-
1 afbouwen
1 [geleidelijk beëindigen] cut back/down (on) ⇒ phase out2 [de bouw ten einde brengen] complete, finish♦voorbeelden: -
2 afbouwen
1 [geleidelijk beëindigen] mettre progressivement un terme à2 [de bouw ten einde brengen] achever de construire -
3 afbouwen
достроить, отстроить; постепенно сокращать; достраивать; заканчивать* * *гл.общ. достраивать, заканчивать (строительство) -
4 we zijn onze relatie aan het afbouwen
we zijn onze relatie aan het afbouwenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > we zijn onze relatie aan het afbouwen
-
5 достраивать
vgener. afbouwen -
6 заканчивать
vgener. absolveren (школу и т.п.), afwerken, eindigen, perfectioneren, sluiten, af zijn, afbouwen (строительство), afmaken, beeindigen, de laatste hand aan (iets) leggen (что-л.), voltooien
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский