-
1 break into
inbreken in -
2 break in
inbreken; interrumperen; africhten; inlopen (schoenen)break in2 inbreken♦voorbeelden:1 break in on/upon • interrumperen, verstorenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 breaking into
inbreken,inbraak -
4 burgle
v. stelen,afpakken1 inbreken (in) ⇒ inbraak plegen (bij), stelen (bij)♦voorbeelden:1 burgle a house/someone • in een huis/bij iemand inbreken -
5 break
n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document--------v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflastenbreak1[ breek]♦voorbeelden:there was a break in the weather • het weer sloeg omwithout a break • onophoudelijk, zonder te stoppen4 bad break • pech, tegenvallerlucky break • geluk, meevallergive someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen→ clean clean/♦voorbeelden:2 break of day • dageraad, ochtendgloren————————break23 pauzeren♦voorbeelden:his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keelthe box broke open • de doos barstte open2 break free/loose • ontsnappen, losbreken4 the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooienbreak into a gallop • plotseling gaan galopperenbreak forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉break into a tenner • een briefje van tien aanbrekenthis extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden opbreak over • overheen golven, overheen spoelen→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 break a blow • een klap opvangen/brekenbreak camp • het kamp opbrekenbreak cover • uit de schuilplaats komenbreak someone of a habit • iemand een gewoonte aflerenbreak the law • de wet overtreden/brekenbreak a path/way • een weg banenbreak prison/jail • uitbrekenbreak a record • een record verbeteren/brekenbreak a strike • een staking breken -
6 burglarize
-
7 burgle a house/someone
burgle a house/someonein een huis/bij iemand inbreken -
8 crack a crib
een kraak zetten, inbreken -
9 crib
n. wieg, babybed; trog; krat; kopie; diefstal; vertaling--------v. spieken, afkijken, jatten, overschrijvencrib1[ krib]2 krib ⇒ voederbak, ruif5 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉afgekeken antwoord/oplossing ⇒ spiekwerk, plagiaat♦voorbeelden:————————crib2〈 informeel〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 force
n. (strijd)kracht, geweld; sterkte; legersterkte; dwang--------v. dwingen, noodzaken; onder dwang; eruit persen; inbreken, doorbrekenforce1[ fo:s]1 macht ⇒ krijgsmacht, leger2 ploeg ⇒ groep, personeel♦voorbeelden:1 kracht ⇒ geweld, macht♦voorbeelden:by force of circumstances • door omstandigheden gedwongenthe forces of evil • kwade krachtenthe force of gravity • de zwaartekrachtthe force of his words • de overtuigingskracht van zijn woordena powerful force in local politics • een invloedrijke persoon in de plaatselijke politiekjoin forces (with) • de krachten bundelen (met)the machine was put in force • de machine werd in werking gesteldby force • met geweldby force of • door middel vanby/from/out of force of habit • uit gewoonte2 werkelijke betekenis ⇒ werkelijk effect, belang♦voorbeelden:2 the force of this poem is hard to grasp • de precieze betekenis van dit gedicht is moeilijk te vattenIV 〈meervoud; Forces; the〉1 strijdkrachten ⇒ strijdmacht, krijgsmacht♦voorbeelden:————————force2〈 werkwoord〉1 dwingen ⇒ (door)drijven, forceren2 forceren ⇒ open/doorbreken♦voorbeelden:force a smile/one's voice • een glimlach/zijn stem forcerenforce one's will on someone • iemand zijn wil opleggenforce along • meesleurenforce back • terugdrijvenforce something down • iets met moeite binnenkrijgenforce a plane down • een vliegtuig dwingen tot landenforce it out • het met moeite uitbrengenGovernment will force the prices up • de regering zal de prijzen opdrijvenhe wants to force his ideas down our throats • hij wil zijn ideeën met geweld aan ons opdringenforce something from/out of someone • iets van iemand afdwingenforce something on/upon someone • iemand iets opdringen -
11 he was observed to break in/observed breaking in
he was observed to break in/observed breaking inEnglish-Dutch dictionary > he was observed to break in/observed breaking in
-
12 incursion
-
13 intrude
v. storen; binnenvallen; inbreken; opzijdrukken; doordringen; onbevoegde toegang[ introe:d]2 zich opdringen ⇒ ongelegen komen, storen♦voorbeelden:2 let's not intrude on/upon his time any longer • laten wij niet langer onnodig beslag leggen op zijn tijdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 binnendringen ⇒ indringen, opdringen2 opdringen ⇒ lastig vallen, storen -
14 launch
n. motorbarkas, motorsloep; tewaterlating; het lanceren--------v. te water laten, ken; overbruggen; versturen; aanvangen; openen met; (in computers) laten lopen, projekteren; in werking stellen; inwijden; uitbarsten; binnendringen; inbrekenlaunch1[ lo:ntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————launch21 〈vaak +out〉(energiek) iets (nieuws) beginnen/aanvatten ⇒ uitpakken/weiden, losbarsten♦voorbeelden:launch into • zich storten/zich werpen opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lanceren ⇒ afvuren, (weg)werpen/slingeren/smijten2 lanceren ⇒ uitbrengen, de wereld insturen4 op gang brengen ⇒ (doen) beginnen, op touw zetten♦voorbeelden: -
15 observe
v. observeren; opletten; oppassen; uitvoeren; nauwkeurig nagaan; aanmerken[ əbzə:v]♦voorbeelden:4 he was observed to break in/observed breaking in • hij werd gezien terwijl hij aan het inbreken was -
16 prise
v. inbreken; met geweld openmakenprise1————————prise2 -
17 picking locks
het inbreken v.e. (deur)slot (sloten openen zonder sleutel)
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский