-
1 aankoeken
1 [zich als een koek vastzetten] cake, stick2 [met een koeklaag bedekt worden] be(come) caked/crusted (with)♦voorbeelden: -
2 aankoeken
v. adhere, fasten -
3 aankoeken
• to clog• to get incrusted -
4 aanbranden
♦voorbeelden: -
5 aanzetten
1 [vastmaken] put on ⇒ sew/stitch on4 [meer nadruk geven] accentuate♦voorbeelden:1 een mouw aanzetten • sew on/set in a sleeveiemand tot daden aanzetten • incite someone to actioniemand tot diefstal aanzetten • incite someone to steal♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 (een toon) aanzetten • start/produce a tone/note -
6 aanzetting
1 [het meer nadruk geven] accentuation, accenting
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский