-
1 knarsen
knarsen, knersen1 crunch♦voorbeelden:1 de deur knarst in haar scharnieren • the door creaks/squeaks on its hingeshet grind knarste onder onze voeten • the gravel crunched under our feetmet de tanden knarsen • grind one's teeth -
2 knarsen
1 grincer♦voorbeelden: -
3 knarsen
-
4 knarsen
knirschen -
5 knarsen
v. grit, grind -
6 knarsen
ww -
7 knarsen
1) gnissla2) slipa3) mala4) knaka -
8 knarsen
grincer -
9 met de tanden knarsen
met de tanden knarsen -
10 met de tanden knarsen
met de tanden knarsenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met de tanden knarsen
-
11 op de tanden knarsen
гл.общ. скрежетать зубами -
12 grate
n. haard; rooster (voor het houden van kolen)--------v. krabbelen; verkruimelen; knarsen; irriteren; raspengrate1[ greet] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 haard————————grate21 knarsen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 raspen♦voorbeelden: -
13 creak
n. gekraak, geknars--------v. kraken, knarsen, piepencreak1[ krie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geknars ⇒ gekners, gekraak————————creak2〈 werkwoord〉1 knarsen ⇒ knersen, kraken -
14 grind
n. zwaar werk; erosie; het vermalen--------v. ploeteren; knarsen, schuren; verbrijzelen, vermalengrind1[ grajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geknars ⇒ schurend/knarsend geluid♦voorbeelden:be on the grind • ingespannen bezig zijn————————grind2♦voorbeelden:1 knarsen ⇒ schuren, krassen♦voorbeelden:3 slijpen♦voorbeelden:grinding poverty • schrijnende armoedepeople ground down by taxes/tyranny • mensen verpletterd onder de belastingdruk/onderdrukt door tirannie -
15 grit
n. gravel; zand; lef, durf; uithoudingsvermogen--------v. knarsen (van tanden)grit1[ grit] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————grit2〈 gritted〉1 knarsen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 squeak
n. (ge)piep, geknars--------v. piepen, knarsensqueak1[ skwie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————squeak21 piepen ⇒ knarsen, gilletjes slaken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (laten/doen) piepen ⇒ schril uitroepen -
17 craquer
craquer [kraakee]2 knappen ⇒ scheuren, openbarsten3 dreigen te mislukken ⇒ op instorten staan, wankelen, kraken♦voorbeelden:il a craqué • hij is ingestortII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen scheuren ⇒ doen knappen, kapotmaken♦voorbeelden:craquer sa veste • uit zijn jasje scheurenv1) kraken, knarsen2) scheuren4) toegeven5) kicken (op)7) aanstrijken [lucifer] -
18 crier
crier [krie.ee]1 schreeuwen ⇒ gillen, roepen3 piepen ⇒ knarsen, kraken, krassen6 luidkeels verkondigen ⇒ zich luidkeels beklagen (over), luidkeels protesteren (tegen)♦voorbeelden:crier comme un sourd • hard schreeuwencrier comme un putois, un veau • schreeuwen als een oordeel, als een gekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ roepen, roepen om4 uitventen ⇒ venten met, omroepen♦voorbeelden:crier vengeance • om wraak schreeuwen, roepenv1) schreeuwen, roepen (om)3) piepen, knarsen4) vloeken [kleuren]5) kraaien, huilen8) uitventen -
19 crisser
-
20 grincer
grincer [grẽsee]〈 werkwoord〉1 knarsen ⇒ piepen, kraken, snerpen♦voorbeelden:cela me fait grincer des dents • dat gaat me door merg en beenvknarsen, piepen, kraken
См. также в других словарях:
knirschen — Vsw std. (14. Jh.), mhd. zerknürsen zerquetschen , spmhd. knirsunge, mndd. knirsen, knarsen, knersen Stammwort. Ähnliche Lautmalereien sind nndl. knarsen, knersen, knarsetanden mit den Zähnen knirschen , sowie auf einfacherer Grundlage knirren… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Gnash — Gnash, v. t. [imp. & p. p. {Gnashed}; p. pr. & vb. n. {Gnashing}.] [OE. gnasten, gnaisten, cf. Icel. gnastan a gnashing, gn?sta to gnash, Dan.knaske, Sw. gnissla, D. knarsen, G. knirschen.] To strike together, as in anger or pain; as, to gnash… … The Collaborative International Dictionary of English
Gnashed — Gnash Gnash, v. t. [imp. & p. p. {Gnashed}; p. pr. & vb. n. {Gnashing}.] [OE. gnasten, gnaisten, cf. Icel. gnastan a gnashing, gn?sta to gnash, Dan.knaske, Sw. gnissla, D. knarsen, G. knirschen.] To strike together, as in anger or pain; as, to… … The Collaborative International Dictionary of English
Gnashing — Gnash Gnash, v. t. [imp. & p. p. {Gnashed}; p. pr. & vb. n. {Gnashing}.] [OE. gnasten, gnaisten, cf. Icel. gnastan a gnashing, gn?sta to gnash, Dan.knaske, Sw. gnissla, D. knarsen, G. knirschen.] To strike together, as in anger or pain; as, to… … The Collaborative International Dictionary of English
knarzen — Vsw per. Wortschatz reg. (16. Jh.), fnhd. knarsen Stammwort. Lautmalende Abwandlung von knarren (mit dem bei solchen Verben häufigen Suffix z [en], vgl. ächzen u.ä.). deutsch d … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache