-
1 versperren
-
2 jemandem das Haus versperren
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem das Haus versperren
-
3 sperren
sperrenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 eine Straße sperren • een straat, weg afsluiten, afzettenjemandem den Weg sperren • iemand de weg versperrengesperrt! • verkeer gestremd!jemandem das Konto sperren • iemands rekening blokkeren1 zich verzetten ⇒ tegenspartelen, tegenstribbelen -
4 vertreten
-
5 Weg
〈m.; Weg(e)s, Wege〉♦voorbeelden:1 〈 formeel〉 den Weg alles, allen Fleisches, Irdischen gehen • sterfelijk, vergankelijk zijn, stervenes sind noch zwei Kilometer Weg • het is nog twee kilometerden letzten Weg gehen • sterven〈 figuurlijk〉 seinen Weg machen • er komen, zijn weg wel vindenden (rechten) Weg verfehlen • verdwalen〈verouderd; nog schertsend〉 woher des Weges? • waar kom je, komt u vandaan?es liegt mir am Wege • ik kom erlangsauf dem schnellsten Wege • via de kortste wegjemanden auf seinem letzten Weg begleiten • iemand de laatste eer bewijzenjemanden auf den Weg bringen • (a) iemand de weg wijzen; 〈 (b) figuurlijk〉iemand stimuleren, aanzetten, aansporenein Paket auf den Weg bringen, schicken • een pakje verzendensich auf den Weg machen • op weg gaan〈 figuurlijk〉 auf dem besten Weg(e) sein • goed, hard op weg zijnjemandem aus dem Weg(e) gehen • (a) iemand voorbij laten; 〈 (b) figuurlijk〉iemand uit de weg gaan, ontwijken〈 figuurlijk〉 jemanden, etwas aus dem Weg räumen, schaffen • iemand, iets uit de weg ruimenetwas in die Wege leiten • aan iets beginnen, iets aanzwengelenjemandem in den Weg treten, sich jemandem in den Weg stellen • (a) iemand de weg versperren; 〈 (b) figuurlijk〉iemand hinderen, de voet dwars zettenvom Wege abkommen • verdwalengut, schlecht zu Wege, zuwege • goed, slecht ter been zijn〈verouderd; formeel〉 Weg und Steg • het hele land, de hele omgeving2 krumme Wege • slinkse wegen, methodesauf diesem Wege • op deze manier, langs deze wegauf dem Wege der Güte, auf gütlichem Wege • in der minneauf kaltem Wege • zonder scrupules, in koelen bloedeauf kürzestem, auf dem schnellsten Wege • zo snel mogelijkauf schriftlichem Wege • schriftelijketwas im Wege von Verhandlungen regeln • iets door middel van onderhandelingen regelenmit einer Sache zu Wege, zuwege kommen • met iets overweg kunnen -
6 absperren
absperren1 (af)sluiten ⇒ op slot doen; versperren♦voorbeelden:1 zich afsluiten, zich afzonderen♦voorbeelden:1 das Land sperrt sich gegen ausländische Einflüsse ab • het land sluit zich af voor buitenlandse invloeden -
7 jemandem den Weg sperren
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Weg sperren
-
8 jemandem den Weg verbauen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Weg verbauen
-
9 jemandem den Weg vertreten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem den Weg vertreten
-
10 verbauen
verbauen1 verbouwen, bij de bouw verbruiken2 verbouwen, aan de bouw uitgeven3 dicht-, toebouwen ⇒ het uitzicht benemen♦voorbeelden: -
11 verlegen
-
12 verstellen
verstellen1 verstellen ⇒ anders instellen, verzetten4 verdraaien ⇒ onherkenbaar maken, veranderen♦voorbeelden:2 doen alsof ⇒ veinzen, simuleren
См. также в других словарях:
Versperren — Verspêrren, verb. regul. act. 1. Durch ein veranstaltetes Hinderniß von dem Zutritte anderer ausschließen. Der Weg ist versperret, gesperret. Am häufigsten mit der dritten Endung der Person. Einem den Weg, den Zutritt zu jemanden versperren. 2.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
versperren — ↑blockieren, ↑verbarrikadieren … Das große Fremdwörterbuch
versperren — [Aufbauwortschatz (Rating 1500 3200)] Auch: • absperren Bsp.: • Die Straße war abgesperrt … Deutsch Wörterbuch
versperren — V. (Mittelstufe) einen Weg unzugänglich machen Synonyme: blockieren, verstellen Beispiele: Er versperrte den Eingang mit einem Schrank. Die Polizisten haben ihm den Weg versperrt. Ein großer Ast versperrt die Straße … Extremes Deutsch
versperren — verriegeln; verrammeln; abblocken; verbarrikadieren; sperren; zusperren; barrikadieren; behindern; blocken (umgangssprachlich); Steine in den Weg legen ( … Universal-Lexikon
Versperren — Sperren; Blockieren * * * ver|sper|ren [fɛɐ̯ ʃpɛrən] <tr.; hat: 1. (bes. österr., südd.) verschließen: die Zimmer, Türen versperren. Syn.: ↑ abriegeln, ↑ abschließen, ↑ absperren (bes. österr., südd.), ↑ … Universal-Lexikon
versperren — 1. a) abriegeln, abschnüren, absperren, blockieren, den Weg abschneiden, den Zugang verhindern, sperren, unpassierbar/unzugänglich machen, verbarrikadieren, verbauen, verstellen, zustellen; (ugs.): verrammeln. b) sich entgegenstellen,… … Das Wörterbuch der Synonyme
versperren — ver·spẹr·ren; versperrte, hat versperrt; [Vt] 1 etwas versperren bewirken, dass man an einer Stelle nicht weitergehen oder fahren kann, weil dort ein Hindernis ist: Demonstranten versperrten die Zufahrt mit Barrikaden; Nach dem Sturm versperrten … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
versperren — versperre, zomaache … Kölsch Dialekt Lexikon
versperren — ver|spẹr|ren … Die deutsche Rechtschreibung
Sperren — Versperren; Blockieren * * * sper|ren [ ʃpɛrən]: 1. <tr.; hat: a) den Zugang oder den Aufenthalt (an einem bestimmten Ort) verbieten; unzugänglich machen: das ganze Gebiet, die Straße, die Durchfahrt, die Brücke wurde gesperrt. Syn.: ↑… … Universal-Lexikon