-
1 Wednesday
n. woensdag[ we(d)nzdie, -dee]→ Monday voor voorbeeldenMonday voor voorbeelden/ -
2 Ash Wednesday
Aswoensdag (de eerste vasten dag van de veertig,van de christenen voor pasen)Ash Wednesday -
3 I'm leaving this Wednesday
-
4 a week from Wednesday
a week from Wednesday -
5 let's make it next week/Wednesday
let's make it next week/Wednesdaylaten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenEnglish-Dutch dictionary > let's make it next week/Wednesday
-
6 she used to do her shopping on Wednesday
English-Dutch dictionary > she used to do her shopping on Wednesday
-
7 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
8 this
adj. deze, dit--------adv. dat; dit--------pron. dit; datthis1[ ðis] 〈voornaamwoord; meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 nu ⇒ dit♦voorbeelden:a fine mess, this • een mooie rommel is ditthe points at issue are these: housing, employment, … • de punten waarover het gaat zijn de volgende: huisvesting, tewerkstelling, …this is a rose and that a lily • dit is een roos en dat een leliewhat's all this? • wat is hier (allemaal) aan de hand?this is where I live • hier woon ik〈 Amerikaans-Engels, aan telefoon〉 who is this? • met wie spreek ik?do it like this • doe het zoit's/things are like this • 't zit zo, de zaken liggen zoafter this • hiernaat this • op dit/dat ogenblik¶ this is it! • dit is het einde/geweldig; nu heb ik er genoeg van!they talked about this and that • ze praatten over ditjes en datjesfor all this • niettegenstaande dit alles————————this2〈 bijwoord〉1 zo♦voorbeelden:I know this much, that the idea's crazy • ik weet in elk geval dat het een krankzinnig idee is————————this3〈meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 〈 temporele nabijheid〉laatste/voorbije♦voorbeelden:this very moment • op ditzelfde ogenblikdo you want this suit or that one? • wil je dit pak of dat?2 this day • (de dag van) vandaag/hedenshe's so grumpy these days • ze is tegenwoordig zo humeurigthis morning • vanmorgenafter all these years • na al die jaren3 where are you travelling this summer? • waar ga je de komende zomer naar toe?I'm leaving this Wednesday • ik vertrek (aanstaande) woensdag♦voorbeelden:this fellow came cycling along • er kwam een kerel aangefietst -
9 used to
used to1[ joe:st tə, -toe] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:he is used to driving • hij is het rijden gewendshe was used to being pampered • ze was gewend vertroeteld te worden————————used to2[ joe:stə, -stoe] 〈werkwoord; ontkenning didn't use(d) to, of voornamelijk Brits-Engels, use(d)n't to; vragend did I use(d) to; vragend ontkennend didn't I use(d) to〉 〈 voornamelijk te vertalen met bijwoord〉♦voorbeelden:she used to do her shopping on Wednesday • ze ging altijd 's woensdags winkelenlet's sit around the fire like we used to • laten we rond het vuur gaan zitten zoals we vroeger deden -
10 week
adv. week--------n. week, periode van zeven dagen van zondag tot zaterdag; elke periode van 7 dagen; aantal dagen gedurende een week aan school gewijd.[ wie:k]1 week2 werkweek♦voorbeelden:1 what day of the week is it? • wat is het vandaag?a week from Wednesday • woensdag over een weeka week (on) Sunday, Sunday week • zondag over een weekyesterday week • gisteren een week geleden¶ week in, week out • week in, week uit, wekenlang
См. также в других словарях:
Wednesday — is the fourth day of the week [ [http://www.merriam webster.com/dictionary/wednesday wednesday Definition from the Merriam Webster Online Dictionary ] ] in most western countries. This day is between Tuesday and Thursday. Origins of the name: See … Wikipedia
Wednesday 13 — (eigentlich Joseph Poole; * 12. August 1976 in Landis, North Carolina) ist ein US amerikanischer Glam Rock und Horrorpunk Musiker. Derzeit ist er Frontmann seiner nach ihm benannten Band Wednesday 13, und betreibt mit Bourbon Crow ein Outlaw… … Deutsch Wikipedia
Wednesday 13 — Nom Joseph Poole Naissance Charlotte, Caroline du Nord Genre musical Metal Horror punk … Wikipédia en Français
Wednesday 13 — Datos generales Nombre real Joseph Poole Nacimiento … Wikipedia Español
Wednesday — bezeichnet: die englische Bezeichnung für Mittwoch, benannt nach der westgermanischen Namensform des germanischen Gottes Wodan/Odin den US amerikanischen Musiker Wednesday 13 eine US amerikanische Horrorpunk Musikgruppe, siehe Wednesday 13 (Band) … Deutsch Wikipedia
Wednesday — Wednes day (?; 48), n. [OE. wednesdai, wodnesdei, AS. W[=o]dnes d[ae]g, i. e., Woden s day (a translation of L. dies Mercurii); fr. W[=o]den the highest god of the Teutonic peoples, but identified with the Roman god Mercury; akin to OS. W[=o]dan … The Collaborative International Dictionary of English
Wednesday — O.E. Wodnesdæg Woden s day, a Germanic loan translation of L. dies Mercurii day of Mercury (Cf. O.N. Oðinsdagr, Swed. Onsdag, O.Fris. Wonsdei, M.Du. Wudensdach). For Woden, see ODIN (Cf. Odin). Contracted pronunciation is recorded from 15c. The… … Etymology dictionary
Wednesday — (engl., spr ūénnsdē), Mittwoch … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Wednesday — see Friday … Modern English usage
Wednesday — ► NOUN ▪ the day of the week before Thursday and following Tuesday. ORIGIN Old English, named after the Germanic god Odin; translation of Latin Mercurii dies day of Mercury … English terms dictionary
Wednesday — [wenz′dā; ] occas [., wenz′dē] n. [ME Wednes dei < OE Wodnes dæg, Woden s day (see WODEN & DAY), like ON Othinsdagr (lit., Odin s day), early transl. of L dies Mercurii, Mercury s day] the fourth day of the week: abbrev. Wed, We, or W … English World dictionary