-
41 unlock
v. openen, ontgrendelen (slot)[ unlok]1 opengaan2 losgaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:unlock the truth • de waarheid onthullen -
42 déboîter
déboîter [deebwaatee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uit de kom schieten ⇒ uit het lid raken, ontwricht worden -
43 débrailler
débrailler (se) [deebraajee]〈 werkwoord〉2 onfatsoenlijk worden ⇒ de perken te buiten gaan, losslaan♦voorbeelden: -
44 décentraliser
décentraliser [deesãtraaliezee] -
45 lâcher le peloton
lâcher le peloton -
46 выходить из боя
v -
47 losbreken
1 [brekend losmaken, afscheiden] détacher1 [los worden] se détacher2 [zich uit gevangenschap bevrijden] s'évader3 [met geweld in beweging komen] se déchaîner♦voorbeelden:de hond is losgebroken • le chien s'est échappé -
48 ervan
♦voorbeelden:de helft ervan • half of it/them/thatde verbindingen die ervan afgeleid zijn • the combinations derived from itik ben ervan overtuigd/ ervan overtuigd dat • I am convinced of it/convinced thathij kan zich moeilijk ervan losmaken • he has trouble breaking free from italles wat men ervan maken kan • all one can make of ithoeveel hij ook ervan nam, … • no matter how much he took of it, …ik schrok ervan • it gave me a frightde mensen spraken ervan • people talked about itwat vind je ervan? • what do you think of it?de hele stad weet ervan • the whole town knows about itervan weggaan/scheiden • depart/divorceervan weten • know of it -
49 losbijten
1 [losmaken] chew/bite through♦voorbeelden: -
50 peloton
1 [leger] platoon♦voorbeelden: -
51 uitspannen
-
52 aufdrehen
-
53 aufmachen
aufmachenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Hand aufmachen • zijn hand (geopend) uitstekenmach die Ohren auf! • luister goed, let op!einen Bericht tendenziös aufmachen • in een verslag een tendentieuze voorstelling van zaken geven♦voorbeelden: -
54 auseinander
auseinander1 uit elkaar, uiteen ⇒ van elkaar (verwijderd)♦voorbeelden:1 auseinander brechen • uiteenvallen, uit elkaar vallenetwas auseinander brechen • iets in stukken breken〈 informeel〉 etwas auseinander bringen • iets van elkaar losmaken, scheidenetwas auseinander falten • iets uiteen-, openvouwensich auseinander falten • zich splitsen, uiteengaandie Gruppe ging auseinander • de groep ging uiteen, nam afscheidhier gehen unsere Wege auseinander • hier splitsen zich onze wegen〈 informeel〉 das Sofa geht auseinander • de sofa valt uit elkaar, gaat stukder Vorhang geht auseinander • het gordijn gaat open〈 informeel〉 die beiden sind auseinander (gegangen, gelaufen) • die twee zijn uit elkaar (gegaan), uiteen, van elkaar afdie Meinungen gehen stark auseinander • de meningen lopen sterk uiteeneine auseinander klaffende Wunde • een gapende wondihre Standpunkte klaffen weit auseinander • er gaapt een diepe kloof tussen hun standpunten, hun standpunten lopen sterk uiteendie Farbe ist auseinander gelaufen • de verf is uitgelopensich (mit jemandem) auseinander leben • (van iemand) vervreemdenetwas auseinander machen • 〈 (a) informeel〉iets uit elkaar nemen, demonteren; (b) iets open-, uiteenvouwen, openspreidendie Beine auseinander machen, spreizen • de benen spreidenetwas auseinander reißen • iets stuk-, kapotscheuren, iets aan flarden scheureneine Familie auseinander reißen • een gezin uiteenrukkenetwas auseinander rollen • iets uit(een)rollen, openrollen, -spreideneine Karte auseinander rollen • een kaart openrollensich auseinander rollen • zich uiteenrolleneinen Ausdruck auseinander schreiben • een uitdrukking los, in twee woorden schrijvenjemandem etwas auseinander setzen • iemand iets uiteenzetten, uitleggen, verklarensich (mit jemandem) auseinander setzen • (a) besprekingen voeren, van gedachten wisselen (met iemand); (b) (met iemand) in nadere discussie treden • 〈 (c) juridisch〉 (met iemand) tot een vergelijk komensich mit einer Sache auseinander setzen • zich intensief, kritisch met iets bezighoudenauseinander sprengen • 〈 figuurlijk〉uiteenvliegen, -stuivenetwas auseinander sprengen • iets doen uiteenspatten, opblazenDemonstranten auseinander sprengen • betogers uiteenjagen, -drijvenauseinander strebende Ansichten • uiteenlopende, van elkaar afwijkende meningenauseinander strebende Linien • divergerende, uiteenlopende lijnenauseinander strebende Wege • uiteenlopende wegenauseinander ziehen • uiteengaanetwas auseinander ziehen • iets uitrekken, opentrekkensich auseinander ziehen • (beginnen te) rekken, langer wordendie Spitzengruppe zieht sich auseinander • er vallen gaten in de kopgroep -
55 aushaken
aushaken♦voorbeelden:¶ es hakte bei mir aus • (a) ik begreep het niet meer; (b) ik raakte de draad kwijt • (c) mijn geduld was opII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
56 das Feld abhängen
-
57 das Haar aufmachen
-
58 entziehen
entziehen1 onttrekken, -nemen♦voorbeelden:jemandem das Vertrauen entziehen • het vertrouwen in iemand opzeggen1 zich bevrijden, losmaken van, uit♦voorbeelden: -
59 freimachen
freimachenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 sich von etwas, jemandem freimachen • zich van iets, iemand losmaken
См. также в других словарях:
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon