-
1 wore
-
2 wore a helmet
droeg een helm (droeg een veiligheidshelm) -
3 wore him out
maakte hem afgemat, liet hem hard werken -
4 wore phylacteries
legde gebedsriemen om (volvoerde de geboden om gebedsriemen aan te leggen, om arm en hoofd gewonden tijdens het morgengebed)) -
5 wore thin
werd dun, sleet af, nam af -
6 he wore his (Sunday) best
hij had zijn beste/zondagse kleren aan -
7 he wore his hat at a tilt
he wore his hat at a tilt -
8 his patience wore out
-
9 she wore rimless specs
-
10 the girl wore her hat at a rakish angle
English-Dutch dictionary > the girl wore her hat at a rakish angle
-
11 the meeting wore on
the meeting wore on -
12 the novelty soon wore off
het nieuwe/vreemde was er al gauw af -
13 the paint soon wore off
-
14 underneath his coat he wore a suit
English-Dutch dictionary > underneath his coat he wore a suit
-
15 wear
n. dracht; het gedragen worden; kledingstuk; kleding; lompen; slijtage; sterkte--------v. aanhebben, dragen; uitgaan; volhouden; uitdragenwear1[ weər] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 slijtage♦voorbeelden:→ worse worse/————————wear2♦voorbeelden:the week wears to its end • de week loopt (langzaam) ten einde1 verslijten ⇒ (af)slijten, uitslijten♦voorbeelden:you've worn holes in your elbows • je ellebogen zijn versleten/door♦voorbeelden:wear a smile • glimlachen4 they won't wear it • zij nemen/pikken het niet (langer) -
16 best
adj. beste--------adv. op zijn best--------n. best; feestkleding, uitgaanskleding--------v. winnen, de overhand hebben, overtreffenbest1[ best] 〈zelfstandig naamwoord; meestal the〉1 (de/het) beste2 beste kleren ⇒ beste/zondagse pak, paasbest♦voorbeelden:with the best of intentions • met de beste bedoelingento the best of my knowledge (and belief) • voor zover ik weet(have) the best of both worlds • het beste/gunstigste van twee dingen (combineren)bring out the best in someone • het beste in iemand doen uitkomendo/try one's (very) best • z'n (uiterste) best doenlook one's best • er uitstekend uitzienmake the best of • het beste maken vanbest of all • het beste/leukste (van alles/allemaal)the best of it • het beste/mooiste van alI am not at my best on Monday mornings • ik ben 's maandagsmorgens niet op mijn best(even) at the best of times • (zelfs) onder de gunstigste omstandighedenhe can still play golf with the best • bij het golfen staat hij z'n mannetje nogall the best! • het beste!2 he wore his (Sunday) best • hij had zijn beste/zondagse kleren aan¶ get/have the best of someone • iemand te slim/vlug af zijn, het winnen van iemandget/have the best of it • de overhand krijgen/hebbengive of one's best • zijn uiterste best doensix of the best • stokslagen, met de latit is (all) for the best • het komt allemaal wel goed→ bad bad/————————best2〈bijvoeglijk naamwoord; overtreffende trap van good〉1 best♦voorbeelden:1 best bib and tucker • beste pak, mooiste klerenplay one's best card • zijn hoogste/beste troeven uitspelenput one's best foot forward • zijn beste beentje voorzettenput one's best leg foremost • zich haastenthe best part (of) • het merendeel/grootste deel (van)————————best3〈bijwoord; overtreffende trap van well〉2 meest♦voorbeelden:you'd best go home • je zou 't beste naar huis kunnen gaanbest before • ten minste houdbaar totas best one can/may • zo goed en zo kwaad als men kanlike/love best • het meest houden van -
17 novelty
n. nieuwigheidje, (modieus) nieuwtje; nieuws, iets onbekends[ novltie] 〈meervoud: novelties〉2 nieuwigheid ⇒ nieuws, iets onbekends♦voorbeelden:2 the novelty soon wore off • het nieuwe/vreemde was er al gauw afthat was no novelty to me • dat was niets nieuws voor mij -
18 rakish
adj. losbandig; zwierig[ reekis] 〈 rakishness〉♦voorbeelden:2 the girl wore her hat at a rakish angle • het meisje droeg haar hoedje vlotjes schuin op het hoofd -
19 rimless
adj. randloos[ rimləs]♦voorbeelden: -
20 tilt
n. daling; buiging; aanslag; aanval; steekspel (tussen twee ridders); gevecht tussen twee ridders te paard die elkaar van het paard moeten werpen met een lans schuine stand; steekspel--------v. overhellen, scheef/schuin/op zijn kant staan; hellen veroorzaken; een wedstrijd houden in steekspeltilt1[ tilt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ full full/————————tilt21 scheef/schuin/op zijn kant staan ⇒ (over)hellen2 op en neer gaan ⇒ wiegelen, schommelen♦voorbeelden:1 tilt over • wippen, kantelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheef/schuin houden/zetten ⇒ doen (over)hellen, kantelen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Wore — Wore, imp. of {Ware}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Wore — Wore, imp. of {Wear}. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
wore — [wo: US wo:r] the past tense of ↑wear 1 … Dictionary of contemporary English
wore — the past tense of wear1 … Usage of the words and phrases in modern English
wore — modern past tense form of WEAR (Cf. wear) (v.) … Etymology dictionary
wore — [wôr] vt., vi. pt. of WEAR1 … English World dictionary
Wore — Wear Wear, v. t. [imp. {Wore} (w[=o]r); p. p. {Worn} (w[=o]rn); p. pr. & vb. n. {Wearing}. Before the 15th century wear was a weak verb, the imp. & p. p. being {Weared}.] [OE. weren, werien, AS. werian to carry, to wear, as arms or clothes; akin… … The Collaborative International Dictionary of English
wore — [[t]wɔ͟ː(r)[/t]] Wore is the past tense of wear … English dictionary
Wöre — Baske Wöre holt den Mann vun r Döre. – Eichwald, 2081 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wore-Atu — Wore Atu, Götterhaus bei den Neuseeländern … Pierer's Universal-Lexikon
wore a helmet — wore protective gear on his head in case of an accident … English contemporary dictionary