-
81 wrok
♦voorbeelden:wrok koesteren • bear a grudgegeen wrok koesteren (jegens iemand) • bear no malice (against someone) -
82 bask
-
83 cherish
v. houden van; hopen dat; in je hart bewaren[ tsjerrisj]♦voorbeelden:a cherished possession • een dierbaar bezit -
84 foster
adj. als pleegkind opnemen; koesteren; aanmoedigen--------v. aanmoedigen, vooruit helpen; kweken, zorgen voor; in huis nemen; aannemen, opnemen, opgeven[ fostə] -
85 harbour
-
86 hug
n. omhelzing--------v. omhelzen; koesterenhug1[ hug] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————hug2〈werkwoord; hugged〉1 omarmen ⇒ omhelzen, tegen zich aandrukken2 koesteren ⇒ (zich) vasthouden/vastklampen aan♦voorbeelden:3 hug the shore • dicht bij/onder de kust blijven¶ hug oneself (for/on/over) • met zichzelf ingenomen zijn (vanwege/om) -
87 nurture
-
88 bearing a grudge
een wrok koesteren (vijandschap koesteren, wraakgevoelens) -
89 bercer
bercer [bersee]3 verzachten ⇒ kalmeren, sussen♦voorbeelden:1. v1) wiegen2) paaien, misleiden3) verzachten, kalmeren2. se bercer (de)v -
90 couver
couver [koevee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 koesteren ⇒ vertroetelen, in de watten leggen♦voorbeelden:2 enfant couvé • troetelkind, moederskindjev1) broeien, smeulen2) (uit)broeden3) koesteren, vertroetelen4) beramen, zinnen (op) -
91 grollen
-
92 hegen
-
93 nähren
nährenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 sie nährt ihr Kind selbst • zij voedt, zoogt haar kind zelf2 das Land nährt seine Bewohner kärglich • dat land biedt zijn bewoners geen al te beste levensvoorwaarden♦voorbeelden:2 sich durch, mit, von seiner Hände Arbeit nähren • met het werk van zijn handen in zijn levensonderhoud voorzien -
94 sonnen
-
95 illusie
-
96 сомневаться
twijfelen, betwijfelen, twijfels koesteren -
97 баловать
-
98 бояться
v1) gener. bang, ontzien, schuwen, vrezen, bang zijn voor, benauwd zijn voor (чего-л.), beschroomd zijn, bevreesd zijn voor, duchten, een afschrik hebben (van-êîãî-ô., ÷åãî-ô.), in zijn rikketik zitten, schromen, tegen (iets) opzien (чего-л.), versagen, voogdijschap (iem.) vrezen (кого-л.), voor (iets) beducht zijn (чего-л.), vrees koesteren, vrezen voor (кого-л., чего-л.), zich bezwaard maken over (iets) (чего-л.), zijn hart vasthouden2) colloq. 'em knijpen, piepzak zitten -
99 греть
vgener. koesteren, warmen -
100 греться
vgener. zich koesteren, zich warmen, zich zonnen
См. также в других словарях:
Schlange — Eine Schlange am Busen nähren (wärmen, erziehen): jemandem Gutes tun, den man für seinen Freund hält, der sich aber später als undankbar und verräterisch erweist, jemandem zu Unrecht vertrauen, am scheinbar besten Freund den gefährlichsten Feind… … Das Wörterbuch der Idiome