; Strafe zahlen pay a fine; das ist die Strafe (dafür, dass du mir nicht gehorcht hast) that’s what you get (for disobeying me); Strafe muss sein there’s nothing like a bit of discipline; die Strafe folgt auf dem Fuß punishment (lit. retribution) is swift; es ist eine Strafe ( für mich) zu (+ Inf.) fig. it’s a punishment (for me) to (+ Inf.) diese Musik / das Wetter ist eine Strafe umg. this music / the weather is a pain; abbüßen, antreten II 1* * *die Strafe(Bestrafung) punishment; penalty; forfeit;(Verurteilung) sentence* * *Stra|fe ['ʃtraːfə]f -, -npunishment; (JUR, SPORT) penalty; (= Geldstrafe) fine; (= Gefängnisstrafe) sentenceetw bei Stráfe verbieten — to make sth punishable by law, to prohibit sth by law
... bei Stráfe verboten —... forbidden
es ist bei Stráfe verboten,... — it is a punishable or prosecutable offence (Brit) or offense (US)...
etw unter Stráfe stellen — to make sth a punishable offence (Brit) or offense (US)
unter Stráfe stehen — to be a punishable offence (Brit) or offense (US)
bei Stráfe von — on pain or penalty of
seine Stráfe abbüßen or absitzen or abbrummen (inf) — to serve one's sentence, to do one's time (inf)
eine Stráfe von drei Jahren Gefängnis — a three-year prison sentence
Stráfe zahlen — to pay a fine
100 Dollar Stráfe zahlen — to pay a 100 dollar fine, to be fined 100 dollars
zur Stráfe — as a punishment
Stráfe muss sein! — discipline is necessary
seine verdiente or gerechte Stráfe bekommen — to get one's just deserts, to be duly punished
die Stráfe folgte auf dem Fuße — punishment was swift to come
das ist die (gerechte) Stráfe dafür(, dass du gelogen hast) — that's your punishment (for lying), that's what you get (for lying)
es ist eine Stráfe, ihr zuhören zu müssen — it's a pain in the neck having to listen to her (inf)
dieses Kind/Wetter ist eine Stráfe — this child/weather is a pain (in the neck) (inf)
* * *die1) infliction2) (a punishment for doing wrong, breaking a contract etc: They did wrong and they will have to pay the penalty; The death penalty has been abolished in this country.) penalty3) (in sport etc, a disadvantage etc that must be suffered for breaking the rules etc: The referee awarded the team a penalty; ( also adjective) a penalty kick) penalty4) (suffering, or a penalty, imposed for a crime, fault etc: He was sent to prison for two years as (a) punishment.) punishment* * *Stra·fe<-, -n>[ˈʃtra:fə]fAbsehen von \Strafe exemption from punishmenteine gerechte [o verdiente] \Strafe a just punishmentdas ist die \Strafe [dafür]! (fam) that's what you get [for doing it]!die \Strafe dafür sein, etw getan zu haben to be the punishment for doing sther hat einen Unfall gehabt, das war die \Strafe dafür, bei Glatteis Auto zu fahren he had an accident, that's what happens when you drive in icy conditionseine \Strafe sein, etw tun zu müssen (fam) to be a pain having to do sth\Strafe muss sein! discipline is necessary!ab in dein Zimmer, \Strafe muss sein! go to your room, you'll have to be punishedzur \Strafe as a punishment2. (Geldstrafe) fine\Strafe zahlen to pay a fine; (Haftstrafe) sentenceseine \Strafe abbüßen [o absitzen] [o (fam) abbrummen] to serve [out] one's [or a] sentence, to do porridge BRIT sl, to do timesie wird ihre acht Jahre \Strafe abbrummen müssen she'll have to go behind bars for eight years [or BRIT fam to do eight years' porridge]es ist bei \Strafe verboten, etw zu tun it is forbidden on pain of punishment to do sth form3.▶ die \Strafe folgt auf dem Fuße [the] punishment follows swiftly* * *die; Strafe, Strafen punishment; (Rechtsspr.) penalty; (FreiheitsStrafe) sentence; (GeldStrafe) finesie empfand die Arbeit als Strafe — she found the work a real drag or (coll.) bind
* * *Strafe f; -, -n punishment; JUR auch penalty; (Freiheitsstrafe) sentence; (Geldstrafe) fine; SPORT penalty; liter (Vergeltung) retribution;bei Strafe von on pain ( oder penalty) of;zur Strafe as a punishment;unter Strafe stehen be a punishable offence (US -se);etwas unter Strafe stellen make sth a punishable offence (US -se);darauf stehen hohe Strafen this carries heavy penalties;eine Strafe von fünf Jahren Gefängnis a five-year prison sentence;Strafe zahlen pay a fine;das ist die Strafe (dafür, dass du mir nicht gehorcht hast) that’s what you get (for disobeying me);Strafe muss sein there’s nothing like a bit of discipline;die Strafe folgt auf dem Fuß punishment (liter retribution) is swift;diese Musik/das Wetter ist eine Strafe umg this music/the weather is a pain; → abbüßen, antreten B 1* * *die; Strafe, Strafen punishment; (Rechtsspr.) penalty; (FreiheitsStrafe) sentence; (GeldStrafe) finesie empfand die Arbeit als Strafe — she found the work a real drag or (coll.) bind
* * *-n f.chastisement n.penalty n.punishment n.retribution n. -
39 rę|ka
Ⅰ f ( Ipl rękami a. rękoma) 1. (dłoń) hand- spracowane ręce work-roughened a. work-worn hands- spocone/lepkie (od potu) ręce sweaty/sticky hands- ręce splamione krwią blood-stained hands- mieć coś w ręku to have sth in one’s hand- chwycić kogoś za rękę to take sb’s hand- wziąć kogoś za rękę to take sb by the hand- trzymać kogoś za rękę to hold sb by the hand- uścisnąć czyjąś rękę to shake sb’s hand- pocałować kogoś w rękę to kiss sb’s hand- chodzić/stawać na rękach to walk/stand on one’s hands- klaskać w ręce to clap one’s hands- oprzeć a. wesprzeć głowę na rękach to prop one’s head on one’s hands- siedział z brodą opartą na ręce he sat with his chin propped on his hand- podłożyć sobie ręce pod głowę to clasp one’s hands behind one’s head- podnieść rękę do góry to put up one’s hand (to answer the question)- posłać komuś ręką całusa to blow a kiss to sb- przekładać coś z ręki do ręki to shift sth from one hand to the other- skaleczyć sobie rękę a. skaleczyć się w rękę to cut one’s hand- skinąć na kogoś ręką to beckon sb- walić ręką w stół to bang the table with one’s fist- wsunąć ręce do kieszeni a. w kieszenie to slide one’s hands into one’s pockets- wyciągnąć a. wyjąć ręce z kieszeni to take one’s hands out of one’s pockets- załamywać ręce to wring one’s hands- zwinąć a. zacisnąć ręce w pięści to clench one’s fists- zakryć usta rękami to cup one’s hands around one’s mouth- złożyć ręce do modlitwy to fold one’s hands in prayer- doręczyć a. oddać coś komuś do rąk własnych to deliver sth to sb personally a. in person- wróżyć komuś z ręki to read sb’s palm- nałożenie rąk laying on of hands, imposition of hands2. (ramię) arm- machać rękami to wave one’s arms (about)- wywijać rękami to flail one’s arms- wykręcić komuś rękę to twist sb’s arm- rozkrzyżować ręce to spread out one’s arms- spleść a. skrzyżować ręce na piersiach to cross one’s arms over one’s chest a. in front of one’s chest- rozkładać bezradnie ręce to spread one’s arms helplessly- wziąć płaszcz na rękę to fling one’s coat over one’s arm- zarzucić komuś ręce na szyję to throw one’s arms around sb’s neck- wziąć kogoś pod rękę to link one’s arm through sb’s3. przen. fachowa/mistrzowska ręka the hand of an expert/master- brak rąk do pracy lack of manpower a. staffⅡ od ręki adv. on the spot- naprawić coś od ręki to fix a. repair sth on the spot- załatwił sprawę od ręki he settled the matter on the spot- rządy silnej ręki strong-arm government- rządzić krajem ciężką a. twardą a. żelazną ręką to rule the country with a heavy hand, to rule the country with a rod of iron- gołymi rękami with one’s bare hands- złapał pstrąga gołymi rękami he caught a trout with his bare hands- zamordowałby ją gołymi rękami he could’ve killed her with his bare hands- na własną rękę on one’s own initiative a. account, off one’s own bat- poszedł tam na własną rękę he went there on his own initiative- wiadomości z pierwszej ręki first-hand information, information straight from the horse’s mouth- towar/wiadomości z drugiej/trzeciej ręki second-hand/third-hand goods/news- kupić coś z drugiej ręki to buy sth second-hand- z pocałowaniem ręki pot. readily, willingly, eagerly- przyjął mój stary płaszcz z pocałowaniem ręki he was only too glad to take my old coat- z ręką na sercu frankly, to be frank, to tell the truth- ręka sprawiedliwości the long arm of the law- bronić się przed czymś rękami i nogami to resist sth with might and main- być komuś na rękę to suit sb- ich wizyta była jej nie na rękę their visit came at an awkward time for her- było to na rękę niektórym politykom it suited certain politicians- być pod ręką to be within reach- być w dobrych rękach to be in good hands- zostawiam cię w dobrych rękach I am leaving you in good hands- być czyjąś prawą ręką to be sb’s right hand- być w czyichś rękach to be in sb’s hands- wszystko jest w ich rękach everything is in their hands- ich los jest w naszych rękach their fate lies in our hands- być/stawać się narzędziem w czyichś rękach to be/become a tool in the hands of sb- dać a. zostawić komuś wolną rękę to give sb carte blanche; to give sb a free hand (co do czegoś in sth)- dać sobie rękę uciąć za kogoś/coś to stand by sb/sth through thick and thin- dałbym sobie rękę uciąć, że to jego widziałem w kinie I’d swear blind it was him I saw at the cinema- rozdawać coś hojną ręką to give sth out unstintingly a. lavishly- grać na cztery ręce to play (piano) duets- walczyć gołymi rękami to fight bare-fisted- iść z kimś ręka w rękę to go hand in hand with sb, to play ball with sb- przychodzić/wracać/odchodzić z gołymi a. pustymi a. próżnymi rękami to come/return/walk away empty-handed- przepraszam, że przychodzę z gołymi rękami so sorry I’m coming up empty-handed- przychodzić/wracać/odchodzić z pełnymi rękami to come/return/leave with one’s hands full, to not come/return/leave empty-handed- pójść komuś na rękę to accommodate sb, to meet sb half-way- jeść komuś z ręki to eat out of sb’s hand- będzie ci jadł z ręki you’ll have him in the palm of your hand- mieć długie ręce (kraść) to have light a. sticky a. itchy fingers; (umieć zaszkodzić) to be able to pull strings- mieć dobrą rękę do roślin to have green fingers- mieć dwie lewe ręce to be all (fingers and) thumbs- mieć dziurawe a. maślane a. gliniane ręce to be all (fingers and) thumbs, to be ham-fisted; to be cack-handed GB pot.- mieć fach w ręku a. mieć w ręku kawałek chleba to have a trade to fall back on- mieć lekką rękę do robienia czegoś to be clever at doing sth- mieć lekką rękę do wydawania pieniędzy to be open-handed, to be reckless in spending money- mieć mocną rękę (energicznie kierować) to have a firm hand; (postępować bezwzględnie) to act firmly- mieć złote ręce to be handy (with one’s fingers)- mieć pełne ręce roboty to have one’s hands full- mieć szczęśliwą rękę do czegoś a. w czymś to be lucky at sth, to be successful at sth- mieć rozwiązane ręce to have a free hand- mieć związane a. skrępowane ręce to have one’s hands tied- mam związane ręce my hands are tied- mieć wszystkie atuty w ręku to hold all the aces- nawinąć się komuś pod rękę pot. to come sb’s way- nie mieć o co rąk zaczepić pot. to be jobless- nie móc ruszyć (ani) ręką, ani nogą pot. to be dead on one’s feet pot., to be worn to a frazzle pot.- nosić kogoś na rękach to think the world of sb, to dote on sb- oddać a. ofiarować komuś rękę to give sb one’s hand in marriage- prosić/ubiegać się/starać się o czyjąś rękę to ask sb’s hand in marriage, to seek sb’s hand- odmówić komuś ręki a. odtrącić czyjąś rękę to refuse to marry sb- odmówiła mu ręki he had been refused her hand- opuścić ręce to give in- nie opuszczaj rąk never say die- zginąć z czyjejś ręki a. z czyichś rąk to die at the hands of sb- patrzeć komuś na ręce to keep an eye on sb- podać komuś a. wyciągnąć do kogoś rękę to offer a. to extend a. to lend a helping hand to sb- możemy sobie podać ręce we are in the same boat; welcome to the club- podnieść rękę na kogoś to raise one’s hand to hit sb, to lift a hand to hit sb- przechodzić przez czyjeś ręce to go a. pass through sb’s hands- przechodzić a. wędrować z rąk do rąk (zmieniać właścicieli) to change hands; (być podawanym) to be passed a. handed round- przemawiać do czyjejś ręki to give sb a backhander- przyjąć kogoś/coś z otwartymi rękami to welcome sb/sth with open arms- przykładać rękę do czegoś to have a hand in sth- robić coś lekką ręką (bez wysiłku) to take sth in one’s stride; (bez zastanowienia) to do sth recklessly, to do sth light-heartedly- siedzieć/czekać z założonymi rękami to stand idly- składać coś w czyjeś ręce to place sth in sb’s able hands- trzymać rękę na pulsie (czegoś) to have one’s finger on the pulse (of sth)- umywać ręce to wash one’s hands- urabiać sobie ręce po łokcie to work one’s fingers to the bone- wpaść w niepowołane ręce to fall into the wrong hands- wyciągnąć rękę do zgody to hold out the olive branch, to make an offer of reconciliation- wyjść z czegoś obronną ręką to come away (completely) unscathed from sth- z najgorszych tarapatów wychodził obronną ręką he would emerge from the worst predicaments unscathed- wytrącić komuś broń z ręki to cut the ground from under sb’s feet- wziąć sprawę w swoje a. we własne ręce to take a matter into one’s own hands- zacierać ręce to rub one’s hands (with satisfaction)- złapać kogoś za rękę to catch sb red-handed a. in the act- żyć z pracy własnych rąk to earn a living- ręka rękę myje (noga nogę wspiera) you scratch my back and I’ll scratch yours- ręce (mi) opadają (na myśl o…) my heart fails (at the thought of…)- ręka mnie/ją świerzbi my/her hand is itching- ręka mnie świerzbi, żeby im wygarbować skórę my hand is itching to give them a good hiding- jak a. jakby ręką odjął as if by magic- migrena mi przeszła, jakby ręką odjął my migraine disappeared a. vanished as if by magic- w twoje/wasze/pana ręce! przest. here’s to you!- ręce przy sobie! (keep your) hands off!- ręce przy sobie, bo będę strzelał! hands off or I’ll shoot you!- niech ręka boska broni! God forbid!- ręka, noga, mózg na ścianie! żart. (jako groźba) watch out or there’ll be murder! a. or I’ll blow your brains out a. or I’ll give you the worksThe New English-Polish, Polish-English Kościuszko foundation dictionary > rę|ka
-
40 рука
ж.1) ( верхняя конечность) arm; ( кисть) handмаха́ть руко́й — wave one's hand
вести́ за́ руку (вн.) — lead (d) by the hand
бра́ться за́ руки — join hands, take each other's hand, link arms
брать на́ руки (вн.) — take (d) in one's arms
держа́ть на рука́х (вн.) — hold (d) in one's arms
носи́ть на рука́х (вн.; держать на руках) — carry (d) in one's arms
брать кого́-л по́д руку — take smb's arm
идти́ по́д руку с кем-л — walk arm in arm with smb; walk with smb on one's arm
подава́ть ру́ку (дт.) — hold out one's hand (to); offer one's hand (to) (тж. даме)
я ему́ руки́ не пода́м — I'll never hold out my hand to him
пожима́ть ру́ку (дт.), здоро́ваться за́ руку (с тв.) — shake hands (with)
протя́гивать ру́ку (дт.) — stretch out [extend] one's hand (to)
заложи́ть ру́ки за́ спину — put one's hands behind one's back
рука́ о́б руку — hand in hand
тро́гать рука́ми (вн.) — touch (d)
рука́ми не тро́гать! — please do not touch!
шить на рука́х — sew by hand
2) ( почерк) hand, handwritingэ́то не его́ рука́ — it is not his writing
3) тк. ед. разг. (блат, знакомство) protection, pull; a friend in high placesу него́ есть рука́ (в пр.) — he has a pull (in), he has a friend at court
••рука́ не дро́гнет у кого́-л (+ инф.) — smb will not hesitate / scruple (+ to inf)
рука́ не поднима́ется (+ инф.) — smb can't bring oneself (+ to inf)
рука́ ру́ку мо́ет погов. — ≈ you roll my log and I'll roll yours; it's a matter of give-and-take
руко́й пода́ть отку́да-л — it is but a step (from), it's a stone's throw (from)
брать по́д руку кого́-л — take smb by the arm, link arms with smb
брать / взять себя́ в ру́ки — pull oneself together, control oneself
быть в хоро́ших рука́х — be in good hands
быть в чьих-л рука́х — be in smb's hands
быть как без рук (без) — feel helpless (without), be lost (without)
быть на́ руку кому́-л — play into smb's hands; serve smb's purpose
быть пра́вой руко́й кого́-л — be smb's right hand
быть свя́занным по рука́м и нога́м — be bound hand and foot
в одни́ ру́ки (отпускать товар и т.п.) — per customer
в со́бственные ру́ки (надпись на конверте и т.п.) — personal; to be given into smb's own hands
взять в свои́ ру́ки (что-л) — take smth in hand, take smth into one's own hands
всё из рук ва́лится — см. валиться
выдава́ть на́ руки (вн. дт.) — hand (d i)
говори́ть по́д руку кому́-л — distract smb (while smb is doing something)
гуля́ть по́д руку с кем-л — walk arm in arm with smb
дава́ть во́лю рука́м разг. — = распуска́ть ру́ки (см. распускать)
дава́ть ру́ку на отсече́ние — ≈ stake one's life (on)
дать по рука́м кому́-л — give (i) a slap on the wrist
держа́ть в свои́х рука́х (вн.) — have (d) in one's hands, have (d) under one's thumb
знать что-л из ве́рных рук — know smth from a reliable source
игра́ть в четы́ре руки́ (с тв.) — play duets on the piano [pɪ'æ-] (with)
из пе́рвых [вторы́х] рук — at first [second] hand
из рук в ру́ки — from hand to hand
из рук вон пло́хо разг. — thoroughly bad
име́ть золоты́е ру́ки — have golden [great; a clever pair of] hands
как руко́й сня́ло разг. — it vanished as if by magic
лёгкая рука́ у кого́-л — 1) (о том, кто может принести удачу) he brings luck 2) (о том, кто умело делает что-л) he has a magic touch
лома́ть ру́ки — wring one's hands
мара́ть / па́чкать ру́ки (о вн.) — dirty / soil one's hands (on)
ма́стер на все ру́ки — Jack of all trades
он ма́стер на все ру́ки — he can turn his hand to anything; he is a Jack of all trades
махну́ть руко́й (на вн.) — give (d) up as lost / hopeless; give (d) up as a bad job, say goodbye (to) разг.
на рука́х — 1) (у кого́-л; на попечении) on smb's hands 2) (у кого́-л; при себе) on smb's person 3) (у кого́-л; во владении, в распоряжении у кого-л) in smb's possession 4) ( о библиотечной книге) be out on loan
на ско́рую ру́ку — off-hand; in rough-and-ready fashion
наби́ть ру́ку на чём-л — become a skilled hand at smth
наложи́ть на себя́ ру́ки — lay hands on oneself, take one's own life
не с руки́ (кому́-л + инф.) — 1) (неудобно, несподручно) it is uncomfortable for smb (+ to inf) 2) ( неприемлемо) it is inconvenient for smb (+ to inf) 3) ( не подобает) it is inappropriate for smb (+ to inf) 4) ( неудобно по времени) it's the wrong time for smb (+ to inf)
нечи́стый на́ руку — light-fingered
носи́ть на рука́х кого́-л — adore smb, put smb on a pedestal; неодобр. make a fuss over smb
отбива́ться рука́ми и нога́ми (от) — fight tooth and nail (against)
отда́ть в хоро́шие ру́ки (собаку и т.п.) — give (d) to a good home, find a good home (for)
передава́ть де́ло в чьи-л ру́ки — put the matter into smb's hands
перепи́сывать от руки́ (вн.) — copy (d) by hand
переходи́ть в други́е ру́ки — change hands
по рука́м! разг. — a bargain!; 'tis a bargain! / deal!, done!
