Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

être+pris+de+folie

  • 21 coup

    coup [koe]
    〈m.〉
    1 slagklap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.
    voorbeelden:
    1    coup d'accélération een stoot gas; figuurlijk een impuls
          d'un coup d'aile in een ruk
          muziek〉 coup d'archet streek met strijkstok
          d'un coup de baguette (magique) als bij toverslag
          donner un coup de balai aanvegen; figuurlijkmet de bezem gaan door, personeel ontslaan
          informeel〉 avoir le coup de bambou malende zijn; ook afgepeigerd zijn
          informeel〉 un coup de bambou een zonnesteek; een vlaag van waanzin
          coup de barre scheepvaartruk aan het roer, plotselinge verandering; figuurlijkplotselinge vermoeidheid, hoge rekening
          informeel〉 c'est le coup de barre dat is peperduur
          coup de bec snauw, sneer
          donner un coup de brosse à qc. iets (even) afborstelen
          coup de canon kanonschot
          coup de chance gelukkig toeval, meevaller
          donner un coup de chapeau à qn. iemand groeten; figuurlijk een pluim geven
          coup de chien plotselinge storm; oproer
          donner un coup de collier er flink tegenaan gaan
          avoir un joli coup de crayon goed (kunnen) tekenen
          informeel〉 faire qc. en deux coups de cuiller à pot iets in sneltreinvaart doen
          coup de dent beet; figuurlijk hatelijke opmerking
          coup de dés (het) gooien met dobbelstenen; figuurlijkgok, waagstuk
          coup de désespoir wanhoopsdaad
          coup d'éclat meesterlijke zet
          sport en spel〉 coup d'envoi aftrap
          figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau een slag in de lucht, verspilde moeite
          coup d'épingle speldenprik ook figuurlijk figuurlijk ookhatelijke, venijnige opmerking
          coup d'essai eerste poging, begin
          coup d'Etat staatsgreep
          boire le coup de l'étrier een glaasje op de valreep drinken
          donner un coup de fer à qc. iets even opstrijken
          coup de feu schot
          coup de fil telefoontje
          coup de folie onbezonnen daad, aanval van waanzin
          coup de force gewelddaad, overrompeling, coup de force
          coup de foudre donderslag; figuurlijkliefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding
          coup de fouet zweepslag ook medisch figuurlijk aansporing
          figuurlijk〉 donner un coup de fouet aansporen, oppeppen
          informeel〉 avoir un joli coup de fourchette een flinke eter zijn
          informeel〉 donner un coup de fourchette à qn. iemand met de vingers in de ogen steken
          donner un coup de frein krachtig remmen; informeelafremmen, een halt toeroepen
          coup de froid verkoudheid
          coup de fusil geweerschot; figuurlijk gepeperde rekening in de horeca
          coup de gosier schreeuw
          coup de grâce genadeschot; figuurlijk genadeslag
          coup de griffe (uit)haal kat figuurlijkuitval, hatelijkheid
          donner, pousser un coup de gueule losbrullen, een bek opzetten
          coup de hasard bof, meevaller
          coup de langue bitse, hatelijke opmerking
          informeel〉 coup du lapin nekslag
          un petit, un dernier coup de lime de laatste hand, de afwerking
          coup de main hulp, handreiking, steun; legeroverrompeling, aanslag
          donner un coup de main een handje helpen
          faire un coup de main een aanslag plegen
          avoir le coup de main de vaardigheid hebben
          coup de maître meesterstuk; sport en spel meesterschot
          figuurlijk〉  informeel〉 recevoir le coup de masse een zware klap (te verwerken) krijgen emoties
          figuurlijk〉 un coup de massue een harde slag, een gevoelige slag
          figuurlijk〉 coup de matraque idioot hoge prijzen
          coup de mer stortzee, zware golf
          coup d'oeil blik, oogopslag, uitzicht
          avoir le coup d'oeil kijk op de dingen hebben
          du premier coup d'oeil op het eerste gezicht
          jeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. een vluchtige blik op iets werpen
          figuurlijk〉 coup de patte veeg uit de pan, trap na
          ce peintre a le coup de patte deze schilder kan aardig met het penseel overweg
          se donner un coup de peigne een kam door z'n haar halen
          figuurlijk〉 le coup de pied de l'âne trap na
          coup de pied trap, schop
          casser des vitres à coups de pierre ruiten ingooien
          tuer qn. à coups de pierres iemand stenigen
          donner un coup de piston à qn. iemand aan een baantje helpen
          coup de poing stomp, vuistslag
          coup de poing (américain) boksbeugel
          informeel〉 avoir le, un coup de pompe de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen
          informeel〉 coup de pompe man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheid
          un coup de pot mazzel, geluk
          donner le coup de pouce de laatste hand aan iets leggen
          coup de poussière mijngasontploffing
          on lui a fait le coup du presse-citron ze hebben hem als een citroen uitgeknepen
          coup de pub reclamestunt
          niet figuurlijk〉 donner un coup de rabot à qc. iets (bij)schaven
          coup de reins ruk met krachtsinspanning van de rugspieren
          coup de réparation strafschop
          coup de sang beroerte, plotselinge woede
          coup de semonce schot voor de boeg
          coup de sifflet fluitsignaal
          coup de soleil zonnesteek; zonnebrand
          coup du sort speling van het lot, tegenslag
          donner un coup de téléphone à qn. iemand opbellen
          coup de tête kopstoot; figuurlijkonbezonnen daad, opwelling, inval; sport en spel kopbal
          coup de théâtre plotselinge ommekeer, onverwachte wending
          coup de tonnerre donderslag; figuurlijk zware slag
          se flanquer un coup de torchon vechten
          donner un coup de tube à qn. iemand een telefoontje geven
          coup de veine geluk, gelukkig toeval
          coup de vent rukwind, windstoot
          cheveux en coup de vent slordig, los zittend haar
          entrer en coup de vent binnenstormen
          informeel〉 prendre un coup de vieux plotseling oud worden
          coup bas stoot onder de gordel
          un beau coup ook een aardig succes
          être aux cent coups in alle staten zijn, doodsangsten uitstaan
          donner le dernier coup, le coup décisif de genadeslag geven
          sport en spel〉 coup droit forehand
          informeel〉 coup fourré gemene, onverwachte streek, luizenstreek
          sport en spel〉 coup franc vrije trap, slag
          mauvais coup gemene streek, lelijke klap
          coup monté afgesproken werk, doorgestoken kaart
          informeel〉 sale coup rotstreek; zware slag
          coup sec droge knal, klap
          figuurlijk〉 accuser le coup de klap incasseren, er een klap van krijgen
          avoir le coup er de slag van hebben
          informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben
          informeel〉 boire un coup iets drinken, er eentje nemen
          calculer son coup de zaak precies uitrekenen, uitkienen
          compter les coups alleen maar toekijken, neutraal zijn
          informeel〉 discuter le coup babbelen, kletsen
          informeel〉 être dans le coup er bij betrokken zijn, er van weten
          expliquer le coup de toestand, gang van zaken uiteenzetten
          faire coup double twee vliegen in één klap slaan
          faire les cent coups, les quatre cents coups een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen kind
          en ficher, mettre un coup flink de handen uit de mouwen steken
          ne pas en ficher un coup geen klap uitvoeren
          frapper des coups en l'air vergeefse moeite doen
          frapper un grand coup een zware slag toebrengen, een grote slag slaan
          frapper à coups redoublés hard en vaak slaan
          dramaturgie〉 frapper les trois coups het beginteken van de voorstelling geven
          marquer le coup een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaan
          informeel〉 monter le coup à qn. iemand voor het lapje houden
          porter un coup à een klap geven; figuurlijk een slag toebrengen
          informeel〉 en prendre un coup schade oplopen; figuurlijk een klap krijgen
          maintenant j'ai pris le coup nu weet ik hoe het moet
          il en a pris un coup dat heeft hem geen goed gedaan
          rendre coup pour coup een klap, slag teruggeven
          risquer, tenter le coup het erop wagen
          tenir le coup standhouden, het uithouden
          valoir le coup de moeite lonen, waard zijn
          en venir aux coups handgemeen worden
          à coup sûr vast en zeker, beslist
          à tous (les) coups, à tout coup telkens, bij elke gelegenheid
          tout à coup plotseling
          après coup naderhand, achteraf
          au, du premier coup bij de eerste keer
          au coup de midi klokslag 12 uur
          d' un (seul) coup in één keer, plotseling
          tout d' un coup ineens, plotseling
          du coup bijgevolg, daarom
          du même coup tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheid
          être hors du coup nergens vanaf weten
          au coup par coup een voor een
          pour le coup deze keer
          sous le coup de onder de invloed, dreiging van
          sur le coup op slag, onmiddellijk, meteen
          sur le coup de midi klokslag 12 uur
          coup sur coup achtereenvolgens, vlak na elkaar
      →  pierre
    m
    1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop
    2) snee
    3) beet
    4) ruk
    5) worp
    6) daad, streek
    7) teug, slok
    8) zet

    Dictionnaire français-néerlandais > coup

  • 22 point

    point [pɔɪnt]
    pointe1 (a) point1 (b), 1 (c), 1 (e), 1 (f),1(i)-(l), 1 (n), 1 (o) endroit1 (c) moment1 (d) essentiel1 (g) but1 (h) virgule1 (m) diriger2 (a) pointer2 (a) indiquer2 (b) montrer du doigt3 (a)
    1 noun
    (a) (tip → of sword, nail, pencil etc) pointe f;
    trim one end of the stick into a point taillez un des bouts de la branche en pointe;
    his beard ended in a neat point sa barbe était soigneusement taillée en pointe;
    draw a star with five points dessinez une étoile à cinq branches;
    a dog with white points un chien aux pattes et aux oreilles blanches;
    an eight-point stag un cerf huit cors;
    to dance on points faire des pointes;
    on (full) point (ballet dancer) sur la pointe;
    on demi-point (ballet dancer) sur la demi-pointe;
    not to put too fine a point on it… pour dire les choses clairement…
    (b) (small dot) point m;
    a tiny point of light un minuscule point de lumière
    (c) (specific place) point m, endroit m, lieu m;
    intersection point point m d'intersection;
    meeting point (sign) point rencontre;
    the runners have passed the halfway point les coureurs ont dépassé la mi-parcours;
    we're back to our point of departure or our starting point nous sommes revenus au ou à notre point de départ;
    the point where the accident occurred l'endroit où l'accident a eu lieu;
    at that point you'll see a church on the left à ce moment-là, vous verrez une église sur votre gauche;
    the terrorists claim they can strike at any point in the country les terroristes prétendent qu'ils peuvent frapper n'importe où dans le pays;
    the bus service to Dayton and points west le service de bus à destination de Dayton et des villes situées plus à l'ouest;
    points south of here get little rainfall les régions situées au sud d'ici n'ont pas une grande pluviosité
    the country is at a critical point in its development le pays traverse une période ou phase critique de son développement;
    we are at a critical point nous voici à un point critique;
    there comes a point when a decision has to be made il arrive un moment où il faut prendre une décision;
    when it comes to the point of actually doing it quand vient le moment de passer à l'acte;
    when it came to the point quand le moment critique est arrivé;
    at one point in the discussion à un moment de la discussion;
    at one point in my travels au cours de mes voyages;
    at one point, I thought the roof was going to cave in à un moment (donné), j'ai cru que le toit allait s'effondrer;
    at one point in the book à un moment donné dans le livre;
    at this point the phone rang c'est alors que le téléphone a sonné, à ce moment-là le téléphone a sonné;
    at that point, I was still undecided à ce moment-là, je n'avais pas encore pris de décision;
    at that point in China's history à ce moment précis de l'histoire de la Chine;
    it's too late by this point il est déjà trop tard à l'heure qu'il est;
    by that point, I was too tired to move j'étais alors tellement fatigué que je ne pouvais plus bouger
    she had reached the point of wanting a divorce elle en était (arrivée) au point de vouloir divorcer;
    thank God we haven't reached that point! Dieu merci, nous n'en sommes pas (encore arrivés) là!;
    to reach the point of no return atteindre le point de non-retour;
    to be at the point of death être sur le point de mourir;
    the conflict has gone beyond the point where negotiations are possible le conflit a atteint le stade où toute négociation est impossible;
    the regime is on the point of collapse le régime est au bord de l'effondrement;
    I was on the point of admitting everything j'étais sur le point de tout avouer;
    she had worked to the point of exhaustion elle avait travaillé jusqu'à l'épuisement;
    he was jealous to the point of madness sa jalousie confinait à la folie;
    he stuffed himself to the point of being sick il s'est gavé à en être malade
    a seven-point memorandum un mémorandum en sept points;
    let's go on to the next point passons à la question suivante ou au point suivant;
    on this point we disagree sur ce point nous ne sommes pas d'accord;
    I want to emphasize this point je voudrais insister sur ce point;
    are there any points I haven't covered? y a-t-il des questions que je n'ai pas abordées?;
    to make or to raise a point faire une remarque;
    to make the point that… faire remarquer que… + indicative;
    my point or the point I'm making is that… là où je veux en venir c'est que…;
    all right, you've made your point! d'accord, on a compris!;
    the points raised in her article les points qu'elle soulève dans son article;
    the main points to keep in mind les principaux points à garder à l'esprit;
    let me illustrate my point laissez-moi illustrer mon propos;
    to prove his point he showed us a photo pour prouver ses affirmations, il nous a montré une photo;
    I see or take your point je vois ce que vous voulez dire ou où vous voulez en venir;
    point taken! c'est juste!;
    he may not be home - you've got a point there! il n'est peut-être pas chez lui - ça c'est vrai!;
    the fact that he went to the police is a point in his favour/a point against him le fait qu'il soit allé à la police est un bon/mauvais point pour lui;
    I corrected her on a point of grammar je l'ai corrigée sur un point de grammaire;
    she was disqualified on a technical point elle a été disqualifiée pour ou sur une faute technique;
    to make a point of doing sth tenir à faire qch;
    he made a point of speaking to her il a tenu à lui adresser la parole;
    kindly make a point of remembering next time faites-moi le plaisir de ne pas oublier la prochaine fois
    (g) (essential part, heart → of argument, explanation) essentiel m; (conclusion → of joke) chute f;
    I get the point je comprends, je vois;
    the point is (that) we're overloaded with work le fait est que nous sommes débordés de travail;
    we're getting off or away from the point nous nous éloignons ou écartons du sujet;
    that's the (whole) point! (that's the problem) c'est là (tout) le problème!; (that's the aim) c'est ça, le but!;
    that's not the point! là n'est pas la question!;
    the money is/your feelings are beside the point l'argent n'a/vos sentiments n'ont rien à voir là-dedans;
    get or come to the point! dites ce que vous avez à dire!, ne tournez pas autour du pot!;
    to keep to the point ne pas s'écarter du sujet
    (h) (purpose) but m; (meaning, use) sens m, intérêt m;
    the point of the game is to get rid of all your cards le but du jeu est de se débarrasser de toutes ses cartes;
    there's no point in asking him now ça ne sert à rien ou ce n'est pas la peine de le lui demander maintenant;
    what's the point of all this? à quoi ça sert tout ça?;
    I don't see the point (of re-doing it) je ne vois pas l'intérêt (de le refaire);
    oh, what's the point anyway! oh, et puis à quoi bon, après tout!
    (i) (feature, characteristic) point m;
    the boss has his good points le patron a ses bons côtés;
    it's my weak/strong point c'est mon point faible/fort;
    her strong point is her sense of humour son point fort, c'est son sens de l'humour;
    tact has never been one of your strong points la délicatesse n'a jamais été ton fort
    (j) (unit → in scoring, measuring) point m; Marketing (→ on customer loyalty card) point m;
    the Dow Jones index is up/down two points l'indice Dow Jones a augmenté/baissé de deux points;
    who scored the winning point? qui a marqué le point gagnant?;
    an ace is worth 4 points un as vaut 4 points;
    to win/to lead on points (in boxing) gagner/mener aux points;
    American familiar to make points with sb (find favour with) faire bonne impression à qn ;
    School merit points bons points mpl;
    points competition (in cycling) classement m par points
    (k) (on compass) point m;
    the four points of the compass les quatre points mpl cardinaux;
    the 32 points of the compass les 32 points mpl de la rose des vents;
    to alter course 16 points venir de 16 quarts;
    our people were scattered to all points of the compass notre peuple s'est retrouvé éparpillé aux quatre coins du monde
    (l) Geometry point m;
    a straight line between two points une droite reliant deux points
    (m) (in decimals) virgule f;
    five point one cinq virgule un
    three or ellipsis points points mpl de suspension
    6-point type caractères mpl de 6 points
    (p) Geography (promontory) pointe f, promontoire m
    (q) Cars vis f platinée
    (power) point prise f (de courant);
    eight-point distributor (in engine) distributeur m (d'allumage) à huit plots
    points aiguillage m
    (t) (on backgammon board) flèche f, pointe f
    (u) Heraldry point m
    (a) (direct, aim → vehicle) diriger; (→ flashlight, hose) pointer, braquer; (→ finger) pointer, tendre; (→ telescope) diriger, braquer;
    to point one's finger at sb/sth montrer qn/qch du doigt;
    he pointed his finger accusingly at Gus il pointa un doigt accusateur vers Gus, il montra ou désigna Gus d'un doigt accusateur;
    to point a gun at sb braquer une arme sur qn;
    he pointed the rifle/the camera at me il braqua le fusil/l'appareil photo sur moi;
    she pointed the truck towards the garage elle tourna le camion vers le garage;
    he pointed the boat out to sea il a mis le cap vers le large;
    if anybody shows up, just point them in my direction si quelqu'un arrive, tu n'as qu'à me l'envoyer;
    just point me in the right direction dites-moi simplement quelle direction je dois prendre;
    just point him to the nearest bar tu n'as qu'à lui indiquer le chemin du bar le plus proche
    to point the way indiquer la direction ou le chemin; figurative montrer le chemin, indiquer la direction à suivre;
    he pointed the way to future success il a montré le chemin de la réussite;
    her research points the way to a better understanding of the phenomenon ses recherches vont permettre une meilleure compréhension du phénomène;
    they point the way (in) which reform must go ils indiquent la direction dans laquelle les réformes doivent aller
    to point one's toes tendre le pied
    (d) Building industry (wall, building) jointoyer
    (e) (sharpen → stick, pencil) tailler
    (f) Linguistics mettre des signes diacritiques à
    to point at or to or towards sth montrer qch du doigt;
    she pointed left elle fit un signe vers la gauche;
    he pointed back down the corridor il fit un signe vers le fond du couloir;
    he pointed at or to me with his pencil il pointa son crayon vers moi;
    he was pointing at me son doigt était pointé vers moi;
    it's rude to point ce n'est pas poli de montrer du doigt
    (b) (road sign, needle on dial)
    the signpost points up the hill le panneau est tourné vers le haut de la colline;
    a compass needle always points north l'aiguille d'une boussole indique toujours le nord;
    the weather vane is pointing north la girouette est orientée au nord;
    when the big hand points to twelve quand la grande aiguille est sur le douze
    (c) (be directed, face → gun, camera) être braqué; (→ vehicle) être dirigé, être tourné;
    hold the gun with the barrel pointing downwards tenez le canon de l'arme pointé vers le bas;
    the rifle/the camera was pointing straight at me la carabine/la caméra était braquée sur moi;
    point your flashlight over there éclaire là-bas;
    insert the disk with the arrow pointing right insérez la disquette, la flèche pointée ou pointant vers la droite;
    the aerial should be pointing in the direction of the transmitter l'antenne devrait être tournée dans la direction de ou tournée vers l'émetteur;
    he walks with his feet pointing outwards il marche les pieds en dehors
    (d) (dog) tomber en arrêt
    pour l'instant;
    no more details are available at this point in time pour l'instant, nous ne disposons pas d'autres détails
    en fait, à vrai dire
    pertinent
    jusqu'à un certain point;
    did the strategy succeed? - up to a point est-ce que la stratégie a réussi? - dans une certaine mesure;
    productivity can be increased up to a point la productivité peut être augmentée jusqu'à un certain point;
    she can be persuaded, but only up to a point il est possible de la convaincre, mais seulement jusqu'à un certain point
    ►► Marketing point of delivery lieu m de livraison;
    British point duty (of police officer, traffic warden) service m de la circulation;
    to be on point duty diriger la circulation;
    point guard (in basketball) meneur(euse) m,f;
    point of intersection point m d'intersection;
    British Railways point lever levier m d'aiguille;
    point of order point m de procédure;
    he rose on a point of order il a demandé la parole pour soulever un point de procédure;
    American point man (in the forefront) précurseur m;
    Computing point of presence point m de présence, point m d'accès;
    Marketing point of purchase lieu m d'achat, lieu m de vente;
    point of reference point m de référence;
    Marketing point of sale lieu m de vente, point m de vente;
    at the point of sale sur le lieu de vente;
    point shoes (for ballet) (chaussons mpl à) pointes fpl;
    Typography & Computing point size corps m;
    point source source f ponctuelle;
    point of view Television & Cinema angle m du regard; (opinion) point m de vue, opinion f;
    from my point of view, it doesn't make much difference en ce qui me concerne, ça ne change pas grand-chose;
    to consider sth from all points of view considérer qch sous tous ses aspects;
    Mathematics (decimals) séparer par une virgule
    (a) (indicate) indiquer, montrer;
    I'll point the church out to you as we go by je vous montrerai ou vous indiquerai l'église quand nous passerons devant
    (b) (mention, call attention to → error) signaler; (→ fact) faire remarquer;
    she pointed out several mistakes to us elle nous a signalé plusieurs erreurs, elle a attiré notre attention sur plusieurs erreurs;
    I'd like to point out that it was my idea in the first place je vous ferai remarquer que l'idée est de moi;
    might I point out that…? permettez-moi de vous faire observer ou remarquer que…;
    he pointed out that two people were missing il fit remarquer qu'il manquait deux personnes
    (a) (signify, denote) signifier, indiquer; (foreshadow) indiquer, annoncer;
    the facts point to only one conclusion les faits ne permettent qu'une seule conclusion;
    all the evidence points to him toutes les preuves indiquent que c'est lui;
    everything points to CIA involvement tout indique que la CIA est impliquée
    (b) (call attention to) attirer l'attention sur;
    ecologists point to the destruction of forest land les écologistes attirent notre attention sur la destruction des forêts;
    they proudly point to the government's record ils invoquent avec fierté le bilan du gouvernement
    (of person, report) souligner, mettre l'accent sur; (of event) faire ressortir;
    his account points up the irony of the defeat son exposé met l'accent sur l'ironie de la défaite;
    the accident points up the need for closer cooperation l'accident fait ressortir le besoin d'une coopération plus étroite

    Un panorama unique de l'anglais et du français > point

  • 23 à

    prép.
    ║ A verbe (nom d'action) + à + nom 1. lieu (station direction) 2. temps 3. distance 4. attribution et privation 5. appartenance 6. obligation 7. relations diverses 8. selon 9. comparaison 10. but 11. effet 12. moyen, instrument 13. manière 14. relations de mesure ║ B nom d'objet + à + nom 1. qualité, structure, source 2. usage 3. contenu 4. prix 5. succession ║ C nom + à + inf 1. qualification, usage 2. destination 3. intensité, conséquence ║ D adj. + à + nom (ou inf) 1. rapports divers 2. intensité 3. niveau, partie 4. avec seul, premier, etc. ║ E verbe + à + inf 1. complément d'un verbe 2. ordre, obligation 3. intensité, conséquence 4. condition ║ F avec des numéraux 1. approximation 2. distribution, succession 3. vitesse 4. communauté ║ G exclamations À (verbe + à + nom; nom; nom d'action + à + nom; à + nom) 1. (lieu: opposition station direction) в (+ P) — в (+ A); на (+ P) — на (+ A); у (+ G) — к (+ D); за (+) — за (+ A) 1) ( sens général) в (+ P) (station); в (+ A) (direction);

    il habite à Paris (au Japon) — он живёт в Пари́же (в Япо́нии);

    il va à Paris (au Japon) — он е́дет в Пари́ж (в Япо́нию); il travaille au lycée (à la campagne) — он рабо́тает в лице́е (в дере́вне)

    son séjour à Moscou — его́ пребыва́ние в Москве́;

    son voyage à Moscou — его́ пое́здка в Москву́

    vivre à Cubaжить ipf. на Ку́бе;

    aller à Cuba — е́хать/по= на Ку́бу

    (en parlant d'une surface verticale ou horizontale (terre, étage, etc.)):

    il y a des rideaux aux fenêtres — на о́кнах вися́т занаве́ски;

    mettre les rideaux à une fenêtre — ве́шать/ пове́сить занаве́ски на окно́; au mur — на стене́, на сте́ну; il couche au premier — он спит (его́ спа́льня) на второ́м этаже́; il monte au premier — он поднима́ется на второ́й эта́ж; il est étendu à terre — он лежи́т на земле́; le coup le jeta à terre — от уда́ра он упа́л на зе́млю

    ce village se trouve au nord de Paris — э́та дере́вня нахо́дится к северу́ (на се́вер) от Пари́жа;

    ils sont allés au nord — они́ уе́хали на се́вер

    (avec certains substantifs exprimant une position en gênerai, le lieu de travail ou d'occupation):

    il est à sa place — он на [своём] ме́сте;

    mettre qch. à sa place — ста́вить/по= что-л. на [своё] ме́сто; à l'angle de la rue — на углу́ у́лицы; ils sont étendus au soleil (à l'ombre) — они́ лежа́т на со́лнце (в те́ни); mettre qch. à l'ombre — поста́вить что-л. в тень; à l'aérodrome — на аэродро́ме, на аэродро́м; à la gare — на вокза́ле, на вокза́л; à la poste — на по́чте, на по́чту; à l'usine — на заво́де, на заво́д; au marché — на ры́нке, на ры́нок; à la chasse — на охо́те, на охо́ту; à l'exposition — на вы́ставке, на вы́ставку; au concert — на конце́рте, на конце́рт

    (avec des noms de parties du corps) в (+ P), на (+ P);

    la pipe à la bouche — с тру́бкой во рту <в зуба́х>;

    il est blessé au bras gauche — он ра́нен в ле́вую ру́ку; le sourire aux lèvres — с улы́бкой на губа́х (на лице́); une douleur à la jambe — боль в ноге́

    (au sens figuré, devant des noms abstraits, d'action ou d'état) в (+ P), на (+ P);

    être au désespoir — быть в отча́янии;

    mettre au desespoir — поверга́ть/пове́ргнуть в отча́яние; être au régime — быть <сиде́ть> ipf. на дие́те; mettre au régime — сажа́ть/посади́ть на дие́ту; être à la charge de qn. — быть на иждиве́нии у кого́-л. ; prendre qn. à sa charge — брать/ взять на [своё] иждиве́ние кого́-л.

    (complément du superlatif) в (+ P), на (+ P);

    le plus grand au monde — са́мый большо́й в ми́ре;

    ce que j'aime le plus au monde — то, что я люблю́ бо́льше всего́ на све́те

    2) (près de, approche) у (+ G); за (+) (station); к (+ D), за (+ A) ( direction);

    il est debout à la fenêtre (au tableau) — он стои́т у окна́ (у до́ски);

    il va à la fenêtre (au tableau) — он идёт к окну́ (к доске́); je viens à vous — я иду́ к вам; suspendre une lampe au plafond — подве́шивать/подве́сить ла́мпу к потолку́; être à table — сиде́ть ipf. за столо́м; se mettre à table — сади́ться/сесть за стол

    3) (éloignement, provenance) в (+ P); из (+ G);

    prendre un livre à la bibliothèque — брать / взять кни́гу в библиоте́ке;

    prendre de l'eau à la source — набира́ть/наора́ть воды́ из родника́

    2. (temps)
    1) (moment exact) в (+ A; + P), на (+ P);

    à midi — в по́лдень;

    à l'aube — на заре́; arriver à trois heures — приезжа́ть / прие́хать в три часа́;

    v. tableau «Heure»;

    à vingt ans — в два́дцать лет;

    au début du mois de mai — в нача́ле ма́я;

    v. tableau «Date et datation»
    (fêtes) на (+ A);

    à Pâques — на Па́сху;

    au Jour de l'An — в день Но́вого го́да

    2) (ordre) на (+ P);

    à la dixième minute — на деся́той мину́те;

    à chaque pas — на ка́ждом ша́гу

    3) (durée) на (+ A);

    louable à l'année — сдава́емый на год

    4) (point final) до (+ G); на (+ A);

    à demain — до за́втра;

    à lundi — до понеде́льника; à jamais — навсегда́; remettre l'affaire au lendemain (à huitaine, à dix heures) — откла́дывать/отложи́ть де́ло на за́втра (до за́втра) (на неде́лю, на де́сять часо́в (до десяти́ часо́в)) 5) (simultanéité, lors de) — за (+), во вре́мя (+ G); au déjeuner — за за́втраком, во вре́мя за́втрака

    se traduit aussi par un gérondif ou une subordonnée de temps:

    à la sortie du cinéma — при вы́ходе из кино́, выходя́ из кино́, когда́ он вы́ходил из кино́;

    à son arrivée — при его́ прие́зде, когда́ он прие́хал; à la vue du train — при ви́де по́езда, уви́дев по́езд; à ces mots, il sortit — при э́тих слова́х <с э́тими слова́ми, сказа́в э́то,> он вы́шел

    1) de... à (espace) от (+ G) (à partir de)... до (+ G); из (+ G) (de dedans)... в (+ A); с (+ G)... на (+ A);

    de Paris à Marseille — от Пари́жа До Марсе́ля; из Пари́жа в Марсе́ль;

    de ja Mer Blanche au Caucase — от Бе́лого мо́ря до Кавка́за, du Nord au Sud — с се́вера на юг; от се́вера до ю́га ║ du premier au dernier — от пе́рвого до после́днего

    (temps) от (+ G); с (+ G)... до (+ G); по (+ A) (dates);

    du début à la fin — от <с> нача́ла до конца́;

    du matin au soir — с утра́ до ве́чера; nous avons cours de cinq à sept — у нас заня́тия от пяти́ до семи́; du 10 au 20 février — с деся́того до двадца́того <по двадца́тое> февраля́; (ч. tableau «Date et datation»)

    2) à... de в (+ P)... от (+ G);

    à 100 kilomètres d'ici (de la mer) — в ста киломе́трах отсю́да (от мо́ря);

    à quelques mètres du bord de la route — в не́скольких ме́трах от кра́я доро́ги; à 10 minutes de marche de l'hôtel — в десяти́ мину́тах ходьбы́ от гости́ницы;

    (v. tableau « Distance»)
    4. (attribution et privation) 1) (attribution) D seult.; к (+ D);

    donner qch. à qn. — дава́ть/дать кому́-л. что-л.;

    dire qch. à qn. — говори́ть / сказа́ть кому́-л. что-л.; montrer qch. à qn. — пока́зывать / показа́ть кому́-л. что-л. ; promettre qch. à qn. — обеща́ть/по= кому́-л. что-л.; s'adresser à qn. — обраща́ться / обрати́ться к кому́-л.; attacher qch. à qch. — привя́зывать / привяза́ть что-л. к чему́-л. ; à mon ami Pierre (inscription) — мо́ему́ дру́гу Пье́ру

    2) (enlèvement, privation) от (+ G); у (+ G);

    il a pris ce crayon à un camarade — он взял э́тот каранда́ш у това́рища;

    il a emprunté de l'argent à son ami — он за́нял де́нег у дру́га; cacher qch. à qn. — скрыва́ть/скрыть что-л. от кого́-л.; acheter qch. à qn. — покупа́ть/ купи́ть что-л. у кого́-л. ; arracher le masque à qn. — срыва́ть/сорва́ть ма́ску с кого́-л.

    5. (appartenance) G seult., pronom possessif;
    D seult. avec le verbe принадле́жать;

    à qui est ce livre — чья э́то кни́га?, кому́ принадлежи́т э́та кни́га?;

    ce livre est à moi (à toi, etc. à Jean) — э́то моя́ кни́га (твоя́, etc., Жа́на), э́та кни́ги при надлежи́т мне (тебе́, etc., Жа́ну)

    la vache à mon oncle — коро́ва моего́ дя́дюшки, дя́дюшкина коро́ва;

    le chapeau à ma sœur — шля́пка мое́й сестры́, се́стрина шля́пка; fils à papa — па́пенькин сыно́к

    (avec renforcement) со́бственный;

    il a un style à lui — у него́ свой со́бственный <осо́бый> стиль

    6. (obligation) D + inf;
    se traduit aussi avec я, ты, etc. до́лжен + inf;

    à vous la parole — вам говори́ть, вам [ва́ше] сло́во;

    à vous de jouer — вам игра́ть; à vous de le dire — э́то сказа́ть должны́ вы; c'est à moi de l'aider — я до́лжен ему́ помо́чь, помо́чь ему́ — моя́ обя́занность (avec mise en relief); ce n'est pas à nous de critiquer — не нам критикова́ть [э́то]

    se traduit par une forme casuelle avec ou sans préposition, v. le verbe:

    céder à qn. — уступа́ть / уступи́ть кому́-л. ;

    résister à qn. — сопротивля́ться ipf. seult. кому́-л.; succéder à qn. — насле́довать ipf. кому́-л.

    A seult.;

    survivre à qn. — пережи́ть pf. кого́-л.

    seult.;

    tenir à qcn — дорожи́ть ipf. чём-л.;

    s'intéresser à qch. — интересова́ться ipf. чём-л.

    ║ для (+ G) (emploi);

    servir à qch. — служи́ть ipf. для чего́-л. ;

    employer qch. à qch. — употребля́ть / употреби́ть что-л. для чего́-л.

    (rejet) от (+ G);

    renoncer à qch. — отка́зываться / отказа́ться /от чего́-л.

    (tendance, contact) к (+ D);

    tendre à qch. — стреми́ться ipf. к чему́-л.;

    aboutir à qch. — приводи́ть/ привести́ к чему́-л. ; habituer à qch. — приуча́ть / приучи́ть к чему́-л. ; se préparer à qch. — гото́виться ipf. к чему́-л. ; réduire qch. à qch. — своди́ть / свести́ что-л. к чему́-л.; s'allier à qn. — присоединя́ться / присоеди́ниться к кому́-л.

    (indice) по (+ D);

    je l'ai reconnu à sa démarche — я узна́л его́ по похо́дке

    ║ в (+ A);

    initier à qch. — посвяща́ть/посвяти́ть во что-л. ;

    jouer à qch. — игра́ть/сыгра́ть во что-л.

    (réaction) на (+ A);

    répondre à qch. — отвеча́ть/ отве́тить на что-л.;

    consentir à qch. — соглаша́ться / согласи́ться на что-л. ; se décider à qch. — реша́ться / реши́ться на что-л.

    lier qch. à qch. — свя́зывать / связа́ть что-л. с чем-л.;

    comparer qch. à qch. — сра́внивать/сравни́ть что-л. с чем-л.

    (occupation) над (+);

    travailler à qch. — рабо́тать ipf. над чем-л.;

    réfléchir à qch. — размышля́ть ipf. над чем-л.

    (objet pensé) о (+ P);

    penser à qch. — ду́мать/по= о чём-л. ;

    rêver à qch. — мечта́ть ipf. о чём-л.

    (participation) в (+ P);

    participer à qch. — уча́ствовать ipf. в чём-л.;

    réponse à une question — отве́т на вопро́с;

    renonciation à un projet — отка́з от пла́на

    8. (selon) по (+ D);

    à l'exemple de son frère — по приме́ру своего́ бра́та;

    à l'invitation de qn. — по чьему́-л. приглаше́нию; à ma demande — по мое́й про́сьбе; juger à sa valeur — суди́ть ipf. no — досто́инству

    notre équipe a vaincu par 6 à 2 — на́ша кома́нда победи́ла со счётом шесть: два

    10. (but) за (+), по (+ A) vx. ou région;

    aller aux champignons — идти́/пойти́ за гриба́ми <по грибы́>

    11. (effet> к (+ D), на(+ A);

    à ma grande joie — к мое́й ра́дости, на моё сча́стье;

    à la satisfaction de tous — ко всео́бщему удовлетворе́нию; à ma grande surprise — к мо́ему вели́кому удивле́нию

    12. (moyen, instrument) seult.;

    écrire à la plume — писа́ть/на= перо́м;

    pêcher à la ligne — лови́ть ipf. [ры́бу] у́дочкой; peindre à l'huile — писа́ть ма́слом

    se traduit aussi par на (+ A; + P), с по́мощью (+ G) ou bien se rend à l'aide d'un adjectif:

    fermer la porte à clé — запира́ть/запере́ть дверь на ключ;

    aller à bicyclette — е́хать ipf. на велосипе́де; marcher à l'électricité — рабо́тать ipf. на электри́честве; examiner à la loupe — рассма́тривать/рассмотре́ть ∫ с по́мощью лу́пы (че́рез лу́пу); travail fait à la main — ручна́я рабо́та

    (éclairage) при (+ P);

    travailler à la lumière du jour — рабо́тать при дневно́м све́те;

    dîner aux chandelles — у́жинать/по= при свеча́х

    1) (adverbe ou locution adverbiale, v. le nom correspondant):

    à pied — пешко́м;

    à cheval — верхо́м; à la nage — вплавь; marcher au pas — идти́/пойти́ в но́гу; vendre à perte — продава́ть/прода́ть с убы́тком; à tâtons — нао́щупь, о́щупью; à poil — нагишо́м

    2) (imitation) по (+ D); на (+ A);

    elle se coiffe à la dernière mode — она́ причёсывается по после́дней мо́де;

    à ma manière — по-мо́ему, как я; chacun à sa manière — ка́ждый по-сво́ему

    à la... se traduit par un adverbe formé d'après le modèle ou par les tournures: по-...-ски; на + adj. + мане́р < лад>; а-ля fam., iron.;
    ou se rend par un adjectif:

    s'habiller à l'européenne — одева́ться/оде́ться по-европе́йски (на европе́йский мане́р);

    le trot à l'anglaise — англи́йская рысь; du riz à l'indienne — рис по-инди́йски; une pose à la Napoléon — по́за а-ля Наполео́н, наполео́новская по́за

    3) (intensité) до (+ G) ou adverbe d'intensité;

    aimer à la folie — безу́мно люби́ть/по=, люби́ть до безу́мия

    les expressions à + plein (grand, etc.) + substantif se traduisent par un adverbe ou une locution adverbiale:

    parler à haute voix — говори́ть ipf. гро́мким го́лосом;

    donner à pleines mains — дава́ть / дать ще́дрой руко́й; marcher à grands pas — идти́ / пойти́ больши́ми шага́ми; rouler à grande vitesse — е́хать ipf. бы́стро, мча́ться ipf. со всей ско́ростью

    1) (prix) за (+ A);

    je vous le laisse à mille francs — я уступа́ю вам э́то за ты́сячу фра́нков:

    à prix coûtant — по себесто́имости, по свое́й цене́ (au prix de revient) 2) ( unité de mesure) — на (+ A, souvent pl.); vendre au mètre (au poids, au kilo, au litre) — продава́ть / прода́ть на ме́тры (на вес, на килогра́ммы, на ли́тры); В (nom d'objet + à + nom)

    1. (qualité, structure, source) с (+), в (+ P), на (+ P);
    adjectif simple ou composé;

    une machine à vapeur — парова́я маши́на;

    un avion à réaction — реакти́вный самолёт; charrette à bras — ручна́я теле́жка; un moteur à combustion interne — дви́гатель вну́треннего сгора́ния; un bureau à tiroirs — пи́сьменный стол с я́щиками; une robe à ramages — пла́тье с разво́дами; une veste à carreaux — пиджа́к в кле́тку, кле́тчатый пиджа́к; un chapeau à larges bords — шля́па с широ́кими поля́ми, широкопо́лая шля́па

