-
1 zich verzekeren van
v. make sure of -
2 zich verzekeren van
• to obtain• to procure• to secureNederlands-Engels Technisch Woordenboek > zich verzekeren van
-
3 verzekeren
2 [bevestigen, garanderen] guarantee, assure3 [assureren] insure ⇒ 〈Brits-Engels ook; voornamelijk levensverzekering〉 assure, 〈 voornamelijk zeeverzekering〉 underwrite♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich verzekeren〉♦voorbeelden:zich van een goede plaats verzekeren • secure a good place (for oneself) -
4 verzekeren
1 [algemeen] assurer♦voorbeelden:de rust van een land verzekeren • assurer la tranquillité d'un payszich verzekeren (tegen) • s'assurer (contre)iemand van iets verzekeren • assurer qn. de qc.ik ben voor ƒ 100.000,- verzekerd • je suis assuré jusqu'à concurrence de 100.000 florinsde advocaat verzekerde zijn cliënt dat … • l'avocat assura à son client que …ik verzeker u dat er goed voor gezorgd zal worden • je vous garantis qu'on s'en occupera bienII 〈wederkerend werkwoord; zich verzekeren〉1 [voor zijn gebruik verwerven] s'assurer (de qc.)♦voorbeelden: -
5 zich van een goede plaats verzekeren
zich van een goede plaats verzekerenDeens-Russisch woordenboek > zich van een goede plaats verzekeren
-
6 zich van een goede plaats verzekeren
zich van een goede plaats verzekerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich van een goede plaats verzekeren
-
7 zich van iemands medewerking verzekeren
zich van iemands medewerking verzekerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich van iemands medewerking verzekeren
-
8 zich van iemands steun verzekeren
zich van iemands steun verzekerenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich van iemands steun verzekeren
-
9 zich van verzekeren
гл.общ. (iem.) арестовать (кого-л.), (iets) обеспечить за собой что-либо -
10 make sure
zich verzekeren van -
11 assurer
assurer [aasuuree]3 waarborgen ⇒ veilig, zeker stellen, zorgen voor4 belast zijn met ⇒ de verantwoordelijkheid hebben voor, waarnemen♦voorbeelden:4 assurer une permanence • dag en nacht open zijn, de dienst waarnemenassurer son service • dienst doen, hebbenassurer une rente à qn. • iemand een jaargeld toekennen♦voorbeelden:s'assurer (de) qc. • zich van iets verzekeren, zich iets verschaffen1. v1) verzekeren (van, tegen)2) waarborgen, veilig/zeker stellen2. s'assurerv -
12 versichern
versichern2 verzekeren van ⇒ beloven, toezeggen1 〈 met 2e naamval〉zich verzekeren van, zich vergewissen van -
13 pull
n. trekken; invloed; aankomst; lezen (in druk); handvat (om te trekken)--------v. trekken; slepen; eruit trekken; aanspannen; scheurenpull1[ poel]4 (trek)knop ⇒ trekker, handvat♦voorbeelden:a long pull across the hills • een hele klim over de heuvels♦voorbeelden:2 have a pull on someone • invloed/macht over iemand hebben♦voorbeelden:————————pull21 trekken ⇒ getrokken worden, plukken, rukken4 bewegen♦voorbeelden:this table pulls apart easily • deze tafel gaat gemakkelijk uit elkaarpull at/on a pipe • aan een pijp trekken3 the bus pulled away • de bus reed weg/trok opthe car pulled ahead of us • de auto ging voor ons rijdenthe car pulled alongside ours • de auto kwam naast de onze rijden, de auto stopte naast de onzepull for the shore • naar de kust varenthe train pulled into Bristol • de trein liep Bristol binnen→ pull back pull back/, pull in pull in/, pull off pull off/, pull out pull out/, pull over pull over/, pull round pull round/, pull through pull through/, pull together pull together/, pull up pull up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trekken (aan) ⇒ (uit)rukken, naar zich toetrekken; uit de grond trekken; tappen; zich verzekeren van, (eruit) halen♦voorbeelden:pull a chair up to the table • een stoel bijschuiven (aan tafel)pull customers • klandizie trekkenhe pulled a gun on her • hij richtte een geweer op haarpull a tooth • een kies trekkenpull votes • stemmen trekken/winnenhe pulled on his shirt • hij trok zijn overhemd aanthe current pulled him under • de stroming sleurde hem mee2 what's this man trying to pull? • wat probeert deze man me te leveren?→ pull back pull back/, pull down pull down/, pull in pull in/, pull off pull off/, pull out pull out/, pull over pull over/, pull round pull round/, pull through pull through/, pull together pull together/, pull up pull up/ -
14 vergewissern
vergewissern, sich♦voorbeelden:1 〈 met 2e naamval〉 sich der Sympathie eines anderen vergewissern • zich verzekeren van de sympathie van een ander -
15 to secure
bevestigenvastmakenverzekerenzekerenzich verzekeren van -
16 sichern
sichernII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beveiligen ⇒ afsluiten, op slot doen2 garanderen, verzekeren, waarborgen ⇒ veilig stellen3 bezorgen, reserveren, zich verzekeren van♦voorbeelden:2 gesicherte Arbeitsplätze • gegarandeerde, vaste arbeidsplaatsenstatistisch gesichert • statistisch gestaafd5 Beweismaterial sichern • bewijsmateriaal vaststellen, verzamelen -
17 tailler
tailler [taajee]1 snijden♦voorbeelden:1 tailler dans le vif • in het vlees snijden, het mes erin zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ bavette1 zich toe-eigenen ⇒ zich verzekeren van, zich verwerven♦voorbeelden:2 taille-toi! • smeer 'm!v1) (uit)snijden2) snoeien3) slijpen4) houwen5) uitknippen -
18 nail
n. spijker; nagel; nail (lengtemaat van vroeger)--------v. spijkeren; nagelen; vangen (van een crimineel enz.); openbaar betrappennail1[ neel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 nagel2 spijker♦voorbeelden:pay on the nail • contant betalen————————nail2〈 werkwoord〉2 vastnagelen ⇒ vastleggen/zetten♦voorbeelden:he nailed the source of the rumours • hij wist te achterhalen wie de geruchten had verspreid -
19 sich der Sympathie eines anderen vergewissern
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > sich der Sympathie eines anderen vergewissern
-
20 to obtain
verkrijgenzich verzekeren van
- 1
- 2