-
21 bai abou
afdalen [v], naar beneden gaan [v], zinken [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > bai abou
-
22 baha
afdalen [v], naar beneden gaan [v], zinken [v]; dalen -
23 bai abou
afdalen [v], naar beneden gaan [v], zinken [v] -
24 descendre
descendre [dessãdr]1 naar beneden gaan, komen ⇒ afdalen, zakken, aflopen2 uit-, afstappen ⇒ afstijgen, van boord gaan3 gaan (naar, in)♦voorbeelden:descendre d' un arbre • uit een boom klimmendescendre dans le détail, jusqu'aux détails • in bijzonderheden tredendescendre de la voiture • uit de auto stappendescendre chez son oncle • bij zijn oom gaan logerendescendre dans le Midi • naar het zuiden gaanla police est descendue dans le café • de politie heeft een inval in het café gedaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afgaan ⇒ afdalen, aflopen, afzakken2 naar beneden brengen ⇒ laten zakken, lager hangen♦voorbeelden:v1) afdalen, zakken, aflopen2) uitstappen3) gaan (naar, in)6) laten zakken, lager hangen7) neerschieten8) doden -
25 descend
v. afdalen; afstammen[ dissend] 〈 voornamelijk formeel〉1 (af)dalen ⇒ naar beneden gaan/komen, neerkomen♦voorbeelden:descend upon a village • een dorp binnenvallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
26 вдаваться в подробности
vgener. in bijzonderheden afdalen, in bijzonderheden treden, uitweidenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > вдаваться в подробности
-
27 опускаться
vgener. afdalen, afvallen (о руках), afzinken (тж. перен.), dalen, inkalven (о дамбе, плотине), inzinken, neerdalen, (листья, снежинки) neerdwarrelen, neergaan, neerzinken, zinken -
28 понижаться
vgener. afslaan, teruglopen, zakken (о цене), afdalen, dalen, verlagen, zinken -
29 снисходить
vgener. afdalen tot -
30 спускаться
vgener. afdalen, aftreden, aftrekken, afwandelen, afzakken, dalen, neerstrijken, zakken, afgaan, afhellen, afklimmen, aflopen, afstijgen, afstromen, afzijgen, ladderen (о петлях на чулках), naar beneden komen, neerdalen, neergaan, neerkomen, zich laten zakken, zinken -
31 сходить
vgener. afstijgen, stappen (van-ñ), afdalen, afwijken (с правильного пути), afzitten (с лошади), dalen, naar beneden komen, neerkomen, uitstappen (из вагона, с парохода и т.п.) -
32 удостаивать
vgener. vereren, afdalen tot, toewijzen (звания, награды), verwaardigen, waarderen, waardig achten, waardig keuren -
33 afkomen
I.herkommenII.[afdalen]herunterkommen -
34 come down
naar beneden gaan, afdalencome down1 neerkomen ⇒ naar beneden komen, (neer)vallen3 afzakken, aan lager wal geraken6 overkomen♦voorbeelden:come down in the world • aan lager wal geraken4 this song has come down to us from the 14th century • dit lied is ons overgeleverd uit de 14e eeuw¶ come down in favour of/on the side of • zich uitspreken voor/ten gunste van -
35 decline
n. daling--------v. afdalen; achteruitgaan; verbuigen (in grammatica); afwijzendecline1[ diklajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verval ⇒ achteruitgang, aftakeling2 daling ⇒ afname, vermindering♦voorbeelden:1 fall/go into a decline • beginnen af te takelen, in verval rakenon the decline • tanend————————decline21 (af)hellen ⇒ aflopen, dalen2 ten einde lopen ⇒ wegkwijnen, aftakelen♦voorbeelden:2 declining years • oude dag, laatste jaren1 (beleefd) weigeren ⇒ afslaan, van de hand wijzen♦voorbeelden: -
36 get down
get down♦voorbeelden:get down on one's knees • op zijn knieën gaan (zitten)¶ get down to something • aan iets kunnen beginnen, aan iets toekomenget down to business • ter zake komenget down to work • aan het werk gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
37 incline
n. helling, hellend vlak--------v. neigen, verbuigen, krom buigen, buigen; afdalen; beinvloeden; richtenincline1[ ingklajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————incline2[ inklajn]1 neigen ⇒ geneigd zijn, een neiging hebben/vertonen♦voorbeelden:I incline to/towards fatness • ik heb aanleg om dik te worden1 (doen) hellen ⇒ af/neer/overhellen♦voorbeelden:♦voorbeelden:2 your words do not incline me to change my mind • ik zie in uw woorden geen aanleiding om van gedachten te veranderenI am inclined to think so • ik neig tot die gedachte -
38 subside
v. zinken; afdalen, minder worden; kalmeren[ səbsajd]1 (be)zinken ⇒ (in)zakken, verzakken2 sen ⇒ inkrimpen, afnemen♦voorbeelden: -
39 talk down to one's audience
talk down to one's audience -
40 talk down
Страницы