    (mets):

    café au lait — ко́фе с молоко́м;

    omelette au lard — яи́чница с са́лом (на са́ле); des sardines à l'huile — сарди́ны в ма́сле

    (vêtements, etc.):

    l'homme au chapeau — мужчи́на в шля́пе;

    l'homme à la canne — челове́к с тро́сточкой; une femme à la mise modeste — скро́мно оде́тая же́нщина

    un homme à moustache — мужчи́на с уса́ми, уса́тый мужчи́на;

    un oiseau au long cou — пти́ца с дли́нной ше́ей, длинноше́яя пти́ца; une jeune fille aux yeux bleus — де́вушка с голубы́ми глаза́ми, голубогла́зая де́вушка

    2. (usage) для (+ G);
    adj. seult.;

    un pot à eau — кувши́н для воды́;

    une boîte à bijoux — шкату́лка для драгоце́нностей; une tasse à thé — ча́йная ча́шка; vase à fleurs — ва́за для цвето́в, цвето́чная ва́за

    3. (contenu) на (+ A);

    le droit au repos — пра́во на о́тдых

    4. (prix)
    1) за (+ A), adj. composé;

    une cravate à 60 francs — га́лстук за шестьдеся́т фра́нков;

    un timbre à 6 kopecks — ма́рка за шесть копе́ек, шестикопе́ечная ма́рка

    2) по (+ D;
    + A) ( par unité);

    des livres à 100 francs — кни́ги ∫ за сто фра́нков ка́ждая <по сто фра́нков за ка́ждую>;

    à 50 francs la pièce — по пяти́десяти фра́нков за шту́ку, пятьдеся́т фра́нков шту́ка; quatre timbres à six kopecks — четы́ре ∫ ма́рки по шесть копе́ек <шестикопе́ечные ма́рки>

    5. (succession) по (+ D), за (+);

    goutte à goutte — по ка́пле, ка́пля за ка́плей;

    pas à pas — шаг за ша́гом ;

    C (nom + à + inf)
    1. (qualification, usage) для (+ G), adj. seult.;

    aiguilles à tricoter — спи́цы для вяза́ния, вяза́льные спи́цы;

    machine à coudre — шве́йная маши́на

    se traduit aussi par un seul mot ou une expression figée:

    chambre à coucher — спа́льня;

    fille à marier — дочь на вы́данье

    1) для + subst. verbal; se traduit par une relative avec на́до, ну́жно, сле́дует (on doit); мо́жно (on peut);

    maison à vendre (annonce) — продаётся дом;

    chambre à louer (annonce) — сдаётся ко́мната; un exemple à imiter — приме́р, досто́йный подража́ния; une idée à développer — иде́я, кото́рую на́до (ну́жно, сле́дует) разви́ть; un travail à refaire — рабо́та, кото́рую ну́жно переде́лать

    2):
    c'est... à + inf ∑ A + ну́жно <мо́жно> + inf;

    ce sont des choses à jeter — э́ти ве́щи мо́жно вы́бросить;

    c'est une pièce à voir — э́ту пье́су ну́жно посмотре́ть; c'est un jour à rester chez soi — в тако́й день ну́жно <прихо́дится> остава́ться до́ма (cf. E

    2.)
    3. (intensité, conséquence) тако́й..., что + forme finie du verbe; adj. composé seult.;

    des sanglots à fendre l'âme — душераздира́ющие рыда́ния; таки́е рыда́ния, что душа́ разрыва́ется;

    une voix à casser les vitres — тако́й го́лос, что стёкла ло́паются ;

    D (adj. + à + nom ou inf) se traduit par une forme casuelle avec ou sans préposition, l'infinitif étant souvent remplacé par un substantif verbal (devant l'infinitif russe à ne se traduit pas;
    v. les adjectifs correspondants) 1. (rapports divers) 1) (conformité) D seult.;

    contraire (semblable) à qch. — противопо́ложный (подо́бный) чему́-л.

    (attitude) D seult. favorable (hostile) à qn. — благоприя́тствующий (вражде́бный) кому́-л.

    (capacité) к (+ D);

    prêt à qch. — гото́вый к чему́-л.;

    prêt à partir — гото́вый уе́хать

    sensible (sourd) à qch. — чувстви́тельный (глухо́й) к чему́-л.

    (possibilité) для (+ G);

    facile à comprendre — лёгкий для понима́ния;

    bon à manger — го́дный для еды́, съедо́бный (| (perception passive) — на (+ A); doux à (au) toucher — мя́гкий на о́щупь; agréable à voir — прия́тный на вид

    c'est agréable à voir — на э́то прия́тно посмотре́ть;

    cette explication est facile à comprendre — э́то объясне́ние нетру́дно поня́ть; il est habile à manier le pinceau — он уме́ло де́йствует ки́стью

    2. (intensité) se traduit par un adverbe ou une expression figée:

    plein à craquer — битко́м наби́тый;

    plein à déborder — по́лный до краёв

    3. (niveau, partie) на (+ A);

    aux trois quarts plein — по́лный на три че́тверти;

    vide aux deux tiers — на две тре́ти пусто́й;

    à moitié plein — наполови́ну напо́лненный;

    à moitié vide — наполови́ну пусто́й, полупусто́й; à demi — наполови́ну

    4. (avec seul, premier, etc.):

    je suis le premier à faire cela — я сде́лал э́то пе́рвым <пе́рвый>; я был пе́рвым, кто сде́лал э́то;

    il était le seul à le comprendre — он оди́н э́то по́нял; он был еди́нственным, кто по́нял э́то;

    E (verbe + à + inf)
    1. (complément d'un verbe) à ne se traduit pas devant l'infinitif russe mais peut se traduire par une préposition devant le nom verbal correspondant, selon A 7. ou C 2.:

    il aime à aller au cinéma — он лю́бит ходи́ть, в кино́;

    il commence à lire — он начина́ет чита́ть; je demande à voir — разреши́те посмотре́ть; je l'ai obligé à tout recommencer — я обяза́л его́ сде́лать всё снача́ла; donner à boire — дава́ть пить <напи́ться>; il m'a donné un livre à lire — он дал мне ∫ прочита́ть кни́гу <кни́гу для чте́ния>; il se prépare à partir — он гото́вится уе́хать <к отъе́зду>

    2. (ordre, obligation) inf seult.; для + subst. verbal;

    à recopier — на перепи́ску, переписа́ть!;

    à refaire — переде́лать!, на переде́лку; à revoir — пересмотре́ть; для пересмо́тра;

    c'est à + inf:

    c'est à refaire — э́то сле́дует переде́лать;

    c'est à n'y pas croire — э́тому невозмо́жно пове́рить, э́то невероя́тно; il n'y a plus rien à craindre — бо́льше не́чего боя́ться;

    avoir à + inf:

    j'ai encore deux pages à traduire — я до́лжен <∑ мне ну́жно> перевести́ ещё две страни́цы

    3. (intensité, conséquence) так..., что; до того́..., что; тако́й..., что;

    il chantait à faire pleurer — он пел так, что хоте́лось пла́кать;

    il est malade à garder le lit — он так бо́лен, что до́лжен лежа́ть в посте́ли;

    c'est à + inf хоть..., пря́мо-та́ки;

    c'est à s'arracher les cheveux — хоть во́лосы рви на себе́;

    c'est à rougir de honte — хоть сквозь зе́млю провали́сь со стыда́; c'était à mourir de rire — пря́мо со сме́ху помрёшь

    4. (condition) е́сли... [, то...];

    gérondif, à vous croire... — е́сли вам ве́рить...;

    à dire vrai — говоря́ по пра́вде; à y bien regarder... — е́сли полу́чше присмо́треться..., присмо́тревшись полу́чше...; à en juger par... — е́сли суди́ть <су́дя> по...;

    1. (approximation) от (+ G)... до (+ G); deux numéraux réunis par un tiret:

    il a de 40 à 50 ans — ему́ ∫ лет со́рок — пятьдеся́т <от сорока́ до пяти́десяти лет>;

    (v. tableau « Approximation»)
    2. (distribution, succession) 1) по (+ D); за (+);

    nous entrâmes un à un — мы вошли́ ∫ по одному́ <оди́н за други́м>;

    ils marchaient deux à deux — они́ шли; ∫ по дво́е <па́ра за па́рой>

    2) (fois) в (+ A);

    s'y prendre à deux (trois, quatre) fois pour... — бра́ться/взя́ться во второ́й (в тре́тий, в четвёртый) раз, что́бы...

    3. (vitesse) в (+ A);

    30 kilomètres à la minute — три́дцать киломе́тров в мину́ту;

    nous roulons à 100 kilomètres à l'heure — мы е́дем со ско́ростью сто киломе́тров в час

    4. (communauté) se traduit par des adverbes formés sur les numéraux de 1 a 10:

    à lui seul — в одино́чку;

    il ne peut pas faire cela à lui seul — он не мо́жет сде́лать э́того оди́н <в одино́чку>; à 2, à 3..., à 10 — вдвоём, втроём..., вдесятеро́м; à eux deux ils réussirent à... — они́ вдвоём суме́ли...; ils vivent à 6 dans la même pièce — они́ живу́т вшестеро́м <[по] шесть челове́к> в одно́й ко́мнате; nous neus sommes mis à plusieurs pour faire ce travail ∑ — нас собрало́сь неско́лько челове́к, что́бы сде́лать э́ту рабо́ту; ils se sont mis à 20 pour soulever ce fardeau ∑ — пона́добилось два́дцать челове́к, что́бы подня́ть э́тот груз;

    au revoir! — до свида́ния!;

    à bientôt! — до ско́рого [свида́ния]!, до встре́чи!; à demain — до за́втра!; à votre santé! — за ва́ше здоро́вье!; à votre aise! — как вам уго́дно!; au diable! — к чёрту!; à moi! — ко мне!; au secours! — на по́мощь!; à l'assassin! [— карау́л], убива́ют!; au voleur! — держи́ во́ра!; au feu! — пожа́р!; au suivant! — сле́дующий!

    Dictionnaire français-russe de type actif > à

См. также в других словарях:

  • FOLIE — Le terme de folie, bien antérieur à l’institution du langage scientifique de la psychiatrie moderne, n’a jamais eu vraiment cours dans celui ci. Cette relative incompatibilité a une très grande signification. L’idée d’assimiler la folie à une… …   Encyclopédie Universelle

  • être — 1. (ê tr ), je suis, tu es, il est, nous sommes, vous êtes, ils sont ; j étais ; je fus ; je serai ; je serais ; sois, qu il soit, soyons, soyez, qu ils soient ; que je sois, que tu sois, qu il soit, que nous soyons, que vous soyez, qu ils soient …   Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré

  • Folie Beaujon — La folie Beaujon : le Moulin Joli et, au premier plan, la basse cour (?), 1807. Paris, Bibliothèque nationale de France, anc. coll. Destailleur. La folie Beaujon était un domaine de plaisance aménagé entre 1781 et 1783 pour le financier… …   Wikipédia en Français

  • ÊTRE — Verbe que les grammairiens appellent Le verbe substantif. ( Je suis, tu es, il est ; nous sommes, vous êtes, ils sont. J étais. Je fus. J ai été. Je serai. Je serais. Sois, soyez. Que je sois, que tu sois, qu il soit ; que nous soyons, que vous… …   Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)

  • FOLIE —     Qu est ce que la folie ? c est d avoir des pensées incohérentes et la conduite de même. Le plus sage des hommes veut il connaître la folie, qu il réfléchisse sur la marche de ses idées pendant ses rêves. S il a une digestion laborieuse dans… …   Dictionnaire philosophique de Voltaire

  • Folie de graduation — American Pie (film) Pour les articles homonymes, voir American Pie. American Pie ou Folies de graduation (au Québec) est un film américain réalisé par Paul et Chris Weitz sorti en 1999. Le film parle de quatre adolescents qui font le pacte de… …   Wikipédia en Français

  • Histoire De La Folie — Sommaire 1 L intervention des mauvais esprits 2 « Le fou est celui qui dit en son cœur que Dieu n’existe pas » 3 L’amalgame entre sorciers, hérétiques et malades mentaux …   Wikipédia en Français

  • L'Histoire de la folie — Histoire de la folie Sommaire 1 L intervention des mauvais esprits 2 « Le fou est celui qui dit en son cœur que Dieu n’existe pas » 3 L’amalgame entre sorciers, hérétiques et malades mentaux …   Wikipédia en Français

  • Histoire de la folie — Cet article présente les faits saillants de l histoire de la perception et du traitement de la folie à travers les âges. Sommaire 1 L intervention des mauvais esprits 2 « Le fou est celui qui dit en son cœur que Dieu n’existe pas » …   Wikipédia en Français

  • La Brousse En Folie — Série Genre(s) Franco belge Humour Scénario Bernard Berger Dessin Bernard Berger Coloriste Bernard Berger Personnages …   Wikipédia en Français

  • La Brousse en Folie — Série Genre(s) Franco belge Humour Scénario Bernard Berger Dessin Bernard Berger Coloriste Bernard Berger Personnages …   Wikipédia en Français

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка:
Нажмите правой клавишей мыши и выберите «Копировать ссылку»