-
1 cynicism
n. cynische uitlating (sarkasme, minachtend)[ sinnissizm] -
2 выпуск
n1) gener. (школа, университет) lichting (bv.: daar zaten mijn klasgenoten uit het klasje lichting 1999-2000), aflevering (части сочинения или серии), uitlating, uitslag (продукции), produktie, uitgaaf, uitgave, uitgifte (денежных знаков, ценных бумаг и т.п.)2) construct. uitlaat -
3 выражение
ngener. dankbetuiging, expressie (чувств), uitdrukking, uitlating, zet, betoning, betuiging, bewoording, gezegde, term, uiting, zegswijs, zegswijze -
4 высказывание
ngener. gezegde, uitspraak, uitlating -
5 пропуск
n1) gener. gaping, leemte, omissie, toelatingsbewijs (документ), uitlating, weglating2) milit. vrijgeleide3) gram. afkapping (буквы, звука) -
6 outlet
n. oplossing; uitlaat; uitlating; stopkontakt (elektrisch)[ autlet] -
7 speech
n. spraak; toespraak; lezing; taal[ spie:tsj]1 speech ⇒ toespraak, rede(voering)4 rede♦voorbeelden:maiden speech • maidenspeech, redenaarsdebuuta set speech • een vooraf geprepareerde speechdeliver/give/make a speech • een toespraak houden, een speech afstekenreported speech • indirecte rede1 spraak(vermogen) ⇒ uiting, taal♦voorbeelden: -
8 utterance
n. uitdrukking, iets zeggen[ utrəns]♦voorbeelden:1 give utterance to • uiting/uitdrukking geven aan -
9 eliminative
adj. uitlating, wegwerking -
10 dire
dire1 [dier]〈m.〉♦voorbeelden:au(x) dire(s) de, selon le(s) dire(s) de • volgens————————dire2 [dier]4 opzeggen ⇒ voordragen, voorlezen♦voorbeelden:que veut dire cette phrase? • wat betekent deze zin?vouloir dire • bedoelenceci dit • na dit te hebben gezegden dire de belles • gekke dingen zeggenson visage me dit qc. • zijn gezicht komt me bekend vooron dit que • het gerucht doet de ronde datc'est moi qui vous le dis • dat verzeker ik uà qui le dites vous? • zeg dat wel!ne rien dire qui vaille • niets goeds voorspellenrien à dire, il n'y a pas à dire • daar valt niets tegen in te brengenc'est tout dire • daarmee is alles gezegdpour tout dire • in één woordtu l'as dit! • gelijk heb je!pour ainsi dire, autant dire • als het wareaussitôt dit que fait, aussitôt dit, aussitôt fait • zo gezegd zo gedaanvous avez beau dire • al je argumenten ten spijtc'est beaucoup dire • dat is overdrevenil ne croit pas si bien dire • hij weet niet hoe waar het isje vous l'avais bien dit • ik had je gewaarschuwdc'est bientôt, vite dit • dat is gemakkelijk gezegddites donc • zeg(cela) soit dit en passant • dit terzijdecela en dit long • dat zegt genoegpour mieux dire • beter nogdire pis que pendre de qn. • erg kwaad spreken over iemandproprement dit • eigenlijkvous m'en direz tant! • zit dat zó!, u kunt me nog meer vertellen!à vrai dire • eigenlijksoit dit entre nous • onder ons gezegdsans mot dire • in stiltecela va sans dire • dat spreekt vanzelfil ne sera pas dit que • ik zal niet dulden datc'est dire si • je ziet hoe(zeer)qui l'eût dit? • wie had dat gedacht?et dire que • en dan te bedenken daton dirait que • het lijkt wel of4 dire la messe • de mis zeggen, lezen1 bij, tot zichzelf zeggen, denken♦voorbeelden:1. mbewering, oordeel2. v1) zeggen2) bevelen3) besluiten4) denken, menen5) voordragen6) weergeven3. se direv1) bij/tot zichzelf zeggen3) zich noemen -
11 Auslassung
-
12 Deutlichkeit
Deutlichkeit〈v.; Deutlichkeit, Deutlichkeiten〉♦voorbeelden: -
13 Eindeutigkeit
-
14 Grobheit
Grobheit〈v.; Grobheit, Grobheiten〉1 grof-, onbeschoftheid ⇒ onbeschofte uitlating2 grofheid, grofte -
15 Primitivität
-
16 Protzerei
-
17 Rüdheit
-
18 Unkenruf
-
19 Verfänglichkeit
-
20 eine Äußerung persönlich nehmen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine Äußerung persönlich nehmen
Страницы
- 1
- 2