-
61 в этом нет ничего смешного
prepos.gener. er is geen aardigheid aan -
62 дешёвый юмор
adjliter. een goedkope aardigheid -
63 маленький подарок
adjgener. aardigheid -
64 острота
ngener. fijnheid, fijnte, puntigheid, scherpheid, scherpte, aardigheid, bak, geestigheid, grap, grapje, grappigheid, jokkernij, kwinkslag -
65 плоская острота
adjliter. een goedkope aardigheid -
66 плоская шутка
adjgener. een flauwe aardigheid, een flauwe grap, flauwiteit -
67 увлекаться
vgener. dwepen, aardigheid in (iets) hebben (чем-л.), dol op (iets) zijn (чем-л.), fel op (iets) zijn (чем-л.), gebrand zijn op (iets) (чем-л.), verzot zijn op (кем-л., чем-л.) -
68 шутка
n1) gener. aardigheid, bak, boert, gekheid, gekkigheid, grap, koddigheid, mop, spel, trek, gekscheren, streek, farce, grapje, grol, guitenstreek, guitenstuk, jokkernij, kortswijl, kwinkslag, leut, mopje, part, poets, pots, scherts, snakerij, spotternij, zotternij2) colloq. gein, gijn3) botan. ui4) theatre. klucht -
69 это мне уже больше не нравится
ngener. de aardigheid is er af -
70 это уже не смешно
ngener. de aardigheid is er af -
71 tillställning
1) amusement2) aardigheid3) pretje -
72 underhållning
1) aardigheid2) amusement3) pretje -
73 afgaan
1 [afdalen] descendre2 [+ op][afstappen op] aborder (qn.)3 [+ op][zich laten leiden door] se fier (à)4 [+ van][weggaan] quitter5 [verminderen] diminuer6 [afgenomen worden van een geheel] être déduit7 [van wapen] partir8 [van wekker] sonner9 [een gek figuur slaan] chuter10 [afgelegd worden] être enlevé♦voorbeelden:→ link=doel doelgeweldig afgaan • faire piètre figuredat gaat hem handig af • il s'en tire bien -
74 eraf
♦voorbeelden:de aardigheid is eraf • cela a perdu son charme -
75 afgaan
5 [in werking gebracht worden] go off6 [gedaan worden] 〈zie voorbeelden 6〉7 [een gek figuur slaan] lose face, flop, fail♦voorbeelden:afgaande op wat hij zegt • judging by what he saysop zijn gevoel afgaan • play it by ear3 van het toneel afgaan • go off, leave the stagevan school afgaan • leave schoolik ga volgend jaar van hockey af • I'm giving up hockey next year4 daar gaat 10 % van af • 10 % is taken off thathet vuil wil er niet afgaan • the dirt won't come off6 dat gaat hem gemakkelijk af • it comes easy/easily to himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [geheel/allemaal langsgaan] go along the line♦voorbeelden: -
76 eraf
-
77 Nettigkeit
Nettigkeit〈v.; Nettigkeit, Nettigkeiten〉♦voorbeelden: -
78 Scherz
〈m.; Scherzes, Scherze〉1 scherts, grap ⇒ aardigheid♦voorbeelden:mach keinen Scherz, keine Scherze! • meen je dat?seinen Scherz treiben • gekheid, grapjes makenkeinen Scherz verstehen • niet tegen een grapje kunnen〈 informeel〉 und lauter, all solche Scherze • en nog meer van die dingen, grapjesScherz beiseite! • alle gekheid op een stokje!aus, im, zum Scherz • voor de grap, lolseinen Scherz, seine Scherze mit jemandem treiben • iemand voor de gek houden -
79 Spaß
〈m.; Spaßes, Späße〉1 grap, scherts, gekheid ⇒ lol(letje), aardigheid♦voorbeelden:Spaß, Späße machen, treiben • grappen maken, uithalen, gekheid, plezier maken〈 informeel〉 nur Spaß machen • (alleen) maar een grapje, lolletje makenmach keinen Spaß, keine Späße! • je houdt me toch niet voor de gek?seinen Spaß mit jemandem treiben • iemand voor de gek houdeneinen Spaß verstehen • tegen een grapje kunnenSpaß beiseite! • alle gekheid op een stokje!aus (lauter) Spaß und Tollerei • (enkel en alleen) voor de lol, geinaus, in, zum Spaß • voor de grap, lolganz ohne Spaß • zonder gekheidlass ihr doch ihren Spaß! • gun haar toch die lol!die Arbeit macht mir Spaß • ik heb plezier in mijn werk〈 ironisch〉 du machst mir (vielleicht) Spaß! • jij bent goed!Spaß muss sein • (a) je moet er ook eens mee kunnen lachen; (b) dat was toch maar voor de grap (gezegd)Spaß an etwas finden, haben • iets leuk, plezierig vindenaus Spaß an der Freude • voor zijn plezier
Страницы