-
1 zachtmoedigheid
→ link=zachtzinnigheid zachtzinnigheid -
2 zachtmoedigheid
христ. balminess, gentleness, leniency, meekness, mildnes, кротость -
3 zachtmoedigheid
n. meekness -
4 douceur
douceur [doesur]〈v.〉4 genot ⇒ (het) aangename, heerlijkheid5 zachtheid ⇒ vriendelijkheid, zachtmoedigheid♦voorbeelden:3 en douceur • in alle rust, zachtjesatterrissage en douceur • zachte landings'éclipser en douceur • zonder opzien te baren ervandoor gaanelle est d'une douceur angélique • zij is engelachtigc'est la douceur même • hij, zij is de zachtmoedigheid zelveemployer la douceur • iets met zachte hand proberen te doenprendre qn. par la douceur • iemand zachtjes aanpakken1. f1) zoetheid2) zachtheid, mildheid3) rust, kalmte4) genot, heerlijkheid2. douceursf pl -
5 balminess
christ. zachtmoedigheid -
6 gentleness
christ. zachtmoedigheid -
7 leniency
christ. zachtmoedigheid -
8 meekness
christ. zachtmoedigheid -
9 mildnes
christ. zachtmoedigheid -
10 кротость
-
11 meekness
n. bescheidenheid, zachtmoedigheid -
12 clémence
clémence [kleemãs]〈v.〉f -
13 c'est la douceur même
c'est la douceur mêmehij, zij is de zachtmoedigheid zelve -
14 douceur de caractère
douceur de caractère -
15 mansuétude
-
16 balminess
christ. zachtmoedigheid -
17 gentleness
christ. zachtmoedigheid -
18 leniency
christ. zachtmoedigheid -
19 meekness
christ. zachtmoedigheid -
20 mildnes
christ. zachtmoedigheid
Страницы
- 1
- 2