-
1 afscheiden
1 [algemeen] séparer2 [produceren] sécréter♦voorbeelden:zich van een kerkgenootschap afscheiden • être dissident d'une Eglisehet weiland was door een sloot van de weg afgescheiden • un fossé séparait la prairie de la route -
2 afscheiden
♦voorbeelden:3 sommige bomen scheiden hars af • some trees secrete/produce resin -
3 afscheiden
разъединить; разделить; обособить; выделить; огородить; выделить себя из; отделять; выделять; извлекать* * **отделять; выделятьсм. тж. zich afscheiden* * *гл.1) общ. отделять2) матем. извлекать3) физиол. выделять -
4 afscheiden
v. separate, part, divide; mark off, partition; secrete, exude, give off -
5 afscheiden
-
6 afscheiden
• to detach• to partition off• to separate -
7 afscheiden
1) uppdela2) indela3) dela4) avdela5) skifta -
8 afscheiden
séparer, trier -
9 afscheiden
apartá, separá -
10 zich afscheiden
-
11 zich van de wereld afscheiden
zich van de wereld afscheiden -
12 zich van een kerkgenootschap afscheiden
zich van een kerkgenootschap afscheidenDeens-Russisch woordenboek > zich van een kerkgenootschap afscheiden
-
13 een ruimte met een gordijn afscheiden
een ruimte met een gordijn afscheidenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een ruimte met een gordijn afscheiden
-
14 vocht afscheiden
vocht afscheidendischarge/ 〈klier enz.〉 secrete fluidVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vocht afscheiden
-
15 zich afscheiden (van)
zich afscheiden (van)break away (from), break with; 〈 uit elkaar gaan〉 part companyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich afscheiden (van)
-
16 zich afscheiden
v. separate oneself -
17 speeksel afscheiden
baver -
18 speeksel afscheiden
baba -
19 afzonderen
2 [apart zetten en houden] isoler3 [met een schot afscheiden] séparer par une cloison4 [uit een mengsel, verbinding afscheiden] extraire♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich afzonderen〉♦voorbeelden:zich van een gezelschap afzonderen • s'isolervan de buitenwereld afgezonderd leven • vivre dans l'isolement complet -
20 выделять
v1) gener. afzonderen, uitlichten, uitnemen, uitscheiden, uitzonderen, uitzweten (пот, влагу и т.п.), accentueren, toevoegen2) physiol. afscheiden
См. также в других словарях:
speeksel afscheiden / kwijlen — baba … Woordenlijst Sranan
Christ — 1. Aller Christen jammer stirbt hie. – Henisch, 602. 2. An einem Christen stirbt nichts, nur sein Creutz vnnd elend. – Henisch, 602. 3. Bey den Christen will jedermann fewer holen vnnd Ritter an jhnen werden. – Henisch, 602. 4. Christen an der… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schaf — 1. An skürw d Schep kan an hian Hokfal umstegh. (Nordfries.) Ein räudig Schaf kann eine ganze Hürde voll anstecken. 2. An suart Schep laat hör egh witi thau. (Nordfries.) 3. Annem nackte Schoffe ies nischte abzuscharen. – Robinson, 240; Gomolcke … Deutsches Sprichwörter-Lexikon