-
1 chétif
chétif [sĵeetief]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:1 enfant chétif • ziekelijk kind, bleekneusjeun chétif • zielepoot= chétive; adj1) zwak, ziekelijk2) karig, armzalig3) onbeduidend -
2 pathologique
pathologique [paatollozĵiek]3 abnormaal ⇒ afwijkend, ziekelijkadj1) pathologisch, ziektekundig2) pathologisch, ziekelijk3) abnormaal, afwijkend -
3 maladif
maladif [maalaadief]♦voorbeelden:= maladive; adjziekelijk, ongezond -
4 malsain
malsain [maalsẽ]2 schadelijk ⇒ gevaarlijk, verderfelijk♦voorbeelden:adj1) ongezond, ziekelijk2) gevaarlijk, schadelijk -
5 rabougri
rabougri [raaboegrie]1 verschrompeld ⇒ klein, niet uitgegroeid♦voorbeelden:adj1) verschrompeld, niet uitgegroeid -
6 hypertrophié
hypertrophié [iepertrofjee] -
7 enfant chétif
enfant chétifziekelijk kind, bleekneusje -
8 malingre
malingre [maalẽgr]♦voorbeelden: -
9 morbide
-
10 souffreteux
-
11 valétudinaire
valétudinaire [vaaleetuudiener]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 ziekelijk ⇒ sukkelend, met een zwakke gezondheid
См. также в других словарях:
ziekelijk — malengri … Woordenlijst Sranan