-
21 word
n. woord; spraak; kort gesprek; belofte; bevel; slagwoord; wachtwoord; leuze; parool; inlichting--------v. formuleren; onder woorden brengen; zich uitdrukken; woorden kiezenword1[ wə:d]1 woord 〈 ook computer〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 (gesproken) uiting; 〈 meervoud〉 tekst, woorden 〈 van liedje〉3 (macht/wacht)woord ⇒ bevel♦voorbeelden:1 word of command • commando, bevelhave a word in someone's ear • iemand iets toefluisterenby word of mouth • mondelingput words in(to) someone's mouth • iemand woorden in de mond leggentake the words out of someone's mouth • iemand de woorden uit de mond halena man of few words • een man van weinig woorden(not) in so many words • (niet) met zoveel woordenright from the word go • vanaf het beginwords fail me • woorden schieten mij tekortsay the word • een seintje gevensay the word, and I'll leave • als je liever hebt dat ik wegga, hoef je het maar te zeggenhave a word to say • iets te zeggen hebbenwaste words • woorden verspillentake someone at his word • iemand aan zijn woord houdenbeyond words • niet in woorden uit te drukkenword for word • woord voor woord, woordelijktoo … for words • te … om waar te zijn/voor woordenthat is not the word for it • dat is het (juiste) woord niethave no words for something • ergens geen woorden voor hebbenin a/one word • kortom, in één woordin other words • met andere woordenput into words • onder woorden brengenI don't believe a word of it • ik geloof er niets vanhave a word with someone • iemand (even) sprekenword of honour • woord van eer, erewoordhe's as good as his word • wat hij belooft doet hijbreak one's word • zijn woord brekenI give you my word for it • ik verzeker het je op mijn erewoordgive/pledge one's word • zijn woord gevengo back on one's word • zijn woorden/belofte(n) terugnemenkeep one's word • (zijn) woord houdentake someone's word for it • iemand op zijn woord gelovenupon my word • op mijn (ere)woord(upon) my word! • mijn hemel!¶ a word in season • een woordje op zijn tijd, een raad op het juiste ogenblikeat one's words • zijn woorden inslikken, iets terugnemenI could not get a word in edgeways • ik kon er geen speld tussen krijgenweigh one's words • zijn woorden wegen1 nieuws ⇒ bericht, boodschap♦voorbeelden:the word got round that • het bericht deed de ronde datleave word that • bericht achterlaten datsend word of • berichtenword has it that • het gerucht gaat dat————————word2〈 werkwoord〉 -
22 at
anti tankenAT (anti-tank)at6 door ⇒ naar aanleiding van, als gevolg van, door middel van, via♦voorbeelden:at Christmas • met Kerstmisat the corner • op de hoekbake at 150° degrees centigrade • bakken bij een temperatuur van 150° Celsiusat dinner • bij het dinerat 20 miles an hour • met 20 mijl per uurat noon • 's middagscheap at 10 p. • goedkoop voor 10 penceI am still at school • ik zit nog op schoolat sea • op zeeat full speed • in volle vaartat that time • toen, in die tijdat forty • op veertigjarige leeftijdwe'll leave it at that • we zullen het daarbij latenthe president is hard to get at • het is moeilijk om de president te pakken te krijgensomebody has been at my things • iemand heeft in mijn spullen geneusd/gerommeldat work • aan het werkthey're at it again • ze zijn weer bezighe doesn't know what he's at • hij weet niet wat hij doet/wilhave men at one's command • het bevel voeren over mannenat a glance • met/in één oogopslag→ that that/ -
23 bidding
n. bod; gebod[ bidding]♦voorbeelden: -
24 court order
-
25 dictate
-
26 dictation
-
27 fiat
n. fiat, goedkeuring, besluit--------v. toestemming, machtiging, fiat; besluit, beslissing, bevel (uit latijns)[ fajæt, fie:-]3 bevel -
28 habeas corpus
-
29 kill
n. (het) doden; jacht; prooi; (computers-internet) een bevel dat op een nickserv niemand met dezelfde naam toelaat--------v. doden, vermoorden, vernielen; buiten werking stellen; verspillen; verijdelen; (in computers) een bevel annuleren, een bepaalde werking stoppen, één van meerdere aktiviteiten opheffenkill1[ kil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buit ⇒ vangst, (gedode) prooi♦voorbeelden:¶ be in at the kill • erbij zijn als de vos gedood wordt; 〈 figuurlijk〉 er (op het cruciale moment) bij zijn————————kill2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 kill with kindness • doodknuffelen, met (overdreven) vriendelijkheid overstelpen〈informeel; figuurlijk〉 kill oneself laughing/with laughter • zich een ongeluk/bult lachenkill off • afmaken, uit de weg ruimen, uitroeienbe killed • om het leven komen¶ dressed to kill • schitterend uitgedost zijn, er piekfijn uitzien -
30 orders are orders
-
31 prescript
adj. vast; opgetekend; genoteerd--------n. voorschrift; bevel[ prie:skript]1 voorschrift ⇒ bevel; wet, regel -
32 warrant
n. veronderstelling; rechtvaardiging; bevoegdheid; bevel, opdracht, order, arrestatiebevel; huiszoekingsbevel; garantie, waarborg, vergunning, machtiging--------v. rechtvaardig zijn, zich berechtvaardigen, vergunnen, toestaan, garanderen, belovenwarrant1[ worrənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 → warrant officer warrant officer/♦voorbeelden:a warrant is out against him • er loopt een aanhoudingsbevel tegen hem4 no warrant for • geen grond/reden tot————————warrant2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
33 as you were
(Militarisme) onofficieel bevel om door te gaan met waar iemand mee bezig is of om een verandering aan eerder bevel of opmerking aan te brengen -
34 defence of justification
de defensie van rechtvaardiging (vrijstelling van misdadige verantwoordelijkheid van iemand die een bevel opvolgt die hem verplicht wordt op te volgen en wiens bevel niet volgens de wet is) -
35 injunctive
adj. op uitdrukkelijk bevel; van gerechtelijk bevel -
36 interim order
tijdelijk bevel (tijdelijk bevel van gerechtshof tot verduidelijking van onderwerp) -
37 irrevocable order
onherroepelijk bevel (een bevel dat niet veranderd of geannuleerd kan worden) -
38 mandatory injunction
gerechtelijk bevel (bevel v.e. rechtbank om iets uit te voeren) -
39 order to shoot
n. bevel gegeven aan soldaten om te schieten, bevel om met wapen te schieten -
40 abandon
n. ongedwongenheid, vrijheid--------v. achterlaten, verwaarlozenabandon1[ əbændən] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————abandon2〈 werkwoord〉2 op/prijsgeven ⇒ afstand doen van♦voorbeelden:the order to abandon ship • het bevel het schip te verlatenabandon a subject • van een onderwerp afstappen
См. также в других словарях:
Bevel gear — Bevel gears are gears where the axes of the two shafts intersect and the tooth bearing faces of the gears themselves are conically shaped.Bevel gears are most often mounted on shafts that are 90 degrees apart, but can be designed to work at other … Wikipedia
Bevel — Bev el, a. 1. Having the slant of a bevel; slanting. [1913 Webster] 2. Hence: Morally distorted; not upright. [Poetic] [1913 Webster] I may be straight, though they themselves be bevel. Shak. [1913 Webster] {A bevel angle}, any angle other than… … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel wheel — Bevel Bev el, a. 1. Having the slant of a bevel; slanting. [1913 Webster] 2. Hence: Morally distorted; not upright. [Poetic] [1913 Webster] I may be straight, though they themselves be bevel. Shak. [1913 Webster] {A bevel angle}, any angle other… … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel — Bev el, n. [C. F. biveau, earlier buveau, Sp. baivel; of unknown origin. Cf. {Bevile}.] 1. Any angle other than a right angle; the angle which one surface makes with another when they are not at right angles; the slant or inclination of such… … The Collaborative International Dictionary of English
bevel square — Bevel Bev el, n. [C. F. biveau, earlier buveau, Sp. baivel; of unknown origin. Cf. {Bevile}.] 1. Any angle other than a right angle; the angle which one surface makes with another when they are not at right angles; the slant or inclination of… … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel — Bevel … Wikipédia en Français
bevel — ► NOUN 1) (in carpentry) a surface or edge which slopes away from a horizontal or vertical surface. 2) (also bevel square) a tool for marking angles in carpentry and stonework. ► VERB (bevelled, bevelling; US beveled, beveling) ▪ … English terms dictionary
Bevel — Bev el, v. i. To deviate or incline from an angle of 90[deg], as a surface; to slant. [1913 Webster] Their houses are very ill built, the walls bevel. Swift. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Bevel — Bev el, v. t. [imp. & p. p. {Beveled} (?) or {Bevelled}; p. pr. & vb. n. {Beveling} or {Bevelling}.] To cut to a bevel angle; to slope the edge or surface of. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
bevel — [bev′əl] n. [prob. < OFr * baivel, dim. < baif, gaping: see BAY2] 1. a tool consisting of a rule with a movable arm, used in measuring or marking angles and in fixing surfaces at an angle: also bevel square 2. an angle other than a right… … English World dictionary
Bevel gear — Bev el gear (Mech.) A kind of gear in which the two wheels working together lie in different planes, and have their teeth cut at right angles to the surfaces of two cones whose apices coincide with the point where the axes of the wheels would… … The Collaborative International Dictionary of English