-
101 tegemoet
1 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:zijn ondergang tegemoet gaan • be heading for disastereen drukke tijd tegemoet gaan • be in for a busy timebetere tijden tegemoet gaan • enter upon better timeseen tijd van grote onzekerheid tegemoet gaan • have a period of great insecurity ahead of oneiemand tegemoet gaan/komen/lopen • (go to) meet someone, go/come/walk towards someone〈 figuurlijk〉 bereid zijn in de kosten tegemoet te komen • be prepared to bear part of the cost(s)/expensezijn kinderen kwamen hem al tegemoet • he was met by his childreniets tegemoet zien • await/face something, look forward to something〈 figuurlijk〉 iets met bezorgdheid tegemoet zien • await something with apprehension/misgivings -
102 tegensputteren
-
103 tijd
1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time5 [taalkunde] tense♦voorbeelden:in de helft van de tijd • in half the timein een jaar tijd • (with)in a yearna bepaalde tijd • after some/a time, eventuallygeruime tijd • a considerable time, a good whilede hele tijd • all the time, the whole timeeen hele tijd geleden • quite a while agohet is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we leften dat is hoog tijd ook! • and about time too!het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!een tijd lang • for a while/timeik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a whileeen lange/korte tijd duren • last a long/short timevoor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite periodsedert onheuglijke tijden • since time immemorial〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast timevrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see ithet duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to itik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for timeik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five secondsje moet jezelf de tijd geven • take your timeiemand de tijd geven/gunnen • give someone timezich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through thatgeen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …tijd genoeg hebben • have plenty of/enough timede tijd hebben • have timewe hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some timewe hebben de tijd aan onszelf • our time is our ownweinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for timeje hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days lefttijd kosten • take timeals je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make timede tijd nemen voor iets • take one's time about/over somethingtijd opnemen • record the timeer is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lostde tijd verstrijkt • time passesdat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!mijn tijd zit erop • ±I've done my stintin de baas zijn tijd • during/on the boss's timeuw tijd is om • your time is upbinnen afzienbare tijd • within the foreseeable futurebinnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) longbinnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no timehet heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for agesmet de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spreaddit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in timemet zijn tijd geen raad weten • have time on one's handsna korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …sinds enige tijd • for some time (past)een tijd van 11 seconden • a time of 11 secondshet is maar voor korte tijd • it's only for a short whilevoor de tijd van • for a period ofvorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last yearde plaatselijke tijd • local timede tijd is rijp om … • the time is ripe to …heeft u de tijd ? • have you got the time?'t is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over timeals de tijd daar is • when the time/day comesde tijd verdrijven/korten/doden • kill timeeindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!het wordt tijd dat … • it is (high) time that …〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to gobij tijd en wijle • now and again/thenmorgen/gisteren om deze tijd • (about/ Aaround) this time tomorrow/yesterdaytijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bedop vaste tijden • at set/fixed timesnet op tijd • just in timeop tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/scheduleruim op tijd • with plenty of time to spareop tijd naar bed gaan • not go to bed latezij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overduerond die tijd • around then/that timesinds korte tijd • recently, latelyte allen tijde • at all timeste zijner tijd • in due course, when appropriatetegen die tijd • by that time, by thenten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriageten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIIIvan tijd tot tijd • from time to timevan die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts foreverwarm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of yearsterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurelyje moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easyin minder dan geen tijd • in (less than) no timeeen tijdje • a whileveel tijd in beslag nemen • take up a lot of timetijd te kort komen • run out/run short of time3 betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better dayseen dure tijd • a time/period when the cost of living is highgoede/slechte tijden • good/bad timesde laatste tijd • lately, recentlyhij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard timede goede oude tijd • the good old daysdat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridgezijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better daysdie tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/overer is een tijd geweest dat … • there was a time when …niet met zijn tijd meegaan • be behind the timesde tijden zijn veranderd • times have changedbij tijden • at times/intervals(goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ballin tijden van oorlog • in times of warin deze/onze tijd • in these times, nowadaysin deze tijd van het jaar • at this time of (the) yearin vroeger tijd • in earlier times/the pastmet zijn tijd meegaan • keep up with/move with the timesuit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdateddie muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioneddat was voor mijn tijd • that was before my time/daydat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusualvóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monasteryvóór de tijd van de auto • before the era of the car5 de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history -
104 tijdschema
♦voorbeelden:1 we lopen achter/voor op het tijdschema • we're (running) behind schedule/ahead of schedulevolgens een strak tijdschema • according to a tight schedule -
105 twee ronden voor/achter liggen
twee ronden voor/achter liggenbe two laps ahead/behindVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > twee ronden voor/achter liggen
-
106 uitholling overdwars
uitholling overdwarsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > uitholling overdwars
-
107 uitholling
♦voorbeelden:1 de uitholling van de democratie • the undermining/erosion of democracy -
108 uitlopen
6 [sport] [een voorsprong nemen] draw ahead (of)7 [meer tijd in beslag nemen] overrun its/one's time9 [met betrekking tot schoeisel] be worn/broken in13 [sport] [door te lopen zich ontspannen] run easy (to recover)♦voorbeelden:dat loopt hier maar in en uit • you would think they lived here2 een auto laten uitlopen • let a car slow down, bring a car to a haltdit straatje loopt op de markt uit • this alley leads (on) to the market placedat loopt op niets/een mislukking uit • that will come to nothing/end in failuredie ruzie liep uit op een gevecht • the quarrel ended in a fight8 wijd uitlopende broekspijpen • flares, bell-bottoms12 uitgelopen oogschaduw • smeared/smudged eye shadowde verf is uitgelopen • the paint has run (out)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [ten einde lopen] finish2 [groter maken] walk/wear/break in♦voorbeelden:2 schoenen uitlopen • walk/break in shoes -
109 uitvoering
1 [voltrekking] carrying out, performance ⇒ execution, realization, 〈 ook wet〉 implementation, 〈 wet ook〉 administration, 〈 wet ook〉 enforcement3 [wijze van bewerking] design, construction 〈 van een machine〉 ⇒ 〈 met betrekking tot kwaliteit van het werk〉 workmanship, 〈 afwerking〉 finish♦voorbeelden:1 uitvoering geven aan een plan • carry out/implement a plan, put/carry a plan into effectde uitvoering van een besluit • the implementation of a decision -
110 vaart zetten
vaart zetten -
111 van start gaan
van start gaan -
112 van wal steken
van wal steken -
113 vast
5 [onwankelbaar] firm6 [onbetwijfelbaar] fixed7 [onveranderlijk] fixed9 [compact] solid13 [niet slap] firm, solid♦voorbeelden:dat staat zo vast als een huis • it's as sure as death and taxes2 vast raken • get stuck/caught/jammedhet schip raakte vast in het ijs • the ship got stuck/caught in the ice3 vast omlijnd • definite, clear-cut4 met vaste hand • with a steady/sure handvast in de leer • firm of faithvaste inkomsten • a fixed/regular incomeeen vaste verbinding • a regular connection8 vast adres/tehuis • fixed address/settled homeeen vaste betrekking • a permanent positionde vaste kern (van het personeel) • the permanent staff9 vast voedsel, vaste spijzen • solid food/fare14 een vaste afspraak • a standing arrangement/agreementeen vast gebruik • a (set) customeen vaste regel • a fixed/set ruleII 〈 bijwoord〉1 [stellig] certainly ⇒ for certain/sure2 [alvast] for the time being/the present♦voorbeelden:vast en zeker • definitely, certainlyjij bent er vast van op de hoogte • you must have heard of it2 begin maar vast met eten • go ahead and eat/start eatingik ben maar vast begonnen • I thought I might as well start -
114 ver vooruitzien
ver vooruitzienlook well/way aheadVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ver vooruitzien
-
115 vier punten voor
vier punten voorVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vier punten voor
-
116 volle kracht vooruit
volle kracht vooruitfull steam/speed aheadVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > volle kracht vooruit
-
117 vooraf
♦voorbeelden:je moet vooraf goed bedenken wat je gaat doen • you need to think ahead about what you're going to dowilt u iets vooraf? • 〈 aperitief〉 would you like a before-dinner drink/an aperitif; 〈 voorgerecht〉 would you like an appetizer/a hors d'oeuvredat had je vooraf moeten zeggen • you should have said that beforehand -
118 vooral
♦voorbeelden:1 dat moet je vooral doen • do that/go ahead by all meansga vooral vroeg naar bed • be sure to go to bed earlymaak haar vooral niet wakker • don't wake her up whatever you dovergeet het vooral niet • whatever you do, don't forget itvooral omdat • especially because -
119 voordringen
1 push forward/past/ahead ⇒ jump the queue -
120 voorgaan
1 [voor iemand gaan] go ahead/before ⇒ lead (the way)3 [met betrekking tot een uurwerk] be fast♦voorbeelden:iemand laten voorgaan • let someone go firstgaat u voor! • after you!, lead the way
См. также в других словарях:
ahead — a‧head [əˈhed] adverb if the value of something is ahead of a previous level, it has increased: • The shares were ahead more than 11% at one stage, and closed 85 up at 944p. * * * ahead UK US /əˈhed/ adverb ► at a better, higher, or greater level … Financial and business terms
ahead of — This prepositional phrase has been in use since the 18c in the physical sense ‘in front of’ and from the following century in the figurative sense ‘better than, superior to (in quality, performance, etc)’. Its meaning in relation to time dates… … Modern English usage
Ahead — A*head , adv. [Pref. a + head.] 1. In or to the front; in advance; onward. [1913 Webster] The island bore but a little ahead of us. Fielding. [1913 Webster] 2. Headlong; without restraint. [Obs.] L Estrange. [1913 Webster] {To go ahead}. (a) To… … The Collaborative International Dictionary of English
ahead — [ə hed′] adv., adj. 1. in or to the front 2. forward; onward 3. toward the future; in advance 4. winning or leading 5. having something as a profit or advantage ahead of in advance of; before ge … English World dictionary
Ahead — steht für: Den alten Namen der Nero AG (vor 2005 noch Ahead Software AG), ein deutsches Software Unternehmen AHEAD (Munition), eine Air Burst Munition von Rheinmetall Ein System für ein Lenkkopflager beim Fahrrad … Deutsch Wikipedia
ahead — ► ADVERB 1) further forward in space or time. 2) in advance. 3) in the lead. ● ahead of Cf. ↑ahead of … English terms dictionary
ahead — (adv.) 1620s, at the head, in front, from a on (see A (Cf. a ) (1)) + HEAD (Cf. head). Originally nautical. To be ahead of (one s) time attested by 1837 … Etymology dictionary
ahead — [adv] in front or advance of advanced, advancing, ahead, along, ante, antecedently, at an advantage, at the head, before, beforehand, earlier, first, fore, foremost, forward, forwards, in the foreground, in the lead, leading, on, onward, onwards … New thesaurus
ahead of — ► ahead of 1) before. 2) earlier than planned or expected. Main Entry: ↑ahead … English terms dictionary
ahead — forward, *before Antonyms: behind Contrasted words: *after: *abaft, aft, astern … New Dictionary of Synonyms
ahead — I [[t]əhe̱d[/t]] ADVERB USES ♦♦ (In addition to the uses shown below, ahead is used in phrasal verbs such as get ahead , go ahead , and press ahead .) 1) ADV: ADV after v, n ADV, ADV with cl Something that is ahead is in front of you. If you look … English dictionary