-
21 staken
I.[beëindigen]abbrechenII.[beëindigen]aufhörenIII.[beëindigen]beendenIV.[beëindigen]einstellen [beenden]V.[werkonderbreking]streiken -
22 opheffen
I.[bestaan beëindigen]aufheben [außer Kraft setzen]II.[bestaan beëindigen]auflösen [außer Kraft setzen]III.[optillen]aufheben [emporheben]IV.[optillen]emporheben [geh.] -
23 stoppen
I.halten [anhalten]II.stoppenIII.[aanhouden]anhaltenIV.[beëindigen]aufhörenV.[vullen]stopfen -
24 завершать
vgener. bekronen, beeindigen, eindigen, perfectioneren, volbrengen, voltooien -
25 заканчивать
vgener. absolveren (школу и т.п.), afwerken, eindigen, perfectioneren, sluiten, af zijn, afbouwen (строительство), afmaken, beeindigen, de laatste hand aan (iets) leggen (что-л.), voltooien -
26 заканчивать, завершать
vgener. beéindigen, afronden -
27 afbouwen
1 [geleidelijk beëindigen] mettre progressivement un terme à2 [de bouw ten einde brengen] achever de construire -
28 afeten
♦voorbeelden:¶ een stuk van iets afeten • manger un morceau de qc.1 [zijn eten beëindigen] finir de manger -
29 besluiten
1 [beëindigen] terminer (par)2 [een besluit nemen] décider3 [+ uit][afleiden] conclure (de)♦voorbeelden:1 met deze documentaire besluiten we onze uitzending • c'est par ce documentaire que se terminent nos émissions3 uit uw woorden besluit ik dat … • j'en conclus que …1 [kiezen voor] se décider (à)♦voorbeelden: -
30 ophangen
1 [telefoongesprek beëindigen] raccrocherII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in de hoogte hangen] accrocher2 [ter dood brengen] pendre♦voorbeelden:de was ophangen • mettre le linge à sécheriemand ophangen aan een uitspraak • prendre qn. au mot -
31 sluiten
1 [dichtmaken; verbieden] fermer2 [opbergen, wegsluiten] enfermer3 [buiten-, uitsluiten] fermer à4 [plaatsen zonder tussenruimte] serrer5 [aangaan] conclure6 [beëindigen; ook handel] arrêter♦voorbeelden:deze deur sluit zichzelf • cette porte se ferme toute seulede deur met de sleutel sluiten • fermer la porte à clef3 iemand buiten de deur sluiten • fermer sa porte à qn.een lening sluiten • contracter un empruntde stoet sluiten • fermer la marcheeen vergadering sluiten • clôturer une réunion1 [dichtgaan] fermer3 [goed geheel vormen] s'accorder4 [afsluiten] fermer (à clef)5 [ten einde lopen] se terminer6 [als einduitkomst hebben] se solder (en, par)♦voorbeelden:een gesloten gezicht • un visage ferméde winkels zijn één dag in de week gesloten • les magasins ferment un jour par semainede vensters sluiten niet goed • les fenêtres se ferment maleng sluitend • très collantde delen sluiten precies in elkaar • les parties s'emboîtent exactement les unes dans les autresde begroting sluitend maken • équilibrer le budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉1 [dicht gaan] (se) fermer♦voorbeelden: -
32 staken
1 [beëindigen] arrêter♦voorbeelden:1 [het werk neerleggen] faire grève♦voorbeelden:→ link=stem stem -
33 verbreken
1 [stukbreken] briser2 [beëindigen] rompre3 [schenden] déroger à4 [annuleren] annuler♦voorbeelden:het stilzwijgen rond een kwestie verbreken • rompre le silence qui entoure un problèmede verbinding werd verbroken • la communication a été coupéeeen testament verbreken • révoquer un testament -
34 afbouwen
1 [geleidelijk beëindigen] cut back/down (on) ⇒ phase out2 [de bouw ten einde brengen] complete, finish♦voorbeelden: -
35 arbeidscontract
♦voorbeelden:1 een arbeidscontract beëindigen/verbreken/verlengen • terminate/sever/extend an employment contractVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > arbeidscontract
-
36 besluiten
♦voorbeelden:2 de vergadering besloot het volgende/stappen te nemen • the meeting resolved as follows/to take stepsde scheidsrechter besloot dat de wedstrijd niet door kon gaan • the referee decided to call off the match1 [kiezen voor] decide♦voorbeelden:overhaast besluiten • make a hasty decision -
37 gesprek
♦voorbeelden:een goed gesprek • a good talk/discussionhet gesprek brengen op • bring the conversation round tohet gesprek op iets anders brengen • change the subjecthet gesprek ging over/kwam op • the conversation was about/turned tohet gesprek stokte • there was a silenceeen gesprek voeren • hold a conversationhet gesprek voortzetten/weer opvatten • continue/resume the conversation(het nummer is) in gesprek • (the number's) engagedin gesprek raken (met/over) • get to talking (to/about)druk in gesprek zijn (met) • be busy talking (to)een gesprek onder vier ogen • a private talktot een gesprek trachten te komen • try to get a discussion going -
38 ophangen
II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [ter dood brengen] hang3 [figuurlijk] [vastpinnen] pin down♦voorbeelden:1 een briefje ophangen • pin up a notice/notede was ophangen • hang (out) the wash(ing)ophangen aan de muur/het plafond/een spijker • hang on the wall/from the ceiling, nail upzich ophangen (aan een balk) • hang oneself (from a rafter)3 iemand ophangen aan een uitspraak • pin someone down (to a statement), make someone answer for his words -
39 overeenkomst
2 [gelijkheid] identity, match3 [harmonie] conformity, agreement4 [afspraak] agreement♦voorbeelden:1 punten van overeenkomst tussen twee zaken • points of agreement/of similarity between two matterser is geen enkele/niet de minste overeenkomst • there is no similarity what(so)ever/not the slightest similarityovereenkomst vertonen met • show similarity to, resembleeen stilzwijgende overeenkomst • a tacit agreementeen overeenkomst beëindigen • terminate an agreementeen overeenkomst ontbinden • dissolve/annul/cancel an agreementeen overeenkomst sluiten met iemand • make/enter into an agreement with someoneeen overeenkomst uitvoeren • carry out an agreementtot een overeenkomst komen met iemand • come to/reach an agreement with someone -
40 sluiten
2 [opbergen, wegsluiten] lock up/away3 [buiten-/uitsluiten] lock out, close off4 [plaatsen zonder tussenruimte] close6 [beëindigen] close, conclude7 [verbieden] close8 [handel] [opmaken] close♦voorbeelden:het raam sluiten • shut/close the windowde winkel/zaak sluiten • 〈 in het bijzonder voorgoed〉 close (the shop) down; 〈 ook 's avonds〉 shut up shopvriendschap sluiten (met) • make friends (with)de rij sluiten • bring up the rear3 [goed geheel vormen] fit4 [afsluiten] lock up5 [ten einde lopen] close6 [als einduitkomst hebben] balance7 [gelijke eindcijfers aan debet- en creditzijde vertonen] balance♦voorbeelden:dinsdagmiddag zijn alle winkels gesloten • it's early closing day on Tuesdaydie redenering sluit niet • that argument doesn't hold (water)de begroting sluitend maken • balance the budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Rode Leeuwen — Les Rode Leeuwen (« Lions rouges ») ont constitué entre 1968 et 1978 une première scission entre socialistes flamands et francophones dans l arrondissement de Bruxelles Hal Vilvorde avant celle, définitive, du Parti socialiste belge… … Wikipédia en Français