-
41 traverse
adj. dwars--------n. passage, doorgang; officiële ontkenning van een aanspraak gemaakt door een andere partij; zigzag koers (bv door zeilboot); beschermende wal rond een loopgraaf; smalle strook gescheiden door een verdeler/scherm--------v. oversteken; doortrekken, doorkruisen, doorsnijdentraverse1[ trævə:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————traverse2[ trævə:s, trəvə:s]1 traverseren ⇒ schuins klimmen/afdalenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)kruisen ⇒ oversteken, (dwars) trekken door, doorsnijden♦voorbeelden:search lights traverse the sky • zoeklichten doorklieven de lucht -
42 descending
adj. afdalen, naar beneden gaan -
43 dégringoler
dégringoler [deegrẽgollee]〈 informeel〉1 tuimelen ⇒ snel naar beneden komen, vallen, rollen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 snel afdalen ⇒ afstormen, aftuimelen♦voorbeelden: -
44 descendre schuss
descendre (en) schuss -
45 schuss
-
46 вдаваться в подробности
vgener. in bijzonderheden afdalen, in bijzonderheden treden, uitweiden -
47 опускаться
vgener. afdalen, afvallen (о руках), afzinken (тж. перен.), dalen, inkalven (о дамбе, плотине), inzinken, neerdalen, (листья, снежинки) neerdwarrelen, neergaan, neerzinken, zinken -
48 понижаться
vgener. afslaan, teruglopen, zakken (о цене), afdalen, dalen, verlagen, zinken -
49 снисходить
vgener. afdalen tot -
50 спускаться
vgener. afdalen, aftreden, aftrekken, afwandelen, afzakken, dalen, neerstrijken, zakken, afgaan, afhellen, afklimmen, aflopen, afstijgen, afstromen, afzijgen, ladderen (о петлях на чулках), naar beneden komen, neerdalen, neergaan, neerkomen, zich laten zakken, zinken -
51 сходить
vgener. afstijgen, stappen (van-ñ), afdalen, afwijken (с правильного пути), afzitten (с лошади), dalen, naar beneden komen, neerkomen, uitstappen (из вагона, с парохода и т.п.) -
52 удостаивать
vgener. vereren, afdalen tot, toewijzen (звания, награды), verwaardigen, waarderen, waardig achten, waardig keuren -
53 stiga ned
1) afdalen2) naar beneden gaan -
54 afgaan
1 [afdalen] descendre2 [+ op][afstappen op] aborder (qn.)3 [+ op][zich laten leiden door] se fier (à)4 [+ van][weggaan] quitter5 [verminderen] diminuer6 [afgenomen worden van een geheel] être déduit7 [van wapen] partir8 [van wekker] sonner9 [een gek figuur slaan] chuter10 [afgelegd worden] être enlevé♦voorbeelden:→ link=doel doelgeweldig afgaan • faire piètre figuredat gaat hem handig af • il s'en tire bien -
55 afkomen
1 [+ van][zich verwijderen] sortir (de)2 [+ op][toegaan naar] s'avancer (vers)4 [bevrijd raken] se tirer (de)5 [ten einde komen] s'achever6 [Algemeen Zuid-Nederlands][langs komen] passer♦voorbeelden:zij konden niet van het eiland afkomen • ils ne pouvaient plus quitter l'île2 afkomen op iemand • s'approcher de qn.de muggen komen op het licht af • les moustiques sont attirés par la lumièreeen weg afkomen • descendre une rueer gemakkelijk afkomen • s'en tirer facilementik kon niet van hem afkomen • je n'arrivais pas à me débarrasser de lui5 komt dat werk nooit af? • ce travail ne finira-t-il jamais?6 kom eens af • passe me (, nous) voir un de ces jours -
56 bijzonder
1 [niet gewoon] particulier/particulière (< afkorting> part.)⇒ spécial (< afkorting> spéc.)♦voorbeelden:een bijzonder kind • un enfant spécialeen zeer bijzonder verschijnsel • un phénomène exceptionneleen bijzondere vriendschap • une amitié peu communemet bijzondere zorg • avec une attention particulièrehij was altijd een beetje bijzonder • il était toujours un peu bizarrehet is niets bijzonders • 〈 niets ongewoons〉 ce n'est rien de spécial; 〈 niets van betekenis〉 ça n'a aucune importancein het bijzonder • en particuliervan het algemene tot het bijzondere afdalen • aller du général au particulierII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:2 iemand bijzonder aanbevelen • recommander vivement qn. -
57 mijn
mijn1〈de〉♦voorbeelden:in de mijnen werken • travailler à la minein de mijn afdalen • descendre dans la mine————————mijn21 [bijvoeglijk gebruikt]mon, ma, mes2 [zelfstandig gebruikt]le mien, la mienne♦voorbeelden:1 mijn God! • mon Dieu!mijns inziens • à mon avismijn moeder • ma mèrede mijnen • les miensdaar moet ik het mijne van weten, hebben • je veux en avoir le coeur netik heb het mijne gedaan • j'ai fait ce que j'ai puik zal het mijne doen • je ferai (tout) mon possible -
58 afdak
abri, hangar afdalen langs een descendre en rappel -
59 afgaan
5 [in werking gebracht worden] go off6 [gedaan worden] 〈zie voorbeelden 6〉7 [een gek figuur slaan] lose face, flop, fail♦voorbeelden:afgaande op wat hij zegt • judging by what he saysop zijn gevoel afgaan • play it by ear3 van het toneel afgaan • go off, leave the stagevan school afgaan • leave schoolik ga volgend jaar van hockey af • I'm giving up hockey next year4 daar gaat 10 % van af • 10 % is taken off thathet vuil wil er niet afgaan • the dirt won't come off6 dat gaat hem gemakkelijk af • it comes easy/easily to himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [geheel/allemaal langsgaan] go along the line♦voorbeelden: -
60 afglijden
3 [vlug en stil afdalen] glide down♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 hij was steeds verder afgegleden in … • he had slid/slipped further and further into …
Страницы