-
1 con man
-
2 spiv
n. handige jongen, scharrelaar, erd, profiteur; charlatan, zwendelaar, oplichter, zwarthandelaar[ spiv] 〈Brits-Engels; slang〉 -
3 swindler
-
4 confidence man
confidence man -
5 crook
-
6 fraudster
-
7 he is a self-confessed swindler
-
8 jobber
n. stukwerker; (effecten)handelaar; hoekman; zwendelaar[ dzjobbə] -
9 juggler
-
10 self-confessed
self-confessed♦voorbeelden: -
11 defrauder
n. bedrieger; zwendelaar -
12 spivvy
adj. Zwendelaar, charlatan; sierlijk, opgepoetst
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский