-
21 chime in
chime in♦voorbeelden: -
22 deputize
-
23 set in
intreden (jaargetijde, reactie), invallen (duisternis)set in♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
24 doublage
doublage [doeblaazĵ]〈m.〉2 nasynchronisatie ⇒ (het) indubben, inspreken4 voering ⇒ bekleding, stofferingm3) (het) invallen [acteur]4) voering, stoffering -
25 échapper
échapper [eesĵaapee]1 ontsnappen (aan) ⇒ ontvluchten, ontkomen (aan)♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk〉 il lui échappa un cri • hij, zij zuchtte, kreunde (onwillekeurig)cela m' a échappé • dat is me ontgaanil n'y a pas moyen d'y échapper • we kunnen er niet onderuitéchapper à la règle • een uitzondering vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ l'échapper belle • er goed, heelhuids van afkomen2 ontsnappen 〈 van gas, stoom, zucht〉 ⇒ stromen, lopen (uit) 〈 van bloed, tranen〉 ⇒ komen (uit) 〈 van klank, geluid〉 ⇒ losgaan 〈 van steken〉♦voorbeelden:2 〈 onpersoonlijk〉 il s'échappait de la cuisine une odeur agréable • er kwam een heerlijke geur uit de keuken1. v2) ontglippen [woord]4) niet invallen [woord]5) opraken [geduld]2. s'échapperv1) ontsnappen3) vervliegen, in rook opgaan -
26 remplacer
-
27 вступать
v1) gener. aanknopen, bestijgen (на престол), betreden, ingaan, intreden, intrekken, aanvaarden (в должность), begaan (на путь и т.п.), binnentreden, inkomen, instappen, instijgen, treden2) milit. inrukken3) mus. invallen -
28 вторгаться
v1) gener. dringen, indringen, invallen (в страну), binnendringen, binnenstormen, inbreken2) navy. binnenvallen -
29 заваливаться
vgener. invallen -
30 заменять
vgener. waarnemen, afwisselen, invallen, substitueren, vervangen -
31 занимать место
vgener. (чьё-л.) invallen, de plaats innemen, ruimte beslaan -
32 наступать
v1) gener. betreden (на что-л.), gloren (об утре), intreden, invallen, oprukken, verschijnen, aanbreken (о времени), aantijgen, beginnen, in aantocht zijn, inzetten (о временах года), krieken (о дне), op (iem.) losgaan (на кого-л.), op komst zijn -
33 начинаться
vgener. aanbreken, aangaan, aanvangen, beginnen, ingaan, inzetten, ontspringen, aan de gang zijn, een aanvang nemen, invallen (о погоде, времени), zich ontspinnen -
34 обваливаться
vgener. invallen, inzakken, afkalven, inbreken, ineenzakken, instorten, verzakken -
35 обрушиваться
vgener. inbreken, afkalven, afstormen (op-íà), ineenstorten, ineenzakken, instorten, invallen -
36 падать
v1) gener. afvallen, afzijgen, dalen, invallen (внутрь-о свете), kieperen, patsen, schieten, smakken, vallen, verschieten (о звёздах), zinken, afslaan, neerdalen, neergaan, neerstorten, neerzinken, omslaan, omstorten, omvallen, onderuit gaan (на землю), ontrollen, ontzinken, rollen, teruglopen (о ценах), vervallen (о силах), verzakken2) liter. over stag gaan4) rude.expr. mieteren -
37 приходить в голову
vgener. opkomen (In zo’n geval schrijf je meestal het eerste op, wat in je opkomt. -  òàêèõ ñôó÷ààõ ïèêóò îáû÷íî ïåðâîå,÷òî ïðèäåò â ãîôîâó), invallen, te binnen schietenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > приходить в голову
-
38 attack
n. aanval (v.e. leger); aanval (hartaanval); inval--------v. aanvallen; invallenattack1[ ətæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanpak♦voorbeelden:be under attack • aangevallen worden————————attack2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
39 cave in
-
40 chime in with
overeenstemmen met; instemmen metchime in withinvallen/tussenbeide komen met 〈 opmerking〉————————chime in with
См. также в других словарях:
einfallen — memorieren; in den Sinn kommen; erinnern; herunterfallen; herunterstürzen; stürzen; verringern; sinken; herabfallen; abfallen; (sich) neigen; (si … Universal-Lexikon
fallen — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
ausfallend — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
befallen — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
gefallen — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
Fall — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
falls — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
Falle — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
fällen — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
fällig — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch
Fallreep — fallen: Das altgerm. Verb mhd. vallen, ahd. fallan, niederl. vallen, engl. to fall, schwed. falla ist verwandt mit armen. p ul »Einsturz« und der balt. Sippe von lit. pùlti »fallen«. – Wichtige Präfixbildungen und Zusammensetzungen mit »fallen«… … Das Herkunftswörterbuch