-
1 délirant
délirant [deelierã]2 uitbundig ⇒ uitgelaten, buitensporig3 ijlend♦voorbeelden:joie délirante • dolle vreugdeadj1) krankzinnig, gek2) uitgelaten, uitbundig3) ijlend -
2 exubérant
-
3 frénétique
-
4 expansif
expansif [ekspãsief]1 open(hartig) ⇒ mededeelzaam, extravert, uitbundig♦voorbeelden:= expansive; adjopenhartig, extravert -
5 exubérance
exubérance [egzuubeerãs]〈v.〉2 uitbundigheid ⇒ uitgelatenheid, opgewondenheid♦voorbeelden:f1) overvloed -
6 frénétiquement
-
7 applaudissements frénétiques
applaudissements frénétiquesDictionnaire français-néerlandais > applaudissements frénétiques
-
8 avec exubérance
avec exubérance -
9 débordant
débordant [deebordã]1 uitbundig ⇒ overweldigend, overstelpend♦voorbeelden:être débordant d'activité • vol activiteit zijn
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский