-
1 trap
n. valstrik; dek--------v. in de val laten lopentrap1[ træp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 val ⇒ (val)strik, hinderlaag; strikvraag2 sifon ⇒ hevel, stankafsluiter3 (op)vangapparaat ⇒ (afvoer)filter; afvalfilter6 tweewielige koets/kar ⇒ wagentje, hondenkar♦voorbeelden:1 lay/set a trap • een val (op)zetten, een strik spannen8 shut your trap! • hou je kop!————————trap2〈 trapped〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be trapped • opgesloten zitten, in de val zitten, vastzitten -
2 snare
n. (val)strik, val--------v. strikken, verstrikkensnare1[ sneə] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 → snare drum snare drum/♦voorbeelden:lay a snare for someone • voor iemand een valstrik leggen————————snare2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 ambush
n. hinderlaag--------v. hinderlaag zettenambush1[ æmboesj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:lie/wait in ambush • in een hinderlaag liggenfall into an ambush • in een hinderlaag vallen————————ambush2〈 werkwoord〉 -
4 hook
n. haak; ophang-haak--------v. vangen; (om-) buigen; vastmakenhook1[ hoek] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 hoek ⇒ kaap, landtong♦voorbeelden:by hook or by crook • hoe dan ook, op eerlijke of oneerlijke wijze————————hook21 vast gehaakt worden/zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastgrijpen met een haak ⇒ vasthaken, aanhaken3 〈 cricket, golf〉 als rechtshandige de bal hoog en hard naar s slaan 〈 in cricket een goede slag, in golf een fout〉♦voorbeelden:→ hook up hook up/ -
5 entrapment
n. val, strik -
6 gin
-
7 lay a snare/trap
lay a snare/trapeen strik/val zetten -
8 lay/set a trap
lay/set a trapeen val (op)zetten, een strik spannen -
9 lay
adj. gewoon; amateur; ondeskundig; niet priesterlijk; wereldlijk--------n. lied, vers, ballade--------n. toestand; leg (v. kip); stand van zaken; wip, nummertje; plechtig lied, zang; iem. die bed deelt--------v. neerleggen; leggen; dekken; voorleggen (voor mij); opleggen; plaatsen; veroorzaken; klaarmaken; wedden; wonenlay1[ lee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 〈 Amerikaans-Engels〉 the lay of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈 figuurlijk ook〉 de stand van zaken→ easy easy/————————lay22 leken- ⇒ amateur-, ondeskundig♦voorbeelden:lay preacher • lekenpriesterlay sister • lekenzuster————————lay31 wedden♦voorbeelden:1 leggen ⇒ neerleggen/vleien4 verdrijven ⇒ doen bedaren/verdwijnen5 beleggen ⇒ bekleden, be/overdekken (met)7 naar voren brengen ⇒ uiten, in/uitbrengen♦voorbeelden:2 the scene of the story is laid in … • het verhaal speelt zich af in …lay a snare/trap • een strik/val zettenlay flat • tegen de grond slaanlay low • tegen de grond werken; (vernietigend) verslaan; 〈 figuurlijk〉 vellen 〈 bijvoorbeeld van ziekte〉lay waste • verwoesten4 lay someone's doubts • iemands twijfel(s) wegnemen/sussen6 lay a wager • een weddenschap aangaan/afsluiten8 lay a penalty (up)on someone • iemand een boete/straf opleggen→ lay aside lay aside/, lay by lay by/, lay down lay down/, lay off lay off/, lay on lay on/, lay open lay open/, lay out lay out/, lay up lay up/————————lay4→ lie lie/ -
10 net
adj. netto; schoon (gewicht - winst - salaris enz.)--------n. netwerk; net; val--------v. vangen; netto (inkomen) verdienennet1[ net] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 net3 netmateriaal ⇒ mousseline, tule♦voorbeelden:————————net21 netto ⇒ schoon, zuiver♦voorbeelden:the net result • per saldo————————net32 (met een net) af/bedekken3 netten/fuiken zetten in ⇒ bevissen6 winnen ⇒ opstrijken, (netto) verdienen
См. также в других словарях:
ness — ness·ber·ry; ness·ler·iza·tion; ness·ler·ize; ness·ler s; new·fan·gled·ness; new·ness; news·i·ness; nice·ness; nig·gard·li·ness; nig·gard·ness; nigh·ness; nip·pi·ness; no·ble·ness; nois·i·ness; non·cha·lant·ness; north·er·li·ness; north·ness;… … English syllables
ly — ly·so·genesis; ly·so·genetic; Ly·sol; ly·so·lecithin; ly·so·zyme; ly·syl; ly·thra·ce·ae; ly·thra·les; ly·thrum; mach·i·a·vel·li·an·ly; ma·chine·ly; mac·ro·ceph·a·ly; mad·ly; mag·i·cal·ly; mag·is·te·ri·al·ly; mag·is·tral·ly; mag·net·i·cal·ly;… … English syllables
able — ab·sorb·able; ac·count·able; ac·tion·able; adapt·able; ad·vance·able; ad·vis·able·ness; al·lege·able; al·ter·able; ami·able·ness; bounce·able; brib·able; bridge·able; buff·able; build·able; burn·able; can·cel·able; change·able; change·able·ness;… … English syllables
Mensch — 1. A verzagte Möntsch isch im Himmel nid sichar. (Bern.) – Zyro, 108. 2. Ach, Mensch, betracht , wie Gott verlacht all deinen Pracht, der in einer Nacht wird zu nichts gemacht. – Gerlach, 9. 3. Ain verkerter mensch richtet hader an vnd ain… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon