-
1 Gang
Gang1〈m.; Gang(e)s, Gänge〉♦voorbeelden:seinen (alten, gewohnten) Gang gehen • zijn (gewone) gang(etje) gaanim Gang(e), in Gang sein • (a) werken, in werking zijn; 〈 (b) figuurlijk〉aan de gang zijn, gaande zijnetwas in Gang halten • iets aan de gang houdenin Gang kommen • op gang komeneinen schweren, bitteren Gang tun, gehen 〈 ook figuurlijk〉 • een zware, moeilijke tocht ondernemenauf meinem Gang zur Schule • op (mijn) weg naar schoolder Gang zum Verfassungsgericht • het zich wenden tot, het in beroep gaan bij het Constitutioneel Hof〈 figuurlijk〉 einen Gang zurückschalten • het kalmer aan doen, gas terugnemen8 toter Gang • dode, verloren gang————————Gang2〈m.; Gangs〉 〈 scheepvaart〉————————Gang3〈v.; Gang, Gangs〉 -
2 sein Wesen treiben
-
3 sein eigenes Süppchen kochen
alleen voor zichzelf zorgen, zijn eigen gang gaanWörterbuch Deutsch-Niederländisch > sein eigenes Süppchen kochen
-
4 im Fluss sein
im Fluss seinin ontwikkeling, aan de gang zijn -
5 Fluss
〈m.; Flusses, Flüsse〉2 〈 figuurlijk〉gang, (ver)loop♦voorbeelden:1 alle Flüsse laufen ins Meer • (a) alle wegen leiden naar Rome; (b) alle rivieren monden in zee uitüber einen Fluss setzen • een rivier overstekender Fluss der Rede • de woordenvloedder Fluss des Verkehrs • de verkeersstroomim Fluss sein • in ontwikkeling, aan de gang zijnein Gespräch in Fluss bringen • een gesprek op gang brengenin Fluss geraten, kommen • op gang, op dreef geraken, komen -
6 Schwung
〈m.; Schwung(e)s, Schwünge〉1 zwaai, draai ⇒ sprong, zwenk(ing)4 elan, vuur, enthousiasme ⇒ gloed, bezieling, fut♦voorbeelden:die Sache bekommt allmählich Schwung • er komt langzamerhand schot in de zaak〈 informeel〉 jemanden in Schwung bringen • iemand achter de vodden zitten, iemand aan het werk zetten〈 informeel〉 Schwung in eine Sache bringen, etwas in Schwung bringen • iets op gang brengen, vaart achter iets zettensein Geschäft in Schwung halten • ervoor zorgen dat de zaak goed looptder Sport hat ihn in Schwung gehalten • de sport heeft hem fit gehoudenin Schwung kommen, geraten • op gang komen, op dreef raken -
7 Zug
〈m.; Zug(e)s, Züge〉4 trek, tocht7 trek, lijn ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 gelaats-, karaktertrek8 discipline, orde9 dreef, gang♦voorbeelden:1 im falschen Zug sitzen • (a) in de verkeerde trein zitten; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 zich vergissender Zug ist abgefahren • (a) de trein is vertrokken; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 er valt niets meer aan te doendie Feuerwehr rückt mit vier Zügen aus • de brandweer rukt met vier colonnes uit3 der humanistische und der naturwissenschaftliche Zug des Gymnasiums • de alfa- en de bèta-afdeling van het gymnasiumim Zug sitzen, stehen • op de tocht zitten, staan〈 sport en spel〉 einige Züge rudern, schwimmen • een paar slagen roeien, zwemmendas Buch in einem Zug(e) durchlesen • het boek in één ruk, adem uitlezender Zug der Zeit • de trend, geest van de tijddie Brücke im Zuge der Straße • de brug in het verlengde van de straatim Zuge der Umstrukturierung • in het kader van de herstructureringin groben, großen Zügen • in grote lijnen〈 figuurlijk〉 im besten Zuge, gut im Zug sein • goed op dreef, gang zijn -
8 Schuss
〈m.; Schusses, Schüsse〉3 scheut(je) ⇒ dosis, portie4 vaart, snelheid♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 ein Schuss in den Ofen • een misser, fiasco〈informeel; figuurlijk〉 weit(ab) vom Schuss sein • buiten schot blijven, zijn〈 figuurlijk〉 nicht zum Schuss kommen • niet aan bod komen, geen kans krijgenCola mit Schuss • cola-tic〈 informeel〉 das hält mich in Schuss • dat houdt me bezig, daardoor blijf ik actief -
9 Tour
〈v.; Tour, Touren〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 jemanden auf Touren bringen • (a) iemand op dreef, gang brengen; (b) iemand kwaad maken〈 informeel〉 auf Tour gehen • een tocht ondernemen, gaan toerenauf vollen, höchsten Touren laufen 〈ook informeel; figuurlijk〉 • op volle toeren draaien, werken3 immer die alte, dieselbe Tour! • steeds weer dezelfde oude truc, het oude liedje!seine krummen Touren • zijn louche, slinkse zaakjes, strekendie Tour zieht bei mir nicht! • die vlieger gaat bij mij niet op! -
10 Wesen
Wesen〈o.; Wesens, Wesen〉3 aard, wezen ⇒ natuur, karakter♦voorbeelden:1 das höchste Wesen • het Opperwezen, Godes war kein menschliches Wesen zu sehen • er was geen levende ziel te bekennenein trotziges Wesen zeigen • koppigheid aan de dag leggen, koppig zijnseinem Wesen nach ist er freundlich • hij is vriendelijk van aardvon bezauberndem Wesen sein • charmant van aard zijn〈 figuurlijk〉 sein Wesen treiben • (a) lelijk tekeergaan, huishouden; (b) actief zijn, zijn gang gaan • (c) ravotten, herrie maken -
11 alt
〈 älter, (am) ältest(en)〉♦voorbeelden:1 alles geht seinen alten Gang • alles gaat zijn oude, gewone gangdie Alte Geschichte • de Oude Geschiedenis, geschiedenis van de Oudheid〈 informeel〉 der alte Meier • de oude Meier, Meier senioralte Meister • (schilderijen van) oude meestersdie alten Sprachen • de oude, klassieke talenauf, für seine alten Tage • op, voor zijn oude dager ist ganz der Alte • hij is helemaal de oude, niet veranderdalt an Jahren • oud van jaren, bedaagd〈 informeel〉 aus Alt Neu machen • van oud nieuw maken, het oude als nieuw herstellenes bleibt alles beim Alten • alles blijft bij het oude〈 economie〉 alt für neu • tegen dagwaarde, nieuwwaardeälter als seine Jahre sein • er ouder uitzien dan men isAlt und Jung • jong en oud, iedereen, ouden en jongen〈informeel; schertsend〉 alt wie Methusalem • zo oud als Methusalem, zeer oudin alten Zeiten • eertijdsetwas alt kaufen • iets tweedehands kopen -
12 Druck
Druck1〈m.; Druck(e)s, Drucke〉2 druk, het drukken♦voorbeelden:etwas in Druck geben • iets laten drukken————————Druck2〈m.; Druck(e)s, Drücke of Drucke〉♦voorbeelden: -
13 Flur
-
14 Süppchen
Süppchen〈o.; Süppchens, Süppchen〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 sein eigenes Süppchen kochen • alleen voor zichzelf zorgen, zijn eigen gang gaan -
15 Trab
〈m.; Trab(e)s〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 jemanden auf Trab bringen • iemand achter de broek, vodden zitten, aanporren〈 figuurlijk〉 auf Trab kommen • op dreef, gang komen〈informeel; figuurlijk〉 jemanden in Trab halten • iemand geen rust gunnen, bezighouden -
16 anspringen
anspringen1 aan-, opspringen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈haben/sein; turnen〉met een sprong beginnen, springen naar♦voorbeelden: -
17 einfahren
-
18 einlaufen
einlaufenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉1 binnenkomen, -lopen2 lopen, stromen in4 〈 vooral administratie〉binnen-, inkomen5 〈 sport en spel〉het speelveld betreden, opkomen6 〈 sport en spel〉ingaan, beginnen♦voorbeelden:II 〈overgankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden: -
19 spielen
spielenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉2 glinsteren, schitteren, schijnen4 gebruik maken (van), doen gelden♦voorbeelden:1 Ball spielen • ballen, met de bal spelenBillard spielen • biljartenDame spielen • dammenden Gastgeber spielen • als gastheer optreden, voor gastheer spelenKarten spielen • kaarteneine Schallplatte spielen • een plaat spelen, draaienein Spiel spielen • een spelletje doen, spelenden Unschuldigen spielen • de onschuldige uithangen〈informeel; figuurlijk〉 was wird hier gespielt? • wat is (er) hier aan de gang?3 ins Grüne spielen • naar groen, het groene zwemendie Phantasie, Fantasie spielen lassen • de fantasie de vrije loop laten♦voorbeelden:sich um sein Vermögen spielen • zijn vermogen verspelen -
20 starten
startenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:II 〈overgankelijk werkwoord; haben〉1 het startschot lossen (voor), het startsein geven (voor)
См. также в других словарях:
Gang — Gangart; Bummel; Spaziergang; Diele; Flur; Korridor; Durchgang * * * Gang [gaŋ], der; [e]s, Gänge [ gɛŋə]: 1. <ohne Plural> Art des Gehens: ein federnder, aufrechter Gang; sein Gang war schwerfällig; die Frau hatte einen schlep … Universal-Lexikon
Gang [2] — Gang, eine natürliche, mit Mineralstoffen ausgefüllte Gesteinsspalte, also der Gestalt nach plattenförmig und von zwei einander annähernd parallelen Flächen begrenzt. Die den Gang gegen das Nebengestein abgrenzenden Flächen heißen die Salbänder.… … Lexikon der gesamten Technik
Gang und gäbe sein — Die Wörter »gang« und »gäbe« sind Verbaladjektive zu »gehen« und »geben«. Sie bedeuten »Kurs oder Wert habend« (eigentlich »was gehen, umherlaufen kann«) und »im Umlauf befindlich« (eigentlich »was gegeben werden kann«) von Münzen und Waren.… … Universal-Lexikon
Gang of four (groupe) — Pour les articles homonymes, voir Gang of Four. Gang Of Four … Wikipédia en Français
Gang Of Four — Konzert in Bergen, Norwegen, 2007 Gründung 1977 Auflösung 1984 Genre Post Punk, New Wave … Deutsch Wikipedia
Gang Tian — (* 24. November 1958 in Nanjing) ist ein chinesischer Mathematiker, der sich mit Differentialgeometrie und Topologie beschäftigt. Gang Tian in Oberwolfach 2005 Inhaltsverzeichnis 1 Leben … Deutsch Wikipedia
Gang [1] — Gang (Korridor), Lauf oder Verbindungsgang, soll einen bequemen Zutritt zu den einzelnen Räumen oder Zimmern einer Wohnung u.s.w. bewirken. Er führt entweder längs einer Zimmerreihe hin und wird durch auf der andern Seite liegende Fenster hell… … Lexikon der gesamten Technik
gang und gäbe sein — gang und gäbe sein … Deutsch Wörterbuch
Gang, der — Der Gang, des es, plur. die Gänge, das Abstractum von dem Zeitworte gehen. I. Die Handlung des Gehens, oder der Veränderung des Ortes vermittelst der Füße; ohne Plural. 1. Eigentlich. Erhalte meinen Gang auf deinen Fußsteigen, Ps. 17, 5. Daß,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Gang nach Canossa — Heinrich bittet Mathilde und seinen Taufpaten Abt Hugo von Cluny um Vermittlung Als Gang nach Canossa bezeichnet man den Italienzug König Heinrichs IV. von Speyer nach Rom vom Dezember 1076. Er wollte dadurch die Vereinigung von Papst Gregor VII … Deutsch Wikipedia
Gang — 1. Den letzten Gang müssen wir alle gehen. Lat.: Calcanda semel via leti. (Horaz.) (Binder II, 395; Philippi, I, 68.) 2. Der1 gang vermag tausent gulden. – Franck, II, 33b; Simrock, 2997; Körte, 1741; Eiselein, 204. 1) Dieser, ein solcher Gang. – … Deutsches Sprichwörter-Lexikon