по пра́вую [ле́вую] ру́ку — at the right [left] hand
под рука́ми — ready to hand
под руко́й — (near) at hand, within easy reach of one's hand
под горя́чую ру́ку — см. горячий
под пья́ную ру́ку — when drunk; under the influence
пода́ть ру́ку по́мощи (дт.) — lend / give (i) a helping hand
подня́ть ру́ку (на вн.) — raise one's hand (against)
пойти́ по рука́м (о женщине) — go from one man to another
положа́ ру́ку на́ сердце — with one's hand upon one's heart
получи́ть по рука́м — get one's wrist slapped
попа́сться в ру́ки кому́-л — fall into smb's hands
потира́ть ру́ки (от) — rub one's hands (with)
предлага́ть ру́ку кому́-л — 1) ( даме) offer smb one's hand 2) ( делать предложение) propose (marriage) to smb
прибра́ть к рука́м (кого́-л) — take smb in hand; ( что-л) appropriate smth, lay one's hands on smth; (украсть тж.) walk away with smth
приложи́ть ру́ку (к) — 1) ( принять участие) bear / take a hand (in); put one's hand (to) 2) уст. ( подписаться) sign (d), add one's signature (to)
проси́ть чьей-л руки́ уст. — seek smb's hand in marriage
пусти́ть по рука́м (вн.) — pass (d) from hand to hand
разводи́ть рука́ми — ≈ make a helpless gesture, lift one's hands (in dismay)
развяза́ть ру́ки кому́-л — untie smb's hands, give smb full scope
ру́ки не дохо́дят (до) — см. доходить
ру́ки опуска́ются у кого́-л — smb is losing heart
ру́ки прочь! — hands off!
ру́ки че́шутся у кого́-л (+ inf) — smb's fingers are itching (+ to inf)
с рука́ми оторва́ть (вн.) — snatch / grab (d) right up; be passed around
с пусты́ми рука́ми — empty-handed
с рук доло́й — off one's hands
сбыть с рук (вн.) — get (d) off one's hands
свои́ми (со́бственными) рука́ми — with one's own hands
свя́зывать / спу́тывать ру́ки кому́-л — tie smb's hands
сиде́ть сложа́ ру́ки разг. — be idle, sit by
сре́дней руки́ — ordinary, average
схвати́ть за́ руку кого́-л — catch smb red-handed; catch smb in the act
сходи́ть с рук: э́то ему́ не сойдёт с рук — he won't get away with it
твёрдая рука́ — a firm hand
тяжёлая рука́ у кого́-л (больно бьёт) — smb has a heavy hand
уда́рить по рука́м (прийти к соглашению) — strike hands, strike a bargain
уме́лые ру́ки — skillful hands
умыва́ть ру́ки — wash one's hands of it
ухвати́ться обе́ими рука́ми (за вн.) — 1) ( крепко держать) grab (d) 2) ( немедленно воспользоваться чем-л) jump (at), snatch (at)
ходи́ть по рука́м — 1) ( передаваться из рук в руки) pass from hand to hand 2) ( вести распутный образ жизни) go from one man to another
ходи́ть с протя́нутой руко́й — beg (in the streets); be panhandling
подвора́чиваться / попада́ться по́д руку — 1) ( оказываться поблизости - о предмете) come to hand; happen to be within reach 2) ( случайно встречаться - о человеке) happen along
См. также в других словарях:
One More Time (Laura Pausini song) — One More Time Single by Laura Pausini and Richard Marx from the album Days in Avalon and Message in a bottl … Wikipedia
One More Time (film) — This article is about the live action movie. For the short animated film, see One More Time (cartoon). One More Time film poster by Jack Davis Directed by … Wikipedia
...Baby One More Time — Baby One More Time … Wikipedia
Do That to Me One More Time — Single by Captain Tennille from the album Make Your Move B side … Wikipedia
One Meridian Plaza — in 1972 General information Status Demolished Type … Wikipedia
One of Us (Lost) — One of Us Lost episode Episode no. Season 3 Episode 16 Directed by Jack Bender Written by … Wikipedia
One of Them — Lost episode Sayid and Locke talk to Henry Gale Episode no … Wikipedia
time — ► NOUN 1) the indefinite continued progress of existence and events in the past, present, and future, regarded as a whole. 2) a point of time as measured in hours and minutes past midnight or noon. 3) the favourable or appropriate moment to do… … English terms dictionary
One Mic — Single by Nas from the album Stillmatic Released April 16, 2002 … Wikipedia
One in a Million (season 1) — Format Interactive reality Game Show Directed by Sunil Kumar … Wikipedia
One Fish, Two Fish, Blowfish, Blue Fish — The Simpsons episode Episode no. 24 Prod. code 7F11 Orig. airdate January 24, 1991 Show runner(s) James L. Brooks Matt Groening Sam Simon W … Wikipedia