-
1 afhouden
не допустить до (в); вычесть из; отводить; мешать; отвлекать; сбивать; удерживать; вычитать; отклоняться* * **1) удерживать ( van — от)2) удерживать, вычитать ( деньги)* * *гл.1) общ. вычитать, мешать, отводить, удерживать (от чего-л.), отвлекать, сбивать (с пути)2) мор. отклоняться (от курса) -
2 de boot afhouden
-
3 links afhouden
прил.общ. поворачивать налево -
4 rechts afhouden
прил.общ. поворачивать направо -
5 van land afhouden
предл.общ. держать от берега -
6 van zich afhouden
предл.общ. не допускать до себя -
7 zijn ogen niet kunnen afhouden
прил. -
8 вычитать
vgener. afhouden, afrekenen, aftrekken, korten, in mindering brengen -
9 держать от берега
vgener. van land afhouden -
10 мешать
vgener. interfereren, (домино) door elkaar husselen, (домино) husselen, mixen, aanstoken (кочергой), afhouden, porren (о печке), roeren, storen, (iem.) in de weg staan (кому-л.), (iem.) in de wielen rijden (кому-л.), belemmeren, beletten, derangeren, deren, dwarsbomen, een spaak in het wiel steken, frustreren, hinderen, mengen, plagen, poken (кочергой), prevenieren, tegenhouden, verhinderen -
11 не быть в состоянии оторвать глаз
prepos.Dutch-russian dictionary > не быть в состоянии оторвать глаз
-
12 не допускать до себя
prepos.gener. van zich afhouden -
13 отвлекать
vgener. afbrengen, afleiden, aftrekken (от дела), afhouden, afwenden (внимание), verstrooien -
14 отводить
v1) gener. afhouden, afkeren (глаза), afleiden, afwenden (глаза), lozen (âîäó), wraken, aanwijzen (место), afweren (угрозу), gunnen (время; часто с отрицанием), wegbrengen2) liter. afwentelen (неприятность)3) electr. aftakken -
15 отклоняться
v1) gener. hellen (naar - в какую-л. сторону), afwijken, uitwijken (от отвеса), wijken2) navy. afhouden (от курса)3) gram. declineren4) SAP.fin. weglopen (напр., о кривой) -
16 отлынивать от работы
vcolloq. de boot afhouden -
17 поворачивать налево
vgener. links afhouden -
18 поворачивать направо
vgener. rechts afhouden -
19 сбивать
v1) gener. afdingen (öåíó), afslaan, doorlopen, ineenslaan, neerschieten (выстрелом), neerslaan, (iem.) van de goede weg afbrengen, (iem.) van het goede pad afbrengen, afhouden (с пути), afsteken, beknibbeien (öåíó), karnen (масло), neervellen, omgooien, slaan (масло)2) liter. uit het veld slaan -
20 удерживать
vgener. aanhouden, afhouden (от чего-л.), behouden, houden, onthouden, ophouden, reserveren, uithouden, weren, achterwege houden, afrekenen, in mindering brengen, inhouden, korten (деньги и т.п.), staande houden, terughouden, vasthouden, wederhouden, weerhouden
- 1
- 2