-
1 Monday
n. maandag[ mundie, -dee]♦voorbeelden:1 the baker came/is coming (on) Monday • de bakker kwam/komt maandagthe baker comes on Monday/on a Monday • de bakker komt maandags/op een maandaghe works (on) Mondays • hij werkt maandags -
2 Monday Club
Monday Club〈 Brits-Engels〉 -
3 Monday through Thursday
-
4 the baker comes on Monday/on a Monday
the baker comes on Monday/on a Mondayde bakker komt maandags/op een maandagEnglish-Dutch dictionary > the baker comes on Monday/on a Monday
-
5 I am not at my best on Monday mornings
I am not at my best on Monday morningsEnglish-Dutch dictionary > I am not at my best on Monday mornings
-
6 Whit Monday
-
7 a fortnight on Monday
-
8 next Monday
-
9 the baker came/is coming (on) Monday
the baker came/is coming (on) Mondayde bakker kwam/komt maandagEnglish-Dutch dictionary > the baker came/is coming (on) Monday
-
10 you should learn it by this Monday
English-Dutch dictionary > you should learn it by this Monday
-
11 Black Monday
zwarte maandag (dag waarop leerlingen na de vakantie op school terugkomen); dag na Paasscha -
12 blue Monday
Blauwe Maandag {de dag waarop de werkweek begint} -
13 Friday
-
14 Saturday
-
15 Sunday
adj. zondags-, met betrekking tot zondag, betreffende zondag; op zondag of feestdagen gebruikt (bv."Dit zijn mijn zondagse kleren")--------n. zondag[ sundie, sundee]→ Monday voor voorbeeldenMonday voor voorbeelden/ -
16 Thursday
n. donderdag[ θə:zdie, -dee]→ Monday voor voorbeeldenMonday voor voorbeelden/ -
17 Tuesday
-
18 Wednesday
n. woensdag[ we(d)nzdie, -dee]→ Monday voor voorbeeldenMonday voor voorbeelden/ -
19 best
adj. beste--------adv. op zijn best--------n. best; feestkleding, uitgaanskleding--------v. winnen, de overhand hebben, overtreffenbest1[ best] 〈zelfstandig naamwoord; meestal the〉1 (de/het) beste2 beste kleren ⇒ beste/zondagse pak, paasbest♦voorbeelden:with the best of intentions • met de beste bedoelingento the best of my knowledge (and belief) • voor zover ik weet(have) the best of both worlds • het beste/gunstigste van twee dingen (combineren)bring out the best in someone • het beste in iemand doen uitkomendo/try one's (very) best • z'n (uiterste) best doenlook one's best • er uitstekend uitzienmake the best of • het beste maken vanbest of all • het beste/leukste (van alles/allemaal)the best of it • het beste/mooiste van alI am not at my best on Monday mornings • ik ben 's maandagsmorgens niet op mijn best(even) at the best of times • (zelfs) onder de gunstigste omstandighedenhe can still play golf with the best • bij het golfen staat hij z'n mannetje nogall the best! • het beste!2 he wore his (Sunday) best • hij had zijn beste/zondagse kleren aan¶ get/have the best of someone • iemand te slim/vlug af zijn, het winnen van iemandget/have the best of it • de overhand krijgen/hebbengive of one's best • zijn uiterste best doensix of the best • stokslagen, met de latit is (all) for the best • het komt allemaal wel goed→ bad bad/————————best2〈bijvoeglijk naamwoord; overtreffende trap van good〉1 best♦voorbeelden:1 best bib and tucker • beste pak, mooiste klerenplay one's best card • zijn hoogste/beste troeven uitspelenput one's best foot forward • zijn beste beentje voorzettenput one's best leg foremost • zich haastenthe best part (of) • het merendeel/grootste deel (van)————————best3〈bijwoord; overtreffende trap van well〉2 meest♦voorbeelden:you'd best go home • je zou 't beste naar huis kunnen gaanbest before • ten minste houdbaar totas best one can/may • zo goed en zo kwaad als men kanlike/love best • het meest houden van -
20 fortnight
n. twee weken, 14 dagen[ fo:tnajt]♦voorbeelden:Tuesday fortnight • dinsdag over veertien dagenin a fortnight • over veertien dagen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Monday — O.E. mondæg, monandæg Monday, lit. day of the moon, from mona (gen. monan; see MOON (Cf. moon) (n.)) + dæg (see DAY (Cf. day)). Common Germanic (Cf. O.N. manandagr, O.Fris. monendei, Du. maandag … Etymology dictionary
Monday — Mon day (m[u^]n d[asl]; 48), n. [OE. moneday, monenday, AS. m[=o]nand[ae]g, i.e., day of the moon, day sacred to the moon; akin to D. maandag, G. montag, OHG. m[=a]natag, Icel. m[=a]nadagr, Dan. mandag, Sw. m[*a]ndag. See {Moon}, and {Day}.] The… … The Collaborative International Dictionary of English
Monday — (engl., spr. mönnde), Montag … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Monday — see Friday … Modern English usage
Monday — ► NOUN ▪ the day of the week before Tuesday and following Sunday. ORIGIN Old English, «day of the moon», from Latin lunae dies … English terms dictionary
Monday — [mun′dā; ] occas. [, mun′dē] n. [ME < OE monandæg, moon s day < monan, gen. of mona,MOON + dæg, DAY: transl. of LL Lunae dies] the second day of the week: abbrev. Mon, Mo, or M … English World dictionary
Monday — For other uses, see Monday (disambiguation). Galileo s 1616 drawings of the Moon and its phases. Monday is named after the Moon in many languages. Monday ( … Wikipedia
Monday — Mon|day [ˈmʌndi, deı] n [U and C] written abbreviation Mon. [: Old English; Origin: monandAg, from a translation of Latin lunae dies day of the moon ] the day between Sunday and Tuesday on Monday ▪ It was raining on Monday. ▪ The president… … Dictionary of contemporary English
Monday */*/*/ — UK [ˈmʌndeɪ] / US [ˈmʌnˌdeɪ] noun [countable/uncountable] Word forms Monday : singular Monday plural Mondays the day after Sunday and before Tuesday Let s meet for lunch on Monday. This year s Oscar ceremony will be on a Monday. I want you back… … English dictionary
Monday — Kenneth Monday (* 25. November 1961 in Tulsa, Oklahoma) ist ein ehemaliger US amerikanischer Ringer. Inhaltsverzeichnis 1 Werdegang 2 Internationale Erfolge 3 Nationale Erfolge 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Monday — Mon|day [ mʌn,deı ] noun count or uncount *** the day after Sunday and before Tuesday: Let s meet for lunch on Monday. This year s Oscar ceremony will be on a Monday. He goes swimming Mondays (=every Monday). I want you back by 9 o clock on… … Usage of the words and phrases in modern English