-
81 concealment
n. verschuiling; schuilplaats[ kənsie:lmənt]1 verschuiling ⇒ schuil/geheimhouding, verzwijging♦voorbeelden:1 stay in concealment • zich schuil/verborgen houden -
82 course
n. baan, weg; richting; cursus; portie; serie; laag--------v. loop, koers, gang; konijnenjachtcourse1[ ko:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 loop ⇒ (voort)gang, duur2 koers ⇒ richting, route3 manier ⇒ weg, (gedrags)lijn5 cyclus ⇒ reeks, serie♦voorbeelden:the river has changed its course • de rivier heeft zijn loop verlegdrun/take its course • zijn beloop hebben, (natuurlijk) verlopenyour illness must run its course • je zal het moeten uitziekenin the course of • in de loop vanin (the) course of time • op den duur, mettertijdoff course • uit de koerson course • op koers¶ of course • natuurlijk, vanzelfsprekend〈 verkorting van of course, informeel〉 course! • tuurlijk!, vanzelf!→ due due/————————course21 stromen ⇒ sijpelen, vloeienII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
83 distance
n. afstand; verte--------v. afstand bewaren, iem. op afstand houden[ distəns]2 (tijds)afstand ⇒ tijdsverloop, tijdruimte♦voorbeelden:keep one's distance • afstand bewarenkeep someone at a distance • iemand op (een) afstand houdenwithin walking distance • op loopafstandshe lived at quite a distance from her work • ze woonde vrij ver van haar werkin the distance • in de verteit's no distance at all • het is vlakbij→ middle middle/ -
84 either
adj. het een of het ander--------adv. ook; ook niet--------pron. dit of dat; het een of het andereither1[ ajðə] 〈 voornaamwoord〉2 beide(n) ⇒ alle twee, allebei♦voorbeelden:‘Sherry or hock?’ ‘Either’ • ‘Sherry of rijnwijn?’ ‘Maakt niet uit’————————either2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:she doesn't like apples, nor oranges either • ze lust geen appels en ook geen sinaasappelshe is hardworking and not unfriendly either • hij is een harde werker en bovendien niet onvriendelijk————————either3〈 determinator〉2 beide♦voorbeelden:2 in either case, either way • in beide gevallen, in elk gevalof either sex • van beiderlei kunneon either side • aan beide kanten————————either4〈voegwoord; met or〉1 of ⇒ ofwel, hetzij♦voorbeelden:she is either lazy or stupid • ze is (of) lui of domyou can either go or stay • je kunt weggaan of blijven -
85 exhort
-
86 imposition
n. oplegging; belasting; strafwerk; misleiding[ impəzisjn]2 (opgelegde) last ⇒ (zware) taak, druk♦voorbeelden:2 don't you think it an imposition to stay with them? • lijkt het je niet te veel gevraagd om bij ze te blijven logeren? -
87 jump
n. sprong; aanloop; huppel; spronglengte; korte reis; plotseling opschrikken--------v. springen; opschrikken; aanloop nemen; huppelen; even wegbrengen; weggaan, vluchten; met kracht pakken; eruit latenjump1[ dzjump] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by jumps • sprongsgewijze————————jump23 opspringen ⇒ opschrikken, een schok krijgen♦voorbeelden:he jumped at him • hij sprong op hem toejump for joy • opspringen/dansen van vreugdejump to one's feet • opspringen→ jump off jump off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jump rope • touwtje springen -
88 length
n. lengte; duur; eind; stuk ( van stof e.d.)[ leng(k)θ]3 (lichaams)lengte ⇒ grootte, gestalte♦voorbeelden:length of iron • staaf ijzer2 length of a book • omvang/dikte van een boek♦voorbeelden:1 the length of a rectangle • de lengte/lange zijde van een rechthoekthree centimetres in length • drie centimeter langgo to considerable/great lengths • erg z'n best doen, zich veel moeite getroostengo (to) all lengths/any length(s) • er alles voor over hebbenat some length • uitvoerig→ great great/1 〈 the〉gehele/volle lengte♦voorbeelden: -
89 long
