-
1 anreißen
anreißen♦voorbeelden: -
2 anschneiden
-
3 ansprechen
ansprechenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 (positief) reageren, werken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aan-, toespreken♦voorbeelden:4 ein Problem, Thema ansprechen • een probleem, een thema aansnijden, behandelen -
4 anbrechen
anbrechen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 knakken, kneuzen♦voorbeelden:eine angebrochene Tasse • een kop met een barst, met een stuk eraf -
5 aufrollen
-
6 ein Problem anreißen
-
7 ein Problem anschneiden
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский