-
1 exubérance
exubérance [egzuubeerãs]〈v.〉2 uitbundigheid ⇒ uitgelatenheid, opgewondenheid♦voorbeelden:f1) overvloed -
2 mer
mer [mer]〈v.〉♦voorbeelden:mer de mots • woordenvloedla mer du Nord • de Noordzeemer de sable • woestijnla mer est basse, haute • het is laag, hoog waterhaute, pleine mer • volle, open zeemettre un bateau à la mer • met een schip zee kiezentenir la mer • op zee varenc'est la mer à boire • dat is onbegonnen werkce n'est pas la mer à boire • het is niet zo vreselijk moeilijkf -
3 verbiage
-
4 bavardage
bavardage [baavaardaazĵ]〈m.〉1 gepraat ⇒ gebabbel, geklets3 roddelpraat ⇒ geklets, kletspraat♦voorbeelden: -
5 exubérance de paroles
exubérance de paroles -
6 faconde
-
7 flux
flux [fluu]〈m.〉1 stroom2 vloed ⇒ stroming, stromende massa♦voorbeelden:2 flux de paroles • radheid van tong, woordenvloedflux et reflux • eb en vloedflux menstruel • menstruele bloeding -
8 flux de paroles
flux de parolesradheid van tong, woordenvloed -
9 logorrhée
logorrhée [logorree]〈v.〉 -
10 mer de mots
mer de mots
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский