-
1 fill up
invullen; dichtenfill up1 zich vullen ⇒ vollopen, dichtslibbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dempen♦voorbeelden:1 fill'em up again! • nog een rondje!fill her up! • gooi 'm maar vol! -
2 to fill out
invullenopvullen -
3 fill in
n. invullen (formulier); kurk, plaatsvervanger--------invullen, beantwoorden, toevoegen van informatie (formulier, aanvraagformulier)fill inII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 passeren♦voorbeelden: -
4 fill out
-
5 fill
n. vulling, hele portie; verzadiging, overvloed--------v. vullen; invullen; verzadigd zijn; vullen (gaatje in tand); uitvoeren; antwoorden op; volmakenfill1[ fil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vulling ⇒ hele portie, volle maat♦voorbeelden:eat one's fill • zich rond eten————————fill21 zich vullen ⇒ vol worden/raken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervullen ⇒ bezetten, bekleden4 invullen♦voorbeelden:laughter filled the room • de kamer vulde zich met gelachthat fills me with pleasure • dat doet me deugdfill a vacancy • een vacature bezettenfill a prescription • een doktersrecept klaarmaken -
6 application
n. verzoek; aanvraag; toepassing, applikatie (ook in computers); applikatie, een computer programma bestemd om bepaalde taken uit te voeren (computers); volharding[ æplikkeesjn]3 middeltje ⇒ papje, zalfje♦voorbeelden:put in an application for • solliciteren naar1 toepassing ⇒ gebruik, aanwending4 ijver ⇒ vlijt, toewijding♦voorbeelden: -
7 complete
adj. compleet, volledig--------v. voltooien; besluiten, aanvullencomplete1[ kəmplie:t] 〈bijvoeglijk naamwoord; completeness〉1 compleet ⇒ volkomen, totaal2 klaar ⇒ afgerond, voltooid♦voorbeelden:a complete surprise • een volslagen verrassing————————complete2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:the work is not completed yet • het werk is nog niet af -
8 fill in an outline
-
9 fill in/out a form
fill in/out a form -
10 fill out the application first
-
11 form
n. vorm; figuur; gewoonte; formulier (ook in computers); konditie; geestesgesteldheid; klas; ceremonie; gedrag; order; regeling; pasvorm; (in computers) formulier--------v. maken, vormen; ontwerpen; scheppen; redden, halen; voorbereidenform1[ fo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (verschijnings)vorm ⇒ gedaante, silhouet2 vorm ⇒ soort, systeem3 vorm(geving) ⇒ opzet, presentatiewijze7 manier ⇒ wijze, vorm♦voorbeelden:cursing is bad form • vloeken is onbehoorlijktrue to form • geheel in stijl, zoals gebruikelijk6 in form • in vorm/goede conditiebe on form, be in great form • goed op dreef zijn————————form21 zich vormen ⇒ verschijnen, zich ontwikkelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vormen ⇒ modelleren, vorm geven♦voorbeelden:form an example to someone • iemand tot voorbeeld dienen/zijnform an opinion • zich een oordeel vormenform (a) part of • deel uitmaken van -
12 ink in a drawing
ink in a drawing -
13 ink
n. inkt--------v. met inkt onderstrepen; met inkt besmerenink1[ ingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ink2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:ink something out • iets met inkt onzichtbaar maken -
14 make out
begrijpen; schrijven (cheque e.d.); zienmake out1 klaarspelen ⇒ het maken, zich redden3 vrijen♦voorbeelden:1 the European industry is not making out as bad as everybody says • met de Europese industrie gaat het niet zo slecht als iedereen zegt2 how are you making out with Leila? • hoe gaat het tussen jou en Leila?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitschrijven ⇒ opmaken, invullen5 begrijpen ⇒ snappen, hoogte krijgen van♦voorbeelden:1 make out a cheque to/in favour of • een cheque uitschrijven op naam van/ten gunste vanhe made out that … • hij beweerde dat …I can't make out this message • ik snap dit bericht nietwe couldn't make out if/whether they wanted to move or not • we konden er niet achter komen/wisten niet of ze nu wilden verhuizen of niet¶ how do you make that out? • hoe kom je daar bij? -
15 mark in
mark in1 invullen ⇒ aan/bijtekenen, toevoegen -
16 plot
n. intrige, plot; inhoud van een verhaal; ; plattegrond; stuk grond, terrein, perceel--------v. beschuldigen; plotten; (tabel) invullen, schetsenplot1[ plot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stuk(je)/lap(je) grond ⇒ perceel————————plot2〈 plotted〉1 samenzweren ⇒ intrigeren, plannen/een complot smedenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
17 write a form
-
18 write
v. schrijven; opschrijven; op schrift stellen, componeren♦voorbeelden:write a form • een formulier invullenwrite a legible hand • een leesbaar handschrift hebbenwrite one's thoughts • zijn gedachten opschrijvena wall written all over • een volgeschreven muurwrite back • terugschrijven, antwoordenwrite about/on a subject • over een onderwerp schrijvenwrite away for • over de post bestellenenvy was written all over his face • de jaloezie stond hem op het gezicht te lezen→ write down write down/, write in write in/, write off write off/, write out write out/, write up write up/ -
19 Tetris
n. tetris (computerspel waarbij de speler leegten moet invullen in rijen door toevoeging van juiste vormen, gespeeld door meerdere spelers) -
20 fill out a form
formulier invullen
- 1
- 2