-
1 lécher
lécher [leesĵee]→ doigtv1) (af)likken2) lekken (langs) [vlammen]3) al te zorgvuldig afwerken [kunst] -
2 soigneux
soigneux [swaanjeu]1 zorgvuldig ⇒ zorgzaam, met zorg♦voorbeelden:être soigneux dans son travail • z'n werk met zorg doenêtre soigneux de • goed zorgen voor= soigneuse; adv1) zorgzaam2) zorgvuldig -
3 roulotter
-
4 attentif
attentif [aatãtief]1 oplettend ⇒ opmerkzaam, aandachtig2 attent ⇒ voorkomend, hoffelijk♦voorbeelden:= attentive; adj1) oplettend, aandachtig2) zorgvuldig -
5 consciencieux
consciencieux [kõsjãsjeu]1 nauwgezet ⇒ nauwkeurig, zorgvuldig= consciencieuse; adjnauwkeurig, gewetensvol, consciëntieus -
6 jalousement
jalousement [zĵaaloezmã]〈 bijwoord〉1 jaloers ⇒ vol naijver, afgunstigadv1) jaloers, afgunstig2) angstvallig -
7 manipuler
manipuler [maaniepuulee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (zorgvuldig) hanteren ⇒ behandelen, omgaan met♦voorbeelden:v1) proeven doen2) behandelen, omgaan (met)3) bewerken4) vervalsen -
8 méticuleux
méticuleux [meetiekuuleu]1 zorgvuldig ⇒ angstvallig, pietluttig= méticuleuse; adjangstvallig, uitermate nauwkeurig -
9 minutieux
-
10 mot
mot [moo]〈m.〉1 woord2 briefje♦voorbeelden:mot d'esprit • geestige opmerkingavoir le mot de la fin • het laatste woord hebbenmot d'ordre de grève • stakingsoproepmot de ralliement • wachtwoordmot vedette • trefwoordbon mot • geestig gezegdemot célèbre • beroemd gezegdeà mots couverts • in bedekte termenmots croisés • kruiswoordraadselje vais lui dire deux mots • ik ga eens een hartig woordje met hem sprekengros mot • vloekavoir des mots avec qn. • een woordenwisseling hebben met iemandavoir son mot à dire • recht van spreken hebbenavoir toujours le mot pour rire • van een grapje houdencompter ses mots • zorgvuldig sprekendire un (petit) mot • ook een woordje zeggendire, placer son mot • zijn zegje doen〈 spreekwoord〉 qui ne dit mot consent • wie zwijgt, stemt toeenlever à qn. les mots de la bouche • iemand de woorden uit de mond halenjouer sur les mots • woordspelingen makenne pas mâcher ses mots • er geen doekjes om winden, iets recht voor z'n raap zeggenmanger ses mots • zijn woorden inslikken, onduidelijk sprekense payer de mots • met holle frasen tevreden zijnpeser ses mots • zijn woorden wikken en wegenprendre qn. au mot • iemand aan zijn woord houdenne pas souffler mot de qc. • met geen woord over iets sprekenje lui en toucherai un mot • ik zal het er even met hem over hebbenà ces mots • bij die woordentraduction mot à mot • letterlijke vertalingen d'autres mots • met andere woordenen un mot • kortomen un mot comme en cent (en mille, en dix, en …) • om een lang verhaal kort te makenrapporter mot pour mot • letterlijk weergevensans mot dire • zonder iets te zeggenne pas savoir un traître mot • absoluut niets wetense donner le mot (de passe) • met elkaar afsprekentenir le mot de l'énigme • de oplossing van het raadsel gevonden hebbenau bas mot • op zijn minstm1) woord2) briefje -
11 polir
polir [pollier]1 polijsten ⇒ slijpen, (op)poetsen1 gepolijst, gladder worden♦voorbeelden:¶ se polir les ongles • zijn nagels doen, politoerensa rudesse se polira avec les ans • met de jaren zullen zijn manieren wel beter wordenv1) polijsten, poetsen2) bijschaven -
12 précieux
précieux [preesjeu]♦voorbeelden:métaux précieux • edele metalenobjets précieux • kostbaarhedenpierres précieuses • edelstenen= précieuse; adj1) kostbaar, waardevol2) gemaakt, geaffecteerd -
13 soigné
soigné [swaanjee]1 (wel)verzorgd ⇒ zorgvuldig, keurig♦voorbeelden:adj1) welverzorgd, netjes2) behoorlijk, flink -
14 tamis
-
15 compter ses mots
compter ses mots -
16 étudié
étudié [eetuudjee] -
17 fignoleur
fignoleur [fienjollur],fignoleuse [fienjolleuz]〈m., v.〉 -
18 fourbir
-
19 léchage
léchage [leesĵaazĵ]〈m.〉2 (het) al te zorgvuldig afwerken, bewerken 〈 van kunstwerk of literair werk〉♦voorbeelden:faire du léchage de vitrines • etalages bekijken -
20 passer au tamis
passer au tamis(uit)schiften, zorgvuldig uitzoeken
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Liebe — 1. Ade, Lieb , ich kann nicht weine, verlier ich dich, ich weiss noch eine. Auch in der Form: Adieu Lieb, ich kan nit weinen, wilt du nit, ich weiss schon einen. (Chaos, 60.) »Wenn dir dein Liebchen untreu war, musst du dich nur nicht gleich… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon