-
1 dichtdoen
fermer -
2 op slot doen
fermer à clé, fermer -
3 sluiten
fermer à clé, fermer -
4 sluiten
1 [dichtmaken; verbieden] fermer2 [opbergen, wegsluiten] enfermer3 [buiten-, uitsluiten] fermer à4 [plaatsen zonder tussenruimte] serrer5 [aangaan] conclure6 [beëindigen; ook handel] arrêter♦voorbeelden:deze deur sluit zichzelf • cette porte se ferme toute seulede deur met de sleutel sluiten • fermer la porte à clef3 iemand buiten de deur sluiten • fermer sa porte à qn.een lening sluiten • contracter un empruntde stoet sluiten • fermer la marcheeen vergadering sluiten • clôturer une réunion1 [dichtgaan] fermer3 [goed geheel vormen] s'accorder4 [afsluiten] fermer (à clef)5 [ten einde lopen] se terminer6 [als einduitkomst hebben] se solder (en, par)♦voorbeelden:een gesloten gezicht • un visage ferméde winkels zijn één dag in de week gesloten • les magasins ferment un jour par semainede vensters sluiten niet goed • les fenêtres se ferment maleng sluitend • très collantde delen sluiten precies in elkaar • les parties s'emboîtent exactement les unes dans les autresde begroting sluitend maken • équilibrer le budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉1 [dicht gaan] (se) fermer♦voorbeelden: -
5 afsluiten
1 [ontoegankelijk maken] fermer2 [op slot doen] fermer à clé4 [tot stand brengen] conclure5 [een eind maken aan] clôturer6 [verwijderd houden van] tenir à distance (de)♦voorbeelden:een tuin afsluiten • clôturer un jardineen weg afsluiten • barrer une route2 heb je de voordeur goed afgesloten? • as-tu fermé à clé la porte d'entrée?een (dienst)jaar afsluiten • clôturer un exerciceeen afgesloten tijdperk • une époque révolueiemand van het gas afsluiten • couper le gaz chez qn. -
6 toeslaan
1 [raak slaan] toucher (au but)2 [zijn kans benutten] frapper3 [met een slag dichtgaan] se fermer brusquement♦voorbeelden:bij zo'n mooi aanbod moet je snel toeslaan • devant une si belle offre, il faut vite saisir sa chanceII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met een slag sluiten] claquer2 [in iemands richting slaan] lancer3 [dichtslaan] fermer♦voorbeelden:2 iemand de bal toeslaan • lancer le ballon à qn. -
7 afsluiten
-
8 sluiten
ww1) (se) fermer2) enfermer, mettre dehors3) serrer4) conclure5) arrêter6) s'ajuster7) s'accorder9) se terminer10) se solder (en, par) -
9 de sleutel tweemaal omdraaien
de sleutel tweemaal omdraaien————————de sleutel tweemaal omdraaien -
10 dichtslaan
1 [krachtig dichtgaan] se fermer d'un coup sec2 [m.b.t. personen] se renfermer♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
11 oog
♦voorbeelden:het oog van de naald • le chas de l'aiguillemet andere ogen bekijken • voir (qc.) d'un autre oeileen blauw oog • un oeil au beurre noiriemand een blauw oog slaan • pocher un oeil à qn.(niet zichtbaar) met het blote, ongewapend oog • (imperceptible) à l'oeil nuhet boze oog • le mauvais oeilbruine ogen hebben • avoir les yeux marrondat is niet met droge ogen aan te zien • 〈 zonder tranen〉 on ne peut s'empêcher de pleurer; 〈 ongeroerd〉 c'est à faire pleurer les pierreseen glazen oog • un oeil de verregrote ogen opzetten • ouvrir de grands yeuxzijn ogen zijn groter dan zijn buik, maag • il a les yeux plus grands que le ventreiets met lede ogen aanzien • voir qc. d'un mauvais oeileen lui oog • un oeil paresseuxeen open oog voor iets hebben • être sensible à qc.geen oog dichtdoen • ne pas fermer l'oeilzijn ogen gebruiken • ouvrir l'oeilzijn ogen niet geloven, vertrouwen • ne pas en croire ses yeuxogen hebben van voren en van achteren • avoir des yeux derrière la têteoog hebben voor • avoir l'oeil pourzijn ogen in zijn zak hebben • avoir les yeux dans sa pochealleen oog hebben voor • n'avoir d'yeux que pourzij maakt haar ogen op • elle se fait les yeuxiemand de ogen openen • ouvrir les yeux à qn.de ogen openhouden • garder les yeux ouvertszich de ogen uit het hoofd schamen • mourir de hontehaar ogen schieten vuur • ses yeux lancent des éclairsde ogen ten hemel slaan • lever les yeux au ciel〈 figuurlijk〉 de ogen sluiten voor iets • fermer les yeux sur qc.zijn ogen uitkijken (aan iets) • ne pas détacher les yeux (de qc.)iemand de ogen uitkrabben • arracher les yeux à qn.iemand de ogen uitsteken • faire mourir qn. d'envieiemand de ogen uitsteken met zijn luxe • écraser qn. de son luxe〈 figuurlijk〉 iemand de ogen verblinden • éblouir qn.door iemands ogen zien • voir par les yeux de qn.door het oog van de naald kruipen • l'échapper belleoog in oog staan met • se trouver nez à nez avecheb je geen ogen in je hoofd? • tu n'as pas les yeux en face des trous?iemand recht in de ogen zien, kijken • regarder qn. en facemet de ogen spreken • avoir des yeux expressifsmet de ogen knipperen • cligner des yeuxiemand iets onder vier ogen zeggen • dire qc. à qn. entre quatre yeuxeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-têteuit zijn ogen zien • 〈 opletten〉 ouvrir l'oeil (et le bon); 〈 op zijn hoede zijn〉 être sur le qui-vivevoor iemands ogen • sous les yeux (de qn.)groen en geel voor de ogen worden • être pris de vertigehet schemert mij voor de ogen • j'ai la vue troublezijn ogen aan iets te goed doen • repaître ses yeux de qc.zijn ogen uit zijn hoofd kijken • se repaître de, à la vue de (qc.)zijn ogen goed de kost geven • 〈 ironisch〉 ne pas avoir les yeux dans sa poche; 〈vooral m.b.t. mooie vrouwen〉 se rincer l'oeil〈 spreekwoord〉 oog om oog, tand om tand • oeil pour oeil, dent pour dent2 met een half oog iets zien • entrevoir qc.schele, scheve ogen maken, geven • faire des jalouxiemand met schele ogen aankijken • être jaloux de qn.het oog over iets laten gaan • promener son regard sur qc.〈 figuurlijk〉 het oog op iets laten vallen • avoir des desseins sur qc.zover het oog reikt • à perte de vue〈 figuurlijk〉 het oog slaan, laten vallen op iemand • jeter son dévolu sur qn.het oog treffen • frapper les yeuxaan het oog ontsnappen • se dérober à la vueiets aan het oog onttrekken • masquer qc. à la vuein het oog lopen • se faire remarquerin het oog lopend, vallend • manifestein het oog springen, vallen • sauter aux yeuxmet de ogen verslinden • dévorer (qn., qc.) des yeuxiets (de werkelijkheid) onder ogen zien • regarder qc. (les choses) en facede dood onder ogen zien • envisager la mortonder iemands ogen komen • se présenter devant qn.iets niet onder ogen willen zien • se mentir à soi-mêmeiets onder ogen hebben • avoir qc. sous les yeuxiemand iets onder het oog brengen • 〈 op iets wijzen〉 faire observer qc. à qn.; 〈 aan het verstand brengen〉 essayer de faire comprendre qc. à qn.op het oog • à première vuezo op het oog • à vue d'oeiliemand, iets op het oog hebben • avoir qn., qc. en vueuit het oog raken • disparaître (aux yeux)iets, iemand uit het oog verliezen • perdre qc., qn. de vue(ga) uit mijn ogen! • hors de ma vue!iets voor ogen stellen • 〈 doen zien〉 représenter qc.; 〈 een voorstelling hebben〉 se représenter qc.〈 figuurlijk〉 iets voor ogen houden • garder qc. à l'esprit〈 figuurlijk〉 iemand voor ogen staan • être présent à l'esprit de qn.〈 spreekwoord〉 uit het oog, uit het hart • loin des yeux, loin du coeurhij wierp, gooide zes ogen • il a jeté un six¶ in hun ogen betekent hij niet veel • à leurs yeux, il a peu de valeurmet het oog op • en vue demet het oog hierop • à cet effetiemand naar de ogen zien • ramper devant qn. -
12 afsluiten
barrer, cesser, contracter, fermer à clé, fermer, finir, s'engager, terminer -
13 buitensluiten
ww1) empêcher d'entrer, fermer la porte (à qn)2) exclure, rejeter -
14 dichtdoen
-
15 dichtgaan
ww -
16 dichtsmijten
-
17 aandrukken
-
18 achteraanlopen
-
19 als het kalf verdronken is, dempt men de put
als het kalf verdronken is, dempt men de putDeens-Russisch woordenboek > als het kalf verdronken is, dempt men de put
-
20 boom
♦voorbeelden:de boom des levens • l'arbre de vie〈 figuurlijk〉 je kunt me de boom in! • va te faire fiche!je kunt door de bomen het bos niet meer zien • les arbres cachent la forêttegen een boom oprijden • rentrer dans un arbreeen boom van een kerel • un colosse
См. также в других словарях:
fermer — [ fɛrme ] v. <conjug. : 1> • 1080 « fixer, attacher »; lat. firmare « rendre ferme », de firmus I ♦ V. tr. 1 ♦ Appliquer (une partie mobile) de manière à boucher un passage, une ouverture. Fermer une porte, la porte. « Et quand viendra l… … Encyclopédie Universelle
fermer — FERMER. v. a. Clorre ce qui est ouvert. Fermer une chambre. fermer un coffre. fermer un cabinet. fermer une boëte, fermer une bourse. fermer la porte. fermer la fenestre, fermer la porte à la clef. fermer la porte au verroüil. fermer à double… … Dictionnaire de l'Académie française
fermer — Fermer, Claudere, Cludere, Occludere, Operire. Fermer unes lettres missives, Epistolam complicare. Fermer l huis au devant de quelqu un, Praecludere. Fermer les yeux, Claudere, vel premere oculos. Fermer au verrouil ou à la clef, Obserare. Fermer … Thresor de la langue françoyse
fermer — (fèr mé) v. a. 1° Arrêter, fixer. C est le sens propre de ce verbe conservé seulement dans ce terme de navigation : fermer un bateau, l arrêter ou l attacher ; et dans ce terme de droit coutumier : rendre le témoignage appelé ferme ; et dans ce … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
FERMER — v. a. Clore ce qui est ouvert, en boucher l entrée ou l ouverture avec une porte, un couvercle, une trappe, etc. Fermer une chambre. Fermer une armoire, un secrétaire, une malle. Fermer une boîte. Fermer une cour. Fermer une boutique. On dit… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
FERMER — v. tr. Clore ce qui était ouvert par une porte, un couvercle, une trappe, etc. Fermer une chambre. Fermer une armoire, un secrétaire, une malle. Fermer une boîte. Fermer une cour. Par extension, il signifie Clore un édifice, un établissement, un… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
fermer — vt. ; enfermer, boucler : farmâ (Albertville.021b, Chamonix), fremâ (Chautagne, Cordon.083, Megève, Notre Dame Be., Samoëns), frèmâ (021a, Bellecombe Bauges, Saxel.002, Villards Thônes), FROMÂ (Albanais.001, Annecy, Combe Si.018, Leschaux.006),… … Dictionnaire Français-Savoyard
fermer — I. Fermer le linge; c est un barbarisme. Le mot fermer signifie clorre ce qui est ouvert; on ferme une porte, une chambre; mais on ne ferme pas du linge; on ferme une chambre, pour qu on n y puisse pas entrer; on serre les habits, le linge,… … Dictionnaire grammatical du mauvais langage
Fermer — This English medieval job descriptive surname, recorded in the spellings of Farmer, Farmar, Fermer and Fermor, is of Olde French pre 10th century origins. Most people are surprised to know that originally the surname had nothing to with actually… … Surnames reference
fermer — v.t. La fermer, fermer sa gueule, se taire. □ interj. La ferme ! Silence, tais toi ! … Dictionnaire du Français argotique et populaire
Fermer les yeux à quelque chose — ● Fermer les yeux à quelque chose se refuser à le croire, à l admettre, en dépit des preuves qui l établissent : Fermer les yeux à l évidence … Encyclopédie Universelle