adj. lang; langdurig; niet voor rede vatbaar (gevaar)--------adv. lang; langdurig; gedurende--------n. lange tijd; lang iets--------v. verlangen (naar); smachten; uitzien (naar); missenlong1[ long] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:before long • binnenkort, spoedighe won't stay for long • hij zal niet (voor) lang blijven————————long2〈bijvoeglijk naamwoord; longer [longgə], longest [longgist]〉 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉2 groot ⇒ meer dan, lang♦voorbeelden:long finger • middelvingerover the long haul • op lange termijntake a long look at something • iets lang/aandachtig bekijken/onderzoekenof long standing • al lang bestaand, van ouds gekendto cut a long story short • om kort te gaan, samengevatin the long term • op den duur, op de lange duur2 long dozen • groot dozijn, dertiencotton is in long supply • er is een ruime voorraad katoenhe stands a long chance • hij maakt weinig kanslong sale • verkoop à la hausse¶ the long arm of the law • de lange/machtige arm der wet〈 Brits-Engels〉 not by a long chalk • op geen stukken na, bijlange nietlong division • staartdelinglong drink • longdrinklong johns • lange onderbroekin the long run • uiteindelijklong shot • kansloos deelnemer; gok, waagstuk〈 Amerikaans-Engels〉 by a long shot • veruit, met gemaknot by a long shot • op geen stukken na, bijlange nietlong suit • fort, sterk puntlong in the tooth • lang in de mond, aftandstake a long view/take long views • dingen op de lange termijn bekijkenhave come a long way • van ver gekomen zijn, erg veranderd zijngo a long way (towards) • voordelig (in het gebruik) zijn, veel helpen, het ver schoppen£1 doesn't go a long way these days • met een pond kom je tegenwoordig niet ver meer————————long3〈 werkwoord〉————————long4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:all night long • de hele nachtthe promotion was long due • de promotie liet lang op zich wachtendon't be long • maak het kortas/so long as • zo lang, mitsno/not any longer • niet langer/meer〈 informeel〉 so long! • tot dan!, tot ziens!he's long about his work • hij doet lang over zijn werkbe long in doing something • lang over iets doen -
90 loose
adj. vrij; vrijgelaten; ontspannen; los; onverzorgd; onnauwkeurig--------adv. los, vrij--------v. losmaken, loslaten; afschieten; losgooienloose1[ loe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————loose2〈bijvoeglijk naamwoord; looser; looseness〉1 los ⇒ slap, open2 vrij ⇒ bevrijd, ongehinderd3 wijd ⇒ ruim, soepel♦voorbeelden:2 break/get loose • uitbreken, ontsnappencut loose • (met moeite) weggaan, zich losmaken; los/op gang komenlet loose • vrij laten, de vrije hand laten; ontketenena loose woman • een lichtzinnige vrouwhave a screw loose • ze zien vliegen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 hang/stay loose • kalm blijven, relaxen————————loose3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————loose4〈 bijwoord〉1 losjes -
91 mind
n. geest; verstand; hersenen; gedachte; herinneringsvermogen; opinie; wil--------v. er iets op tegen hebben; oppassen; letten op; voorzichtig zijn; er spijt van hebben; zich herinnerenmind1[ majnd]♦voorbeelden:speak one's mind • zijn mening zeggenin my mind • naar mijn meningbe in/of the same/one/a mind (on/about) • dezelfde mening toegedaan zijn (over)be in two minds (about) • het met zichzelf oneens zijn (omtrent)she is still of the same mind • zij is nog altijd dezelfde mening toegedaanto my mind • volgens mij2 nothing is further from my mind! • ik denk er niet aan!change one's mind • zich bedenkenmake up one's mind • tot een besluit komen2 verstand3 wil ⇒ lust, zin(nen)5 gevoel♦voorbeelden:have something on one's mind • iets op zijn hart hebbenwhat's on your mind? • waarover loop je te piekeren?drive someone out of his mind • iemand gek makenlose one's mind • gek wordenhave something in mind • iets van plan zijncross/enter one's mind • bij iemand opkomenget/put out of one's mind • uit zijn hoofd zettengive/put/set/turn one's mind to • zijn aandacht richten opread someone's mind • iemands gedachten lezenset one's mind to something • zich ergens op concentrerenit'll take my mind off things • het zal mij wat afleidenhis mind is on women • hij is met zijn gedachten bij de vrouwtjescast one's mind back (to) • terugblikken (op)come/spring to mind, come into one's mind • te binnen schietenkeep in mind • niet vergetenit slipped my mind • het is mij ontschotenwhom do you have in mind? • aan wie denk je?〈 informeel〉 it blew my mind • het verbijsterde me, ik stond er paf van————————mind2[ majnd]♦voorbeelden:→ mind out mind out/1 bezwaren hebben (tegen) ⇒ erop tegen zijn, zich storen aan♦voorbeelden:would you mind ringing? • zou je 's willen opbellen?would you mind? • zou je 't erg vinden?if you don't mind • als je er geen bezwaren tegen hebtI don't mind him • hij hindert me niet1 denken aan ⇒ bedenken, letten op2 zorgen voor ⇒ oppassen, bedienen♦voorbeelden:mind one's own business • zich met zijn eigen zaken bemoeiennever (you) mind • het gaat je niet aannever mind the expense • de kosten spelen geen rolnever mind what your father said • ongeacht wat je vader zei2 he couldn't walk, never mind run • hij kon niet lopen, laat staan rennen -
92 much
adj. veel; veel meer; heel veel; op grote schaal--------adv. veel; veel meer; heel veel; op grote schaal--------n. veel; heel veel; grote hoeveelheid; op grote schaalmuch11 veel♦voorbeelden:how much is it? • hoeveel is/kost het?the chapel is not much to look at • de kapel ziet er onooglijk uitit's not up to much • het stelt niet veel voorher contribution didn't amount to much • haar bijdrage was van weinig betekenisI thought as much • dat dacht ik alit was as much as I could do to … • ik had er mijn handen vol mee om …he's not much of a sportsman • hij is geen sportman, als sportman stelt hij niet veel voorso much for his high falutin' words • daarmee weten we wat we aan zijn mooie woorden hebbenwell, so much for that • dat was dan datit is too much for me • het is meer dan ik (ver)dragen kan————————much2〈bijwoord; more, most〉♦voorbeelden:he was much pleased with it • hij was er erg mee ingenomenas much as \\td2 million • wel/(maar) liefst 2 miljoen dollarhe didn't so much want to meet John as (to meet) John's sister • hij wilde niet zozeer John ontmoeten als (wel) Johns zustermuch as he would have liked to go • hoe graag hij ook was gegaanmuch to my surprise • tot mijn grote verrassing→ never never/————————much3〈determinator; more, most〉1 veel♦voorbeelden:not much use • niet erg bruikbaar¶ so much rubbish • allemaal/niets dan nonsens -
93 night
adj. nachtelijk--------n. nacht; duisternis[ najt]♦voorbeelden:spend the night with • overnachten bij, naar bed gaan metstay the night • blijven logeren/slapenwork nights • 's nachts werken, nachtdienst hebbennight after night • avond aan avondat/by night • 's nachts, 's avondsall night (long) • heel de avond/nacht (door)first night • première(avond)last night • gisteravond, vannacht¶ make a night of it • nachtbraken, doorhalen〈informeel; schertsend〉 night! • (wel)terusten! -
94 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
95 overnight
adj. 's nachts; tijdens de nacht; voor een nacht (in een hotel verblijven), overnacht--------adv. tijdens de nacht; tijdens de vooravondovernight1♦voorbeelden:————————overnight2〈 bijwoord〉1 de avond/nacht tevoren♦voorbeelden:travel overnight • 's nachts reizen -
96 pace
n. tempo; stap--------prep. verontschuldiging--------v. stappenpace1[ pees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pas ⇒ stap, schrede3 tempo ⇒ gang, tred♦voorbeelden:keep pace (with) • gelijke tred houden (met)stand/stay the pace • het tempo aanhouden/volhoudenat a slow pace • langzaamat a good pace • met een fe vaart¶ put someone through his paces • iemand uittesten/laten tonen wat hij kanshow (off) one's paces • laten zien wat men kan————————pace22 in de telgang gaan/lopen 〈 van paard〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 in de telgang doen gaan/lopen 〈 paard〉♦voorbeelden:————————pace3♦voorbeelden:1 pace Prof. M. I disagree • met alle respect voor prof. M., ik ben het niet met hem eens -
97 prop
n. stut, pijler, steunpilaar; rekwisiet (toneel)--------v. ondersteunen, stuttenprop1♦voorbeelden:————————prop2〈werkwoord; propped〉→ prop up prop up/ -
98 put
n. kogelwerpen--------v. plaatsen, leggen, zetten; stoppen; stellen; merkenput1[ poet] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → putt putt/————————put2♦voorbeelden:¶ stay put • blijven waar je bent, op zijn plaats blijven————————put32 → putt putt/♦voorbeelden:1 the ship put into the port • het schip voer/stevende de haven binnen〈 voornamelijk Brits-Engels〉 put (up)on someone • iemand last/ongemak bezorgen→ put about put about/, put back put back/, put down put down/, put in put in/, put out put out/, put over put over/, put to put to/, put up put up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 werpen ⇒ stoten, jagen7 uitdrukken ⇒ zeggen, stellen8 vertalen ⇒ overbrengen, omzetten♦voorbeelden:put an end to (one's life) • een eind maken (aan zijn leven)put a/one's finger to one's lips • de vinger voor de lippen/mond leggen 〈 als aanmaning tot zwijgen〉put one's hand on something • de hand leggen op ietsput an idea/thought into someone's head • iemand op een idee brengenput a knife between someone's ribs • iemand een mes tussen de ribben stekenput a match to something • iets aansteken/in brand stekenput money in(to) something • geld steken in ietsput pen to paper • pen op papier zettenput pressure (up)on • pressie uitoefenen opput a price on something • een prijskaartje hangen aanput one's signature to something • zijn handtekening plaatsen onder ietsput someone on the train • iemand op de trein zettenput a stop to something • een eind maken aan ietsput one's trust in • zijn vertrouwen stellen inthe death of his son put years on him • de dood van zijn zoon heeft hem ouder gemaaktput oneself into something • zich geheel/zijn beste krachten aan iets gevenput safety above cost • veiligheid boven kosten stellenput someone across the river • iemand overzettenput something before something else • iets prefereren/stellen boven iets andersput behind bars • achter de tralies zettenput something behind oneself • zich over iets heen zetten, met iets brekenput in order • in orde brengenput in an awkward position • in een moeilijk parket brengenput in(to) touch with • in contact brengen metput into circulation • in omloop brengenput into effect • ten uitvoer brengenput into power • aan de macht brengenput someone off his food • iemand de eetlust benemenput someone off his game • iemand van zijn spel afleidenput someone off learning • iemand de zin om te leren ontnemenput someone off smoking • iemand van het roken afbrengenput someone on antibiotics • iemand antibiotica voorschrijvenput someone on his guard • iemand waarschuwenput on the right track • op het goede spoor brengenput out of business • failliet doen gaan, ruïnerenput someone out of temper • iemand uit zijn humeur brengenput a Bill through Parliament • een wetsvoorstel door het parlement krijgenput one's children through university • zijn kinderen universitaire studies laten voltooienput the children to bed • de kinderen naar bed brengenput to death • ter dood brengenput a poem to music • een gedicht op muziek zettenput the children to school • de kinderen op school doenput one's son to a trade • voor zijn zoon een beroep vindenput oneself/someone to work • zich/iemand aan het werk zettenput to good use • goed gebruik maken vanput £100 towards the cost • £100 in de kosten bijdragen〈 informeel〉 put someone through it • iemand een zware test afnemen/zwaar op de proef stellenput to flight/rout • op de vlucht drijvenput someone to (great) inconvenience • iemand (veel) ongerief bezorgenput someone to trouble • iemand last/ongemak bezorgenput £1,000,000 on the taxes • de belastingen met £1.000.000 verhogenput a proposal before/to a meeting • een vergadering een voorstel voorleggenput someone onto someone • iemand aan iemand voorstellen/bij iemand introducerenhow shall I put it? • hoe zal ik het zeggento put it bluntly • om het (maar) ronduit/cru te zeggenbe hard put (to it) to do something • iets nauwelijks aankunnen, het erg moeilijk hebben om iets te doenput under • verdoven, onder narcose brengenput it/one/something across someone • het iemand flikken, iemand beetnemenI put it to him that he was wrong • ik hield het hem voor dat hij het verkeerd hadput oneself to it to do something • zich ertoe zetten iets te doen→ put about put about/, put across put across/, put ahead put ahead/, put aside put aside/, put away put away/, put back put back/, put behind put behind/, put by put by/, put down put down/, put forth put forth/, put forward put forward/, put in put in/, put off put off/, put on put on/, put out put out/, put over put over/, put through put through/, put to put to/, put together put together/, put up put up/ -
99 resolve
n. besluit, vastberadenheid--------v. oplossen; besluiten, beslissen; ophelderen; scheidenresolve1[ rizzolv]1 besluit ⇒ beslissing, voornemen♦voorbeelden:keep one's resolve • bij zijn beslissing blijven————————resolve21 een beslissing/besluit nemen ⇒ besluiten, zich voornemen3 zich oplossen ⇒ zich ontbinden, uiteenvallen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:7 that resolved us to … • dat deed ons besluiten om … -
100 sight
n. gezicht; blik; bezienswaardigheid; vizier; zicht; gezichtsveld; gezichtspunt--------v. in zicht/in het vizier krijgen; waarnemen, ziensight1[ sajt]1 (aan)blik ⇒ (uit)zicht, schouwspel, bezienswaardigheid5 mening♦voorbeelden:I cannot stand/bear the sight of him • ik kan hem niet luchten of zienkeep sight of • in het oog houden〈informeel; ironisch〉 what a sight you look/are! • wat zie je eruit!see the sights • de bezienswaardigheden bezoeken¶ raise/lower one's sights • meer/minder verwachtenyou are a sight for the gods/for sore eyes • je bent door de hemel gezonden2 gezicht ⇒ het zien, het gezien worden♦voorbeelden:2 〈 geldwezen〉 ten days after sight • (betaalbaar) tien dagen na zicht 〈 met betrekking tot wissels〉at the sight of • bij het zien vanat first sight • op het eerste gezichtplay music at sight • van het blad spelenat/on sight • op zichtknow someone by sight • iemand van gezicht kennenshoot on sight • schieten zonder waarschuwinggo out of sight • uit het gezicht verdwijnenkeep someone in sight • iemand in het oog houdenkeep in sight of • binnen het gezichtsveld blijven van〈 spreekwoord〉 out of sight, out of mind • uit het oog, uit het hartwe are (with)in sight of the end • het einde is in zichtout of my sight! • uit mijn ogen!stay/keep out of sight • blijf uit het gezicht¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 out of sight! • fantastisch!, te gek!second sight • helderziendheid————————sight2〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
Stay — may refer to:General* Stays (nautical), the heavy ropes, wires, or rods on sailing vessels that run from the masts to the hull * Guy wire, a metal wire used to support tall structures, such as radio masts * Bone (corsetry), one of the rigid parts … Wikipedia
stay — 1 vt stayed, stay·ing: to temporarily suspend or prevent by judicial or executive order may not grant an injunction to stay proceedings in a state court U.S. Code stay 2 n: a temporary suspension or injunction of an action or process by a usu.… … Law dictionary
Stay — Stay, n. [Cf. OF. estai, F. [ e]tai support, and E. stay a rope to support a mast.] 1. That which serves as a prop; a support. My only strength and stay. Milton. [1913 Webster] Trees serve as so many stays for their vines. Addison. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Stay — «Stay» Сингл Дэвида Гетта совместно с … Википедия
stay — Ⅰ. stay [1] ► VERB 1) remain in the same place. 2) remain in a specified state or position. 3) live somewhere temporarily as a visitor or guest. 4) Scottish & S. African live permanently. 5) stop, delay, or prevent. 6) … English terms dictionary
Stay — (st[=a]), v. t. [imp. & p. p. {Stayed} (st[=a]d) or {Staid} (st[=a]d); p. pr. & vb. n. {Staying}.] [OF. estayer, F. [ e]tayer to prop, fr. OF. estai, F. [ e]tai, a prop, probably fr. OD. stade, staeye, a prop, akin to E. stead; or cf. stay a rope … The Collaborative International Dictionary of English
stay — UK US /steɪ/ verb [I] ► to not move away or leave: stay for 2 days/2 weeks/2 years, etc. »They need an assistant who is willing to stay for six months. stay at work/home »We stayed at work until 10 pm. stay in/on sth »She will stay on the board… … Financial and business terms
Stay — (st[=a]), v. i. [[root]163. See {Stay} to hold up, prop.] 1. To remain; to continue in a place; to abide fixed for a space of time; to stop; to stand still. [1913 Webster] She would command the hasty sun to stay. Spenser. [1913 Webster] Stay, I… … The Collaborative International Dictionary of English
stay — stay1 [stā] n. [ME staie < OE stæg, akin to Du stag < IE * stāk , to stand, place < base * sta : see STAND] a heavy rope or cable, usually of wire, used as a brace or support, as for a mast of a ship; guy vt. to brace or support with a… … English World dictionary
Stay — puede referirse a: “Stay”, una canción de Nick Jonas The Administration del album Who I Am. “Stay, la canción de Pink Floyd, del año 1972, de su álbum Obscured by Clouds. “Stay”, clásico de Maurice Williams y sus covers (ejemplo el de Cyndi… … Wikipedia Español
stay in — To remain at home • • • Main Entry: ↑stay * * * ˌstay ˈin [intransitive] [present tense I/you/we/they stay in he/she/it stays in … Useful english dictionary