-
1 bundle
bundel -
2 packet of bills
bundel van biljetten -
3 tuft of roots
bundel/groepje wortels (van dezelfde grootte) -
4 beam power valve
bundel-eindtetrode -
5 beam tetrode tube
bundel-eindtetrode -
6 beam tetrode valve
bundel-eindtetrode -
7 sheaf
-
8 Matilda
[ mətildə] 〈 Australisch-Engels〉♦voorbeelden:¶ walk/waltz Matilda • met zijn zak/bundel rondzwerven/reizen -
9 bundle
n. bundel; organisatie--------v. samenbinden; bundelenbundle1[ bundl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bundel ⇒ bos; pak(ket); zenuw/spier/vezelbundel♦voorbeelden:1 bundle of joy • wolk van een kind, honneponhe's a bundle of nerves • hij is één bonk zenuwen————————bundle2〈 werkwoord〉1 bundelen ⇒ samenbinden/pakken/vouwen2 proppen ⇒ (weg)stouwen/stoppen, induwen/proppen♦voorbeelden:2 the terrorists bundled the banker into a car and drove away • de terroristen werkten de bankier hals over kop een auto in en reden weg -
10 faggot
n. homosexueel; takkenbos; bundel; houtjesfaggot1————————faggot2〈 zelfstandig naamwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 -
11 truss
n. steunbalk; bundel--------v. steunen; bindentruss1[ trus] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gebint ⇒ dakkap/spant————————truss2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 compressed file
samengedrukte bundel (geperste bundel (neemt minder plaats in bij het geheugen)) -
13 fascicled
adj. Bundel, in een bundel gebonden -
14 book
n. boek; notitieboek; bundel--------v. boeken; bespreken; noterenbook1[ boek]5 (schrijf)boek ⇒ schrift, blocnote♦voorbeelden:be always at one's books • altijd met zijn neus in de boeken zittenswear on the Book • de eed op de bijbel afleggen4 book of words • tekstboek, libretto7 make/keep (a) book • wedmakelen, bookmaker zijn¶ bring someone to book for something • iemand voor iets rekenschap laten afleggen; iemand zijn gerechte straf doen ondergaanclosed book • gesloten boekread someone like a book • iemand volkomen door hebben〈 informeel〉 throw the book (of rules) at someone • iemand maximum straf toebedelen; iemand de les lezenby the book • volgens het boekje/de voorschriftenin my book • volgens mij, mijns inziensII 〈meervoud; the〉1 de boeken ⇒ kasboek, kantoorboek, journaal2 boek ⇒ register, (leden)lijst♦voorbeelden:on the books • ingeschreven, lid¶ open the books • de boeken (her)openen, de intekening openstellen————————book21 een plaats bespreken ⇒ een kaartje nemen, reserveren♦voorbeelden:1 book through • een doorgaand reisbiljet/kaartje nemenbook for Australia • passage boeken naar AustraliëII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 boeken ⇒ reserveren, bestellen, engageren2 inschrijven ⇒ registreren, noteren♦voorbeelden:1 book a passage • passage/overtocht boekenbook someone through • iemand een doorgaand reisbiljet geven2 book an order • een bestelling noteren/opnemenbook the guests in • de gasten (in het register) inschrijven -
15 bunch
n. bos; groep--------v. samendringen; vouwenbunch1[ buntsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bos(je) ⇒ bundel, tros♦voorbeelden:a bunch of grapes • een tros(je) druivena bunch of keys • een sleutelbos————————bunch21 samendringen/drommen/hopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 samenballen/binden/bundelen -
16 compilation
n. verzameling; (in computers) compilatie, samenstelling, het samenstellen, verzamelen en vertalen van een computerprogramma uit originele broninstructies naar een hogere taal; kompilatie[ kompilleesjn]1 samenstelling ⇒ bundel(ing), verzameling -
17 fagot
-
18 package
n. pakket; verpakking--------v. inpakken, verpakkenpackage1[ pækidzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → package deal package deal/————————package2〈 werkwoord〉 -
19 parcel
n. pakje; pakket--------v. bundelen; verdelen; inpakken, verpakkenparcel1[ pa:sl]1 pak(je) ⇒ pakket, bundel2 perceel ⇒ lap/stuk grond♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉————————parcel2〈 werkwoord〉→ parcel out parcel out/ -
20 pencil
n. potlood--------v. schrijven met potloodpencil1[ pensl] 〈zelfstandig naamwoord; vaak attributief〉————————pencil2〈werkwoord; Brits-Engels pencilled〉3 in potlood (op/uit)schrijven♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Bündel — steht für: Bündel (Nachrichtentechnik), eine Gruppe von Kanälen in der Nachrichtentechnik Strahlenbündel, in der Optik eine Gruppe von Strahlen, die sich alle auf einen Punkt zu oder von ihm wegbewegen die vor, während und nach dem… … Deutsch Wikipedia
Bündel — Bündel, 1) etwas Zusammengebundenes; 2) so v.w. Bose; 3) (Weißg.), 12 Felle; 4) die Eingeweide nebst Milch u. Rogen eines Fisches, bes. der Karpfen; 5) so v.w. Felleisen … Pierer's Universal-Lexikon
Bündel — (Bund, Gebund), bestimmte Mengen einer Ware, so in Luxemburg 25 kg Gerbrinde, in Österreich früher 4 Pfund Baumwollengarn. Vgl. Pack … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Bündel — Bündel, s. Garn, Baumwollspinnerei, Bd. 1, S. 619 … Lexikon der gesamten Technik
Bündel — Bündel, Garnmaß, s. Bund … Kleines Konversations-Lexikon
Bündel — ↑Faszikel … Das große Fremdwörterbuch
Bündel — Strauß; Ballen; Bund; Konvolut; Knäuel * * * Bün|del [ bʏndl̩], das; s, : mehrere gleichartige, Vielzahl gleichartiger Dinge, die zu einem Ganzen zusammengebunden sind: ein Bündel Akten, Briefe; ein Bündel schmutziger Wäsche; ein Bündel trockenes … Universal-Lexikon
Bündel — Sein Bündel schnüren (packen, nehmen): abreisen, auf Wanderschaft gehen, auch verhüllend für: sich auf den Tod vorbereiten. Mit Bündel ist dabei ursprünglich das Paket mit den Habseligkeiten der Handwerksgesellen, besonders der Zimmerleute,… … Das Wörterbuch der Idiome
Bündel — 1. Wer das Bündel zu fest schnürt, dem reisst der Riemen. *2. Er ist mit einem blossen Bündel hergekommen. Arm, ohne alles Vermögen, und hat sich zu Ansehen und Wohlstand emporgearbeitet. Frz.: On l a vu venir à Paris avec des sabots. (Lendroy,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bündel — Bụ̈n·del das; s, ; 1 einzelne gleiche oder unterschiedliche Dinge, die zu einem Ganzen zusammengenommen oder zusammengebunden werden <ein Bündel Stroh, Briefe; etwas zu einem Bündel zusammenschnüren> 2 Math, Phys; mehrere Linien oder… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Bündel — Bund: Das auf das dt. und niederl. Sprachgebiet beschränkte Wort (mhd., mnd. bunt, niederl. bond) ist eine Bildung zu dem unter ↑ binden behandelten Verb und bedeutet eigentlich »Bindendes, Gebundenes«. Fachsprachlich bedeutet »Bund« »Fassreifen« … Das Herkunftswörterbuch