-
1 вычесть
aftrekken, afhouden -
2 вычитать
aftrekken, afhouden -
3 оторвать
afscheuren, afrukken, lostrekken ; afhouden -
4 отрывать
afscheuren, afrukken, lostrekken ; afhouden -
5 вычитать
vgener. afhouden, afrekenen, aftrekken, korten, in mindering brengen -
6 держать от берега
vgener. van land afhoudenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > держать от берега
-
7 мешать
vgener. interfereren, (домино) door elkaar husselen, (домино) husselen, mixen, aanstoken (кочергой), afhouden, porren (о печке), roeren, storen, (iem.) in de weg staan (кому-л.), (iem.) in de wielen rijden (кому-л.), belemmeren, beletten, derangeren, deren, dwarsbomen, een spaak in het wiel steken, frustreren, hinderen, mengen, plagen, poken (кочергой), prevenieren, tegenhouden, verhinderen -
8 не быть в состоянии оторвать глаз
prepos.Russisch-Nederlands Universal Dictionary > не быть в состоянии оторвать глаз
-
9 не допускать до себя
prepos.gener. van zich afhoudenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > не допускать до себя
-
10 отвлекать
vgener. afbrengen, afleiden, aftrekken (от дела), afhouden, afwenden (внимание), verstrooien -
11 отводить
v1) gener. afhouden, afkeren (глаза), afleiden, afwenden (глаза), lozen (âîäó), wraken, aanwijzen (место), afweren (угрозу), gunnen (время; часто с отрицанием), wegbrengen2) liter. afwentelen (неприятность)3) electr. aftakken -
12 отклоняться
v1) gener. hellen (naar - в какую-л. сторону), afwijken, uitwijken (от отвеса), wijken2) navy. afhouden (от курса)3) gram. declineren4) SAP.fin. weglopen (напр., о кривой) -
13 отлынивать от работы
vcolloq. de boot afhoudenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > отлынивать от работы
-
14 поворачивать налево
vgener. links afhoudenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > поворачивать налево
-
15 поворачивать направо
vgener. rechts afhoudenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > поворачивать направо
-
16 сбивать
v1) gener. afdingen (öåíó), afslaan, doorlopen, ineenslaan, neerschieten (выстрелом), neerslaan, (iem.) van de goede weg afbrengen, (iem.) van het goede pad afbrengen, afhouden (с пути), afsteken, beknibbeien (öåíó), karnen (масло), neervellen, omgooien, slaan (масло)2) liter. uit het veld slaan -
17 удерживать
vgener. aanhouden, afhouden (от чего-л.), behouden, houden, onthouden, ophouden, reserveren, uithouden, weren, achterwege houden, afrekenen, in mindering brengen, inhouden, korten (деньги и т.п.), staande houden, terughouden, vasthouden, wederhouden, weerhouden -
18 уклоняться
v1) gener. ontduiken, ontwijken, afdwalen (от темы и т.п.), afwijken, mijden, wijken, zich aan (iets) onttrekken (от чего-л.)2) colloq. de boot afhouden3) gram. declineren -
19 удерживать
behouden, bewaren, aftrekken, afhoudenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > удерживать
-
20 удержать
behouden, bewaren, aftrekken, afhouden
- 1
- 2