-
1 entracte
entracte [ãtraakt]〈m.〉1 pauze ⇒ entr'acte, tussenbedrijf2 entr'acte ⇒ intermezzo, tussenspel————————entractetussenspel, pauze, onderbrekingm1) pauze2) intermezzo3) adempauze -
2 sursis
sursis1 [suursie]〈m.〉3 uitstel♦voorbeelden:————————sursis2 [suursie]〈 werkwoord〉 → surseoirm1) opschorting2) adempauze -
3 haleine
haleine [aalen]〈v.〉1 adem2 ademhaling ⇒ uitademing, ademtocht♦voorbeelden:avoir l'haleine longue • langademig zijn〈 figuurlijk〉 de longue haleine • langdurig, op lange termijnperdre haleine • buiten adem rakencourir à perdre haleine • zich buiten adem lopenreprendre haleine • weer op adem komenretenir son haleine • z'n adem inhouden(tout) d' une haleine • in één rukêtre hors d' haleine • buiten adem zijn3 tenir qn. en haleine • iemand in spanning houden; iemand aan het lijntje houdenf -
4 palier
palier [paaljee]〈m.〉1 overloop ⇒ (trap)portaal, bordes3 stabiel toestand ⇒ tussenfase, adempauze♦voorbeelden:m1) overloop3) tussenfase4) lager, kussenblok [techniek] -
5 répit
répit [reepie]〈m.〉1 adempauze ⇒ rust, onderbreking2 uitstel ⇒ opschorting, respijtm1) uitstel2) onderbreking
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский