-
1 economics
economie -
2 Commodity futures
(economie) toekomstige artikelen (goederen waarop een verplichting staat ze te verkopen of te kopen volgens de toekomstige prijs) -
3 bond rating
(economie) kwalificatie van aandelen, het geven van score aan aandelen naar kwaliteit en hun veiligheid (o.h.a. tussen AAA - tot D - slecht) -
4 bracket creep
(economie) het langzaam bereiken van een hogere inkomensklasse als gevolg van loonsverhoging tengevolge van inflatie (niet-reële loonsverhoging) -
5 bubble economy
economie die een ongewone snelle en in meeste gevallen tijdelijke groei ondergaat -
6 frictional unemployment
(economie) frictiewerkloosheid, tijdelijke werkloosheid veroorzaakt door vervanging van arbeidskrachten (door verhuizing, verandering van beroep, enz.) -
7 front end load
(economie) van tevoren betaald tarief aan begin van transactie (op tijdstip van verkrijgen van verzekeringspolis, enz.) -
8 long term investment
(Economie) investering in aandelen voor een betrekkelijk lange tijdsperiode (over het algemeen langer dan een jaar) -
9 structural unemployment
(economie) structurele werkeloosheid, verhoging van aantal werkelozen door verandering in structuur en methode van werken (zoals: automatisering, verandering van verouderde productiemethoden) -
10 vertical merger
(economie) verticale samensmelting -
11 stock
adj. gewoon, vast--------n. voorraad; aandelen, waarde papieren; houtblok, (boerderij) dieren; moederstam--------v. in voorraad hebbenstock1[ stok]1 stok ⇒ stam, (boom)stronk4 steel5 blok6 familie ⇒ ras, geslacht1 voorraad ⇒ stock, inventaris2 bouillon4 〈 economie〉aandelen(bezit/portefeuille) ⇒ effecten, fonds5 〈Brits-Engels; economie〉overheids/staatspapier♦voorbeelden:1 stock in trade • voorhanden/beschikbare voorraad; kneep (van het vak), trucwhile stocks last • zolang de voorraad strektlay in stock • voorraad inslaantake stock • de inventaris opmakenin stock • in voorraadout of stock • niet in voorraad4 active stocks • actieve/druk verhandelde aandelenbuy/hold stock • aandelen kopen/bezittendeferred stock • uitgestelde aandelen, aandelen met uitgesteld dividend〈 Amerikaans-Engels〉 preferred stock • preferente/prioriteitsaandelen〈 figuurlijk〉 her stock is rising • haar ster gaat op/rijsttake stock in • aandelen kopen van; 〈 figuurlijk〉 zich interesseren voor; 〈 informeel〉vertrouwen, geloven, belang hechten aan1 afkomst ⇒ familie, komaf2 materiaal ⇒ materieel, grondstof♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————stock2♦voorbeelden:————————stock3♦voorbeelden:1 stock up on/with sugar • suiker inslaan/hamsterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 economy
n. economie; besparing[ ikkonnəmi] 〈meervoud: economies〉♦voorbeelden:2 political economy • economie, staathuishoudkunde1 〈 verkorting〉[economy class] -
13 limited
n. Amerikaans detailhandelketen gespecialiseerd in vrouwensportmode[ limmittid]♦voorbeelden: -
14 return
adj. terugkomst, terugkeer, opbrengst; rapport--------n. terug; teruggave; ruimte; verdiensten; vergoeding; (in computers) de Return-toets heet ook Enter--------v. teruggeven; verklarenreturn1[ rittə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 teruggave 〈 ook met betrekking tot belasting〉 ⇒ terugzending; 〈 bij uitbreiding ook〉 teruggezonden artikel♦voorbeelden:a good return on one's investments • een aardige winst op zijn investeringen¶ by return (of post) • per omgaande, per kerende postin return for • in ruil voor→ happy happy/————————return21 retour-♦voorbeelden:return fare • geld voor de terugreisreturn ticket • retour(tje)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:a return visit • een tegenbezoek————————return31 terugkeren ⇒ terugkomen, teruggaan♦voorbeelden:1 retourneren ⇒ terugbrengen, teruggeven6 kiezen ⇒ verkiezen, afvaardigen♦voorbeelden: -
15 aggregate
adj. totaal, aggregaat--------n. totaal; massa; mengsel, mengeling--------v. verenigen, in totaal bedragenaggregate1[ ægrigət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 totaal♦voorbeelden:1 in (the) aggregate • alles bij elkaar genomen, opgeteld————————aggregate21 totaal♦voorbeelden:〈 economie〉 aggregate demand • gezamenlijke/totale vraag————————aggregate3[ ægrigeet] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: aggregation〉 -
16 audit
n. accountantsonderzoek/controle--------v. boekhouden, het nazien van de boekhoudingaudit1[ o:dit] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————audit21 (de boeken/rekeningen) controleren -
17 microeconomics
n. micro-economie, tak in economie (die zich bezig houdt met winstgevendheid van krachten van begrensde en in onderwerpen betrekking hebbende op bepaalde afdeling, kleine bedrijven)[ - ekkənommiks, -ie:kə-] -
18 single
adj. enkel; eenpersoons-; alleenstaand; vrijgezel; ongetrouwd; voor één persoon (kamer, etc.); van vrijgezellen; gescheiden--------n. vrijgezel, ongehuwd; enkele reisje-kaartje; eenpersoons (kamer); "single" (kleine grammofoonplaat of disk); eenzaam, alleen--------v. uitkiezen, uitpikkensingle1[ singgl]5 〈 informeel〉bankbiljet van één dollar/pondII 〈 meervoud〉————————single2♦voorbeelden:single flower • enkelvoudige bloemII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 enig♦voorbeelden:2 in single file • in/op één rij, allemaal achter elkaarnot a single man helped • niet één man hielp¶ in single file • achter elkaar (in de rij), in ganzenmars -
19 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur -
20 unproductive
adj. onproduktief[ unprəduktiv]1 niet/weinig vruchtbaar ⇒ niets/weinig opleverend, onproductief 〈 ook economie〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
économie — [ ekɔnɔmi ] n. f. • 1546; yconomie 1370; de économe, d apr. le gr. oikonomia I ♦ 1 ♦ Vx Art de bien administrer une maison, de gérer les biens d un particulier (économie privée, domestique), ou de l État (économie publique, politique).⇒… … Encyclopédie Universelle
Economie — Économie Pour les articles homonymes, voir économie (homonymie). Un marché traditionnel est un espace où les acheteurs et les vendeurs se rencontrent … Wikipédia en Français
economie — ECONOMÍE, (2, 3) economii, s.f. 1. Ansamblul activităţilor umane desfăşurate în sfera producţiei, distribuţiei şi consumului bunurilor materiale şi serviciilor. ♦ Economie naţională = totalitatea activităţilor şi interdependenţelor economice la… … Dicționar Român
économie — ÉCONOMIE. s. f. L ordre, la règle qu on apporte dans la conduite d un ménage, dans la dépense d une maison. Avoir de l économie. Entendre l économie. Vivre avec économie, avec une grande économie. Vivre d économie. Il a de l économie dans sa… … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
économie — ÉCONOMIE: Toujours précédé de «ordre». Mène à la fortune. Citer l anecdote de Laffitte ramassant une épingle dans la cour du banquier Perrégaux … Dictionnaire des idées reçues
Économie — Pour les articles homonymes, voir économie (homonymie). L’économie (du grec ancien οἰκονομία / oikonomía : « administration d un foyer », créé à partir d οἶκος / oîkos : « maison », dans le sens de… … Wikipédia en Français
économie — (é ko no mie) s. f. 1° Bon ordre dans la conduite et l administration de tout établissement qui s alimente par la production et la consommation. • L économie est le jugement appliqué aux consommations, J. B. SAY. Traité, 1841, p. 455. • L… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ÉCONOMIE — s. f. Ordre, règle qu on apporte dans la conduite d un ménage, dans la dépense d une maison, dans l administration d un bien. Entendre l économie. On voit régner chez lui une économie admirable. L économie domestique. Il signifie plus… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
Economie — BLANQUI (Louis Auguste) Bio express : Théoricien socialiste et révolutionnaire français (1805 1881) «L économie politique est le code de l usure.» Source : Critique sociale Mot(s) clé(s) : Economie CAVOUR… … Dictionnaire des citations politiques
ÉCONOMIE — n. f. épargne dans la dépense. Avoir de l’économie. Vivre avec économie, avec une grande économie. Vivre d’économie. Une économie mal entendue. La plus stricte économie. Il n’y a pas de petites économies. Il s’emploie quelquefois au pluriel, et… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
ÉCONOMIE — Ce mot ne signifie dans l acception ordinaire que la manière d administrer son bien; elle est commune à un père de famille et à un surintendant des finances d un royaume. Les différentes sortes de gouvernement, les tracasseries de famille et… … Dictionnaire philosophique de Voltaire