-
1 forge
n. smederij; haard; open haard--------v. versterken; ontwerpen; creëeren, maken, doen; produceren; vervalsenforge1[ fo:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————forge2♦voorbeelden:he forged into the lead • hij schoot naar de leidende positieII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 jet
n. straal(buis), gaspit; straalvliegtuig--------v. uitspuiten, spuiten; per straalvliegtuig gaan of vervoeren, stromenjet1[ dzjet]1 git————————jet2〈 jetted〉♦voorbeelden:1 spuiten ⇒ uitspuiten, uitwerpen♦voorbeelden:jet out • eruit spuiten -
3 shoot ahead
shoot ahead -
4 shoot
n. schoot, scheut; schietwedstrijd; jachtpartij; schietpartij; fotosessie; de hele zooi--------v. schieten; jagen; laten uitschieten; filmen; laten vallen op; uitzenden; zenden; snel voorbijgaanshoot1[ sjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (jonge) spruit ⇒ loot, scheut————————shoot27 plaatjes schieten ⇒ foto's nemen, filmen♦voorbeelden:2 shoot at/for • schieten op; 〈in het bijzonder Amerikaans-Engels; informeel, ook figuurlijk〉 (zich) richten op¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot ! • zeg op!, zeg het maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ schuiven 〈 grendel〉; 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 spuiten 〈 drugs〉♦voorbeelden: -
5 vorschießen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский