-
41 domicile
n. woonplaats, huis--------v. wonen, vestigendomicile1[ dommissajl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
42 locate
v. plaatsen; zetelen; vinden; koloniseren; bezetten[ lookeet]1 zich vestigen ⇒ gaan wonen, een zaak opzetten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 the estate was located on the bank of a river • het landgoed was gelegen aan de oever van een rivier -
43 поселяться
v1) gener. intrekken, zich neerzetten, zich domicilieren, zich vestigen2) liter. zijn tenten opslaan -
44 ansiedeln
ansiedeln♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
45 put down roots
zich vestigen, zich thuis gaan voelen -
46 taking root
wortel schieten; zich vestigen, zich thuis gaan voelen -
47 repérer
-
48 évidence
évidence [eeviedãs]〈v.〉1 klaarblijkelijkheid ⇒ duidelijkheid, zekerheid♦voorbeelden:se rendre à l'évidence • zich buigen voor de feitende toute évidence • vanzelfsprekenden évidence • duidelijk zichtbaarse mettre en évidence • de aandacht op zich vestigen -
49 neerzetten
2 [dramaturgie] camper♦voorbeelden:kijk uit waar je je voeten neerzet • regarde où tu mets les piedskrachtig neerzetten • typer -
50 zuziehen
zuziehen1 komen wonen, zich vestigenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dichttrekken, sluiten3 erbij halen, te rade gaan4 oplopen, zich op de hals, het lijf halen♦voorbeelden: -
51 anchor
n. anker; omroeper van uitzending; schuilplaats; veilige plaats--------v. ankeren; verankerenanchor1[ ængkə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 anker2 steun ⇒ toeverlaat, toevlucht♦voorbeelden:1 cast/drop the anchor • het anker (uit)werpen/vieren/neerlatencome to anchor • voor anker komen/gaanlie/be/ride at anchor • voor/ten anker liggenweigh anchor • het anker lichtenat anchor • voor anker————————anchor2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
52 hang out/hang up/put up one's shingle
hang out/hang up/put up one's shinglezich vestigen als arts enz.English-Dutch dictionary > hang out/hang up/put up one's shingle
-
53 shingle
-
54 setting up
het zich vestigen; het vaststellen; het opzetten -
55 settling down
het aannemen van een vaste betrekking; het gewend raken; het stabiel worden (v. weer); het minder worden; het zich vestigen -
56 domicile
domicile [dommiesiel]〈m.〉♦voorbeelden:élire domicile • zich vestigenlivrer à domicile • thuisbezorgentravailler à domicile • thuiswerk verrichtenêtre sans domicile • geen vaste verblijfplaats hebben -
57 fixation
fixation [fieksaasjõ]〈v.〉1 bevestiging ⇒ (het) vasthechten, (het) vastmaken4 vaststelling ⇒ bepaling, vastlegging♦voorbeelden: -
58 se faire repérer
se faire repérerde aandacht op zich vestigen, betrapt worden -
59 se mettre en évidence
se mettre en évidence -
60 élire domicile
élire domicile
См. также в других словарях:
Literatura de Surinam — La literatura de Surinam comprende las expresiones literarias orales y escritas del país suramericano de Surinam. Contenido 1 Literatura escrita 1.1 Siglos XVI y XVII 1.2 1700 1775 … Wikipedia Español
Ligue nationale flamande — Traduction à relire Vlaams Nationaal Verbond → … Wikipédia en Français