-
1 bark
n. schors; geblaf; hoest; geluid van vuurschoten; zeilboot--------v. blaffen; iemand aanblaffen; schillen; schavenbark1♦voorbeelden:his bark is worse than his bite • (het is bij hem) veel geschreeuw en weinig wol————————bark2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)brullen ⇒ aanblaffen; luid aanprijzen4 tanen♦voorbeelden: -
2 boost
n. impuls; verhoging; steun--------v. impulseren; verhogen, verheffen; steunenboost1[ boe:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 duw (omhoog) ⇒ zetje, (onder)steun(ing)3 stimulans ⇒ aanmoediging, versterking4 reclame/propaganda(campagne)♦voorbeelden:————————boost2〈 werkwoord〉1 (op/omhoog)duwen ⇒ een duwtje/zetje geven, ondersteunen4 stimuleren ⇒ aanmoedigen, bevorderen♦voorbeelden:4 boost one's spirits • iemand opkikkeren/opvrolijkenboost trade • de handel aanzwengelen -
3 cry one's wares
zijn waren uitventen/aanprijzen -
4 cry
n. kreet; leus; huilen; schreeuwen, roepen--------v. roepen; huilen; schreeuwencry1[ kraj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cries〉1 kreet ⇒ (uit)roep, (ge)schreeuw, strijdkreet4 roep ⇒ smeekbede, appel5 leus ⇒ strijdleuze, devies, motto, slogan♦voorbeelden:→ far far/————————cry2〈 cried〉1 schreeuwen ⇒ jammeren, lamenteren♦voorbeelden:1 huilen ⇒ schreien, janken♦voorbeelden:〈 informeel〉 I'll give you something to cry about/for! • ik zal je leren huilen!cry oneself to sleep • zichzelf in slaap huilencry for something • om iets jengelen, om iets huilencry for joy • huilen van blijdschapcry over something • iets bewenencry with grief • huilen van verdriet2 cry(out) for help/mercy • om hulp/genade roepenthe fields are crying out for rain • het land schreeuwt om regencry (out) to someone • tegen iemand schreeuwen¶ cry something down • iets kleineren, iets afbreken〈 informeel〉 for crying out loud • allemachtig, in vredesnaamcry off • terugkrabbelen, er(gens) van afziencry something up • iets ophemelen/opsteken2 smeken♦voorbeelden:1 cry one's wares • zijn waren uitventen/aanprijzen -
5 placard
n. plakkaat, aanplakbiljet--------v. aanplakbiljetten; publicerenplacard1[ plæka:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————placard2〈 werkwoord〉1 beplakken ⇒ van posters/protestborden voorzien2 door posters aanprijzen/bekendmaken -
6 promo
het aanprijzen van kopen van artikelen1 promotiefilm/video -
7 sell
n. verkoop(methode); "programma" (slang)--------v. verkopen; van de hand doen; verhandelen; "verkopen", verraden, overgeven; kopers trekken; oplichtensell1[ sel]————————sell21 verkocht worden ⇒ verkopen, kosten, in de handel zijn3 aanvaard worden ⇒ goedgekeurd worden, populair zijn♦voorbeelden:¶ sell up • zijn zaak sluiten/opheffen→ sell out sell out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verkopen ⇒ in voorraad hebben, doen/handelen in; verkwanselen3 overhalen ⇒ warm maken voor, aanpraten♦voorbeelden:1 sell one's soul • zijn ziel verkopen, zich verlagensell off • uitverkopensell at five pounds/at a loss • voor vijf pond/met verlies verkopen→ sell out sell out/